ECLI:NL:RBMNE:2023:1427

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
16/003959-22; 16/002369-22 (gev. ttz) en 18/264770-21 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf en tbs-maatregel voor bedreiging, diefstal en oplichting met psychische stoornissen als factor

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 maart 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, diefstal en oplichting. De verdachte, geboren in 1993, is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard vanwege schizofrenie en andere psychische stoornissen. De rechtbank heeft op basis van de feiten en de psychische toestand van de verdachte besloten tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en heeft daarnaast een tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd. De feiten die aan de verdachte zijn ten laste gelegd, omvatten onder andere het bedreigen van een medewerker van een boekenwinkel met een mes, het stelen en vernielen van boeken, en het plegen van diefstallen en oplichting bij verschillende winkels in Hilversum en Groningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een langdurig zorgkader nodig heeft en dat hij in een klinische setting behandeld moet worden om het recidivegevaar te verminderen. De rechtbank heeft de tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd, omdat de verdachte openstaat voor hulp en behandeling. De voorwaarden omvatten onder andere het meewerken aan reclasseringstoezicht, het naleven van een drugsverbod, en het zich laten opnemen in een forensische psychiatrische kliniek. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar is, zodat de verdachte direct na zijn detentie kan worden opgenomen in een kliniek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/003959-22; 16/002369-22 (gev. ttz) en 18/264770-21 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd te [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 7 december 2022, waarna op 21 december 2022 een tussenvonnis is gewezen en het onderzoek is heropend teneinde onderzoek te laten verrichten naar het verlenen van een civielrechtelijke zorgmachtiging en een maatregelenrapport te laten opstellen, zodat de rechtbank kon worden ingelicht over de mogelijkheden van het opleggen van voorwaarden bij een maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met voorwaarden en van een zorgmaatregel. De inhoudelijke behandeling is hervat op 17 maart 2023.
De rechtbank heeft op 7 december 2022 kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de deskundige A.E. Grochowska, psychiater, naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft op 17 maart 2023 kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.J. Jager, advocaat te Utrecht waarnemend voor mr. A. Boumanjal, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
16/003959-22
op 5 januari 2022 in Hilversum [slachtoffer] heeft bedreigd;
16/002369-22
feit 1
op 3 januari 2022 in Hilversum bij de [boekwinkel] een boek heeft gestolen;
feit 2
op 3 januari 2022 in Hilversum een boek heeft vernield;
18/264770-21
feit 1
op 1 oktober 2021 in Groningen bij de [drogist] heeft gestolen;
feit 2
op 1 oktober 2021 in Groningen de [drogist] heeft opgelicht;
feit 3
op 1 oktober 2021 in Groningen bij de [supermarkt] heeft gestolen;
feit 4
op 1 oktober 2021 in Groningen de [supermarkt] heeft opgelicht.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.003959.22, 16/002369-22 en 18/264770-21 ten laste gelegde feiten respectievelijk als feit 1, de feiten 2 en 3 en de feiten 4 tot en met 7.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 7 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van de feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor het onder 1 ten laste gelegde feit
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft bekend [slachtoffer] te hebben bedreigd en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen die zijn gevoegd bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0900-2022005093, opgemaakt door [verbalisant 1] , brigadier van politie Midden-Nederland, en gesloten op 6 januari 2022:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal aangifte, nummer PL0900-2022005093-6, opgemaakt door [verbalisant 2] , buitengewoon opsporingsambtenaar bij politie Midden-Nederland, en gesloten op 5 januari 2022, houdende een verklaring van [slachtoffer]
(
pagina’s 1 en 2);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenmet fotobijlage, nummer PL0900-2022005093-2, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , hoofdagent en aspirant bij politie Midden-Nederland, houdende een verklaring van deze verbalisanten of één van hen
(
pagina’s 10 tot en met 12);
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 7 december 2022.
Bewijsmiddelen voor de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft bekend een boek bij de [boekwinkel] te hebben gestolen en vernield en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen die zijn gevoegd bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0900-2022003146, opgemaakt door [verbalisant 1] voornoemd, en gesloten op 6 januari 2022:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal aangifte, nummer PL0900-2022003146-3, opgemaakt door [verbalisant 5] , aspirant bij politie Midden-Nederland, en gesloten op 3 januari 2022, houdende een verklaring van [aangever 1] namens [boekwinkel] te Hilversum
(
pagina’s 1 tot en met 3);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0900-2022003146-11, opgemaakt door [verbalisant 6] , brigadier bij politie Midden-Nederland, houdende een verklaring van deze verbalisant met betrekking tot de beschikbare camerabeelden
(
pagina 20);
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 7 december 2022.
Bewijsmiddelen voor de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft bekend goederen bij [drogist] te hebben gestolen en [drogist] te hebben opgelicht en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen die zijn gevoegd bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0100-2021268716, opgemaakt door [verbalisant 7] , hoofdagent van politie Noord-Nederland, en gesloten op 1 oktober 2021:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal aangiftemet kassabonnen, een bijlage goederen en een aangifteformulier winkeldiefstal, nummer PL0100-2021268450-2, opgemaakt door [verbalisant 8] , hoofdagent bij politie Noord-Nederland, en gesloten op 1 oktober 2021, houdende een verklaring van [aangever 2] namens [drogist] te Groningen
(
digitale paginanummers 15 tot en met 21);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0100-2021268450-3, opgemaakt door [verbalisant 8] voornoemd, houdende een verklaring van deze verbalisant met betrekking tot de beschikbare camerabeelden
(
digitale paginanummer 22);
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 7 december 2022.
Bewijsmiddelen voor de onder 6 en 7 ten laste gelegde feiten
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft bekend goederen bij [supermarkt] te hebben gestolen en [supermarkt] te hebben opgelicht en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen die zijn gevoegd bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0100-2021268716, opgemaakt door [verbalisant 7] voornoemd, en gesloten op 1 oktober 2021:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal aangiftemet een kassabon, een bijlage goederen en een Landelijk aangifteformulier winkeldiefstal, nummer PL0100-2021268428-4, opgemaakt door [verbalisant 9] , aspirant bij de Landelijke Eenheid, en gesloten op 1 oktober 2021, houdende een verklaring van [aangever 3] namens [supermarkt] te Groningen
(
digitale paginanummers 3 tot en met 8);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0100-2021268428-6, opgemaakt door [verbalisant 9] voornoemd, houdende een verklaring van deze verbalisant met betrekking tot de beschikbare camerabeelden
(
digitale paginanummer 14);
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 7 december 2022.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 5 januari 2022 te Hilversum [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door
- met een mes de [boekwinkel] (alwaar die [slachtoffer] werkzaam is) in te lopen en dat mes te tonen en met dat mes een stekende bewegingen te maken en
- daarbij te zeggen "dat mag niet, dat kon niet en dit is je laatste kans";
feit 2
op 3 januari 2022 te Hilversum een boek ("ik ga leven" van Lale Gül), toebehorende aan [boekwinkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3
op 3 januari 2022 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een boek ("ik ga leven" van Lale Gül), toebehorende aan [boekwinkel] , heeft vernield;
feit 4
op 1 oktober 2021 te Groningen een kappersschaar en wasmiddelpods, toebehorende aan de [drogist] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 5
op 1 oktober 2021 te Groningen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door listige kunstgrepen (een medewerker van) de [drogist] heeft bewogen tot de afgifte een geldbedrag van 16,98 euro door eerder die dag gestolen goederen bij die [drogist] retour aan te bieden en daarbij gebruik te maken van een gevonden kassabon, althans een kassabon die hij niet verkregen had door de aanschaf van de retour aangeboden producten;
feit 6
op 1 oktober 2021 te Groningen drie doosjes thee en twee flessen cola, toebehorende aan de [supermarkt] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 7
op 1 oktober 2021 te Groningen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door listige kunstgrepen (een medewerker van) de [supermarkt] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 5,73 euro door eerder die dag gestolen goederen bij die [supermarkt] retour aan te bieden en daar bij gebruik te maken van een gevonden kassabon, althans een kassabon die hij niet verkregen had door de aanschaf van de retour aangeboden producten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 tot en met 7 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feiten 2, 4 en 6:
telkens diefstal;
Feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Feiten 5 en 7:
telkens oplichting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op de zitting van 7 december 2022 gevorderd dat de rechtbank verdachte voor alle feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging) wordt opgelegd die niet gemaximeerd is in duur. De officier van justitie heeft verwezen naar de conclusie uit de rapportages die zijn opgesteld door de psychiater en de psycholoog. In deze rapportages werd geadviseerd om de tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. De officier van justitie ziet daar echter geen mogelijkheid toe gelet op het verleden van verdachte, waarin verschillende hulpverleningstrajecten zijn mislukt. Verdachte heeft wisselende inzet voor begeleidingstrajecten laten zien en hij houdt zich niet aan gemaakte afspraken, aldus de officier van justitie. Ter zitting van 7 december 2022 heeft verdachte zelfs nog verklaard dat hij cocaïne wil gebruiken en dat hij weg zal lopen bij een hulpverleningsinstantie als de regels hem niet bevallen. Gelet daarop acht de officier van justitie een tbs-maatregel met voorwaarden niet mogelijk.
Op de zitting van 17 maart 2023 heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de vordering op 7 december 2022. De officier van justitie heeft aanvullend aangevoerd dat oplegging van een zorgmachtiging, aan verdachte geen kansrijk perspectief biedt op enige effectieve behandeling en hiervoor verwezen naar de bevindingen van de geneesheer-directeur van 3 februari 2023.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de straf heeft de raadsman op de zitting van 7 december 2022 primair verzocht om aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, zoals opname in een kliniek, het meewerken aan behandeling, het houden aan de aanwijzingen van de reclassering, een verbod op het gebruik van drugs en het innemen van medicatie. Verdachte wil graag hulp krijgen. Er wordt volgens de raadsman niet voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voor oplegging van de tbs-maatregel. In de drie jaren dat hij geen behandeling heeft ontvangen, hebben zich geen incidenten voorgedaan en de geuite bedreiging is bovendien niet dermate ernstig dat dit een tbs-maatregel met dwangverpleging rechtvaardigt. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de strafzaak te heropenen en de officier van justitie opdracht te geven onderzoek te laten doen naar de mogelijkheid van een zorgmachtiging. Verdachte heeft eerder deze zorg gehad en dat verliep goed. Het ging mis op het moment dat de zorg werd afgeschaald.
Ter terechtzitting op 17 maart 2023 heeft de verdediging de rechtbank verzocht om aansluiting te zoeken bij het advies van de reclassering en aan verdachte de tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Oplegging van een (ongemaximeerde) tbs-maatregel met dwangverpleging is niet passend, omdat oplegging van deze maatregel als een ultimum remedium dient te gelden. Mocht de rechtbank overgaan tot oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden, dan heeft de verdediging verzocht de formulering van de in het reclasseringsadvies genoemde aanvullende voorwaarde met betrekking tot de volledige onthouding van verdovende middelen te wijzigen. Nu het ontwennen van verdovende middelen vaak gepaard gaat met vallen en opstaan, zou de voorwaarde kunnen worden gewijzigd in die zin dat verdachte mee dient te werken aan de behandeling van zijn middelenverslaving. Het incidenteel overtreden van deze voorwaarde zou in dat geval niet gelijk leiden tot een omzetting van de tbs-maatregel met voorwaarden in de tbs-maatregel met dwangverpleging, aldus de verdediging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 5 januari 2022 schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstallen, oplichting en vernieling. Verdachte heeft geen respect getoond voor andermans eigendommen. Verdachte veroorzaakt met zijn gedrag overlast en financiële schade voor ondernemers. Daarnaast heeft verdachte een medewerker van een winkel met een mes bedreigd. Het spreekt voor zich dat dit voorval voor het slachtoffer een beangstigende ervaring is geweest. Uit de aangifte volgt dat het slachtoffer bang was dat verdachte hem daadwerkelijk met het mes zou neersteken. Verdachte heeft door middel van dit handelen voor aangever een onveilige situatie gecreëerd op zijn werkplek, een plek die veilig zou moeten zijn.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
  • een de verdachte betreffend
  • een
  • een
  • een
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte vele malen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, waaronder bedreiging, vernieling en (gekwalificeerde) diefstal. In 2017 is verdachte onder andere wegens twee bedreigingen en een gekwalificeerde diefstal veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
In het rapport van de deskundigen Grochowska en Ten Berge en de daarop door deskundige Grochowska ter zitting van 7 december 2022 gegeven toelichting blijkt het volgende. Verdachte lijdt aan psychische stoornissen, te weten schizofrenie en (ongespecificeerde) stoornissen in het gebruik van cocaïne, cannabis en alcohol. Deze psychische stoornissen waren volgens de deskundigen aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en beïnvloedden toen de gedragskeuzes en -gedragingen van verdachte. Verdachte was, waarschijnlijk door zijn middelengebruik, wisselende medicatiegebruik en psychosociale stressfactoren, al enkele weken psychotisch ontregeld. Door zijn psychotische pathologie (wanen, hallucinaties en chaotisch gedrag), in combinatie met agitatie, was zijn beoordelend vermogen aangetast en was verdachte niet goed in staat om de gevolgen van zijn handelen te overzien. Daarnaast
speelden niet-pathologische factoren mogelijk ook een rol. Verdachte heeft gehandeld vanuit zijn eigen motieven die geduid worden als ‘cry for help’. Geadviseerd wordt het tenlastegelegde in (mogelijk sterk) verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Met betrekking tot het risico op recidive wordt door de deskundigen overwogen dat verdachte vanuit zijn psychose vrij ernstige uitspraken heeft gedaan en dat er nauwelijks beschermende factoren aanwezig zijn. Het risico op soortgelijke strafbare feiten wordt (onbehandeld) op hoog ingeschat, waarbij de kans op escalatie aanwezig is. Met betrekking tot de kans op gewelddadig extremisme wordt gesteld dat verdachte zich niet duidelijk lijkt te willen aansluiten bij derden, maar dat hij door anderen wel in zijn gedrag wordt beïnvloed of zelfs gedrag van anderen lijkt te kopiëren. Vanwege de psychotische problematiek van verdachte kan het risico op toekomstig extremistisch geweld niet goed worden beoordeeld. Bij bewezenverklaring wordt door de deskundigen oplegging van een tbs-maatregel geadviseerd. Verdachte heeft, gelet op de hardnekkigheid van zijn afhankelijkheid van middelen, de aard van zijn psychotische belevingen, gedragsproblemen en een zekere ontvankelijkheid voor radicale ideeën, een langdurig zorgkader nodig. Verdachte gedijt het beste binnen een stabiele omgeving met duidelijke grenzen en regels. Geadviseerd wordt om een klinische start te maken om de toestand van verdachte verder te stabiliseren en stapsgewijs te resocialiseren vanuit de kliniek (FPA of FPK). Het doel van de behandeling is om een duurzaam hulpverleningsnetwerk op te bouwen. Verdachte heeft redelijk goed gefunctioneerd binnen de voorwaardelijke ISD-maatregel en de verwachting is dat hij, ondanks zijn wisselende onderzoekshouding, aan het voorgestelde traject gaat meewerken. Oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging wordt niet noodzakelijk geacht, omdat verdachte openstaat voor de geboden hulp. Oplegging van bijzondere voorwaarden gekoppeld aan een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf wordt vanwege de complexiteit van de psychische problematiek van verdachte en de duur van de voorwaarden niet passend geacht. Ten slotte wordt geen zorgmachtiging geadviseerd omdat de forensische expertise binnen de reguliere GGZ niet toereikend is om het recidivegevaar terug te dringen en vanwege het chronische karakter van de problemen van verdachte.
Deskundige Henselmans heeft bij het schrijven 3 februari 2023 onder meer een medische verklaring ten behoeve van de voorbereiding van een zorgmachtiging overgelegd. Hierin komt naar voren dat verdachte zorg nodig heeft, maar dat niet is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Dit is gelegen in het feit dat de zorg niet doelmatig en veilig kan worden uitgevoerd binnen de reguliere GGZ en verplichte zorg niet doelmatig zal zijn om het ernstig nadeel weg te nemen. De forensische expertise binnen de reguliere GGZ is niet toereikend om het recidivegevaar terug te dringen.
Uit het reclasseringsadvies van 7 maart 2023 volgt dat verdachte sinds 2012, zowel ten aanzien van werkstraffen als tijdens reclasseringstoezichten, grotendeels onvoldoende heeft meegewerkt met de reclassering. Verdachte heeft wel zijn medewerking verleend gedurende de extramurale fase van de aan hem opgelegde ISD-maatregel. Hoewel de medewerking met de Pro Justitia rapporteurs en de reclassering wisselend is geweest, is verdachte de laatste tijd coöperatiever en toont hij enig zelfinzicht. Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat. Gelet op het voorgaande denkt de reclassering dat een ambulant kader de risico’s onvoldoende kan beperken. Een reclasseringstoezicht binnen een drangkader wordt daarmee ontraden. Bij een bewezenverklaring wordt met een slag om de arm de oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden geadviseerd nu deze maatregel daartoe meer ruimte biedt. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan de voorwaarden en is bereid tot een klinische opname. De reclassering kan zich echter niet aan de indruk onttrekken dat er ook sprake was van enige sociale wenselijkheid, nadat hem werd uitgelegd dat oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging tot de mogelijkheden behoort. De reclassering adviseert de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en daarnaast een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen voor na afloop van de tbs-maategel.
De op te leggen straf en maatregel
Bij het bepalen van de straf(maat) en maatregel houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten door verdachte zijn begaan. De rechtbank let daarnaast op de straffen die in soortgelijke strafzaken zijn opgelegd en houdt ten slotte rekening met de persoon van verdachte.
Zorgmachtiging
Gelet op bovengenoemd schrijven van de geneesheer-directeur, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een zorgmachtiging niet past bij de problematiek van verdachte.
Tbs-maatregel
Gezien de adviezen van de deskundigen neemt de rechtbank hun conclusie dat het noodzakelijk is dat verdachte wordt behandeld voor zijn stoornissen over. Ook neemt de rechtbank het advies over om de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Gelet op de hiervoor genoemde adviezen en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de tbs-maatregel passend en noodzakelijk is.
De rechtbank kan besluiten tot het opleggen van tbs als iemand een misdrijf heeft gepleegd waar volgens de wet een gevangenisstraf van vier jaar of meer op staat of als het gaat om een misdrijf waarvoor de wet bepaalt dat oplegging van tbs-maatregel mogelijk is. Daarnaast moet die persoon toen hij de feiten beging een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens hebben gehad. Tot slot moet de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen eisen dat aan die persoon een tbs-maatregel wordt opgelegd. Aan al deze voorwaarden is in dit geval voldaan en de rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het onder 1 bewezenverklaarde betreft een feit als genoemd in artikel 37a, eerste lid, sub 2°, Wetboek van Strafrecht. De rechtbank baseert het oordeel dat verdachte tijdens het plegen van de bewezen verklaarde feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens had, te weten schizofrenie en stoornissen in het gebruik van cocaïne, cannabis en alcohol, op de conclusie van de psychiater die de persoonlijkheid van verdachte heeft onderzocht en hierover een rapport opgemaakt, zoals hierboven uitgebreid is weergegeven. Verder is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist. Daartoe is redengevend hetgeen de deskundigen naar voren hebben gebracht over de stoornissen van verdachte en het daarmee samenhangende recidiverisico. Dat de veiligheid van anderen oplegging van de tbs-maatregel vereist, volgt verder uit de aard van de bewezenverklaarde feiten, in het bijzonder dat feit en de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde feit 1 is gepleegd. Het is niet verantwoord verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Alleen de tbs-maatregel biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende zekerheid dat verdachte daadwerkelijk zal worden behandeld en de kans op recidive voldoende zal worden ingeperkt.
Dan resteert de vraag of de tbs-maatregel met dwangverpleging of onder voorwaarden zal worden opgelegd. Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, acht de rechtbank een tbs-maatregel met dwangverpleging niet nodig, omdat verdachte open zegt te staan voor de geboden hulp. Mede gelet op het advies van deskundigen (tbs-maatregel met voorwaarden) voert het nu te ver om een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Evenals de officier van justitie ziet de rechtbank ook dat verdachte in het verleden soms heeft toegezegd mee te werken en het dan uiteindelijk toch niet heeft gedaan. De rechtbank ziet echter ook dat deze omstandigheid door de deskundigen ook al is meegewogen en zij adviseren een tbs-maatregel met voorwaarden, kennelijk omdat ze verwachten dat verdachte dan zal meewerken. Bovendien kan een tbs-maatregel met voorwaarden omgezet worden in dwangverpleging als verdachte niet meewerkt. Zo nodig kan behandeling dus worden afgedwongen. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte ook zelf geschrokken lijkt van zijn gedrag op 5 januari 2022.
De rechtbank zal de ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen te stellen voorwaarden, waarvan verdachte zich bereid heeft verklaard deze voorwaarden na te leven, in de beslissing opnemen. De rechtbank merkt daarbij op dat zij samen met de verdediging van oordeel is dat het passend is de voorwaarde met betrekking tot het drugsverbod te herformuleren op de wijze zoals in het dictum is opgenomen. Wanneer verdachte zich niet aan deze voorwaarden houdt, kan de tbs-maatregel met voorwaarden door de rechter worden omgezet in een tbs-maatregel met dwangverpleging (opname in een tbs-kliniek).
Geen gemaximeerde terbeschikkingstelling
De tbs-maatregel met voorwaarden wordt aan verdachte opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, als bedoeld in artikel 38e, eerste lid Wetboek van Strafrecht. De rechtbank overweegt hiertoe dat de onder 1 bewezen verklaarde bedreiging vergezeld werd door niet-verbaal agressief gedrag ten opzichte van aangever. Verdachte heeft immers, terwijl hij de bedreigende woorden richting aangever uitte, zijn woorden kracht bijgezet door aan aangever een mes te tonen en daarmee een stekende beweging te maken. Het was destijds aannemelijk dat de bedreiging daadwerkelijk zou worden uitgevoerd. Het voorgaande brengt mee dat, indien verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt en de dwangverpleging alsnog wordt bevolen, de duur van de maatregel niet gemaximeerd zal zijn.
Dadelijke uitvoerbaarheid terbeschikkingstelling met voorwaarden
Gelet op hetgeen de deskundigen hebben gerapporteerd omtrent het recidivegevaar is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Gevangenisstraf
Aangezien verdachte slechts verminderd toerekeningsvatbaar is en gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, vindt de rechtbank naast de tbs-maatregel met voorwaarden ook gevangenisstraf passend. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer soortgelijke zaken zijn opgelegd en al hetgeen hiervoor is overwogen. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie voldoende recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de persoon van verdachte. Daarom zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van zes (6) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, opleggen.
Voorlopige hechtenis
Verdachte zit inmiddels al langer in voorlopige hechtenis dan de gevangenisstraf die nu wordt opgelegd. Opheffing van de voorlopige hechtenis zou daarom aan de orde kunnen zijn. De rechtbank acht dit, gelet op het hoge recidivegevaar niet verantwoord. Het is van belang dat verdachte vanuit detentie direct door kan stromen naar een kliniek. Omdat thans niet met zekerheid kan worden gezegd of verdachte direct aansluitend aan de detentieperiode (al dan niet in het kader van een overbrugging) kan worden opgenomen in een kliniek, zal de voorlopige hechtenis worden opgeheven met ingang van de datum dat verdachte daar terecht kan. Nu sprake is van een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel, biedt de wet die ruimte.

9.BESLAG

Blijkens een ‘
Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijke beslagtitel’ van 31 oktober 2022 is beslag gelegd op 1 schaar, nummer G2929621.
9.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben geen standpunten ingenomen voor wat betreft een te nemen beslissing ten aanzien van het in beslag genomen voorwerp.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen schaar verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp is het onder 3 bewezen verklaarde feit begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 37a, 38, 38a, 38d, 57, 63, 285, 310, 326 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 7 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 tot en met 7 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 tot en met 7 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden:
  • als
  • stelt als voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte:
o
Geen strafbare feiten plegenverdachte zal zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
o
Meewerken aan reclasseringstoezichtverdachte zal meewerken aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat verdachte:
* zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt waar en hoe vaak dat nodig is;
* zich houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
* de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is, die nodig is voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
* meewerkt aan huisbezoeken;
* inzicht geeft aan de reclassering in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
* zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
* meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
o
Meewerken aan time-outals de reclassering dat nodig acht en verdachte daarmee instemt, zal verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
o
Niet naar het buitenlandverdachte begeeft zich niet buiten het Europese deel van de landsgrenzen van Nederland, zonder toestemming van de reclassering en het Openbaar Ministerie;
o
Opname in een zorginstellingverdachte laat zich opnemen in een Forensische Psychiatrische Kliniek (FPK) of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering en de behandelaren dat nodig vinden en start bij voorkeur aansluitend aan de detentieperiode. Verdachte dient derhalve mee te werken aan een overbruggingsplaatsing indien er in een FPK of soortgelijke instelling niet direct plek is. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, zal verdachte meewerken aan de indicatiestelling of plaatsing;
o
Verplichte behandelingverdachte laat zich behandelen door het Forensisch ACT (Assertive Community Treatment) van Inforsa of soortgelijke zorgverlener, zolang de reclassering dat nodig vindt. De behandeling start aansluitend aan de klinische periode. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
o
Dagbestedingverdachte werkt mee aan het vinden van passend werk of (indien nodig) zinvolle dagbesteding, waarbij rekening wordt gehouden met zijn draagkracht en draaglast;
o
Huisvestingverdachte werkt mee aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat inhoudt beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
o
Meewerken aan schuldhulpverlening/beschermingsbewindverdachte geeft inzage in zijn financiën en werkt zo nodig mee aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of beschermingsbewind als de reclassering dit nodig acht;
o
Drugs- en alcoholverbodverdachte houdt zich wat betreft (hard)drugs- en alcoholgebruik aan de richtlijnen van de reclassering, ook als dat inhoudt volledige abstinentie, en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek en ademanalysecontroles. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
o
Contactverbodverdachte zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact hebben of zoeken met [slachtoffer] , geboren op [1957] te [geboorteplaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht. Indien aangever openstaat voor herstelbemiddeling, dan vindt dit niet eerder plaats dan tijdens de klinische behandeling. De politie zal toezicht houden op de naleving van het contactverbod;
o
Openheid sociale netwerk en relatiesverdachte geeft openheid over zijn sociale netwerk en relaties;
  • geeft opdracht aan Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
  • beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
Beslag
- verklaart verbeurd het op de ‘
Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijke beslagtitel’ van 31 oktober 2022 vermelde voorwerp, te weten 1 schaar, nummer G2929621;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat verdachte, al dan niet ter overbrugging, wordt opgenomen in een kliniek in het kader van de tbs-maatregel met voorwaarden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. A.M. Loots en I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.B. Postma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 maart 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/003959-22
hij op of omstreeks 5 januari 2022 te Hilversum [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- met een mes de [boekwinkel] (alwaar die [slachtoffer] werkzaam is) in te lopen en/of dat mes te tonen en/of met dat mes stekende bewegingen te maken en/of
- daarbij te zeggen "dat mag niet, dat kon niet en dit is je laatste kans", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
16/002369-22
1
hij op of omstreeks 3 januari 2022 te Hilversum een boek ("ik ga leven" van Lale Gül), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [boekwinkel] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 3 januari 2022 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een boek ("ik ga leven" van Lale Gül), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [boekwinkel] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
18/264770-21
1
hij op of omstreeks 1 oktober 2021 te Groningen, een kappersschaar en wasmiddelpods, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [drogist] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 1 oktober 2021 te Groningen, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een medewerker van) de [drogist] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag (te weten 16,98 euro), door (eerder die dag) gestolen goederen bij die [drogist] retour aan te bieden en daar bij gebruik te maken van een gevonden kassabon, althans een kassabon die hij niet verkregen had door de aanschaf van de retour aangeboden producten;
3
hij op of omstreeks 1 oktober 2021 te Groningen, drie doosjes thee en twee flessen cola, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [supermarkt] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op of omstreeks 1 oktober 2021 te Groningen, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een medewerker van) de [supermarkt] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag (te weten 5,73 euro), door (eerder die dag) gestolen goederen bij die [supermarkt] retour aan te bieden en daar bij gebruik te maken van een gevonden kassabon, althans een kassabon die hij niet verkregen had door de aanschaf van de retour aangeboden producten.