ECLI:NL:RBMNE:2023:1422

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
UTR 23/1194
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot woningsluiting door burgemeester van Utrecht na ernstige vrees voor wanordelijkheden

Op 24 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de sluiting van een woning in Utrecht. De burgemeester had de woning van verzoekster gesloten voor de duur van 30 dagen, nadat er een brandbom was ontploft en eerder een beschieting had plaatsgevonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er ernstige vrees bestond voor wanordelijkheden en dat de burgemeester in redelijkheid tot het besluit kon komen om de woning te sluiten. Verzoekster, die met haar twee meerderjarige kinderen in de woning woont, had bezwaar gemaakt tegen het besluit en vroeg om schorsing van het noodbevel en tijdelijke vervangende huisvesting. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gevolgen van de sluiting groot zijn voor verzoekster, maar dat het besluit niet onevenredig was. De burgemeester had voldaan aan haar zorgplicht met betrekking tot vervangende woonruimte, hoewel er bij een eventuele verlenging van de maatregel meer van de burgemeester verwacht kan worden. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning gehandhaafd blijft.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1194
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 maart 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. Ö. Kenç),
en

de burgemeester van de gemeente Utrecht,

(gemachtigde: mr. M. Akkersdijk en J. Baaijens).

Inleiding

Op 12 maart 2023 is voor de deur van de woning [adres] te [woonplaats] een brandbom (flessen met benzine) geëxplodeerd. Verzoekster woont in die woning met twee meerderjarige kinderen. De politie heeft een onderzoek ingesteld en op grond daarvan aan de burgemeester geadviseerd om de woning te sluiten. De politie kan niet uitsluiten dat er opnieuw een incident zal plaatsvinden bij de woning. Daarvoor wijst de politie erop dat de woning eerder op 18 februari 2023 ook al een keer is beschoten.
Met het bestreden besluit (noodbevel) van 15 maart 2023 heeft de burgemeester de woning met onmiddellijke ingang gesloten voor de duur van 30 dagen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster. Zij vraagt de voorzieningenrechter om het besluit van de burgemeester van 15 maart 2023 te schorsen dan wel te zorgen dat de burgemeester tijdelijke vervangende huisvesting regelt.

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van de burgemeester.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot het oordeel dat er geen aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Op grond van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester in geval van ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden bevoegd alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken.
Op het punt van de “ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden” heeft de burgemeester beoordelingsruimte. De rechter moet daarom beoordelen of de burgemeester, op het moment dat zij het noodbevel uitvaardigde, in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat ernstige vrees bestond voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. Bij deze toetsing moet worden uitgegaan van de informatie die de burgemeester op dat moment ter beschikking kon staan.
Als met een noodbevel een woning wordt gesloten dan wordt daarmee het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de bewoners beperkt. Dat is aanvaardbaar met het oog op de positieve verplichting die de overheid heeft om geschikte stappen te nemen om het recht op leven van individuen binnen zijn rechtsmacht te beschermen. Daarbij geldt als voorwaarde dat er geen minder ingrijpende oplossing is dan het noodbevel om de openbare orde te beschermen of het gevaar te beperken (subsidiariteit). Het noodbevel mag daarnaast niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is (evenredigheid). Dat betekent dat nadelige gevolgen van de sluiting de woning voor verzoekster niet in een onevenredige verhouding staan tot het algemeen belang bij handhaving van de openbare orde en beperking van gevaar voor verzoekster, haar buren en anderen die zich in de buurt van de woning kunnen bevinden.
Is sprake van ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden?
Op basis van de bestuurlijke rapportage van 14 maart 2023 deelt de voorzieningenrechter de inschatting van de burgemeester dat er nog steeds sprake is van dreiging op verzoekster en haar kinderen en hun woning, mede gelet op de achtergrond van het conflict dat ten grondslag lijkt te liggen aan het eerdere incident. Er bestaat op dit moment nog een risico op ernstige geweldsincidenten voor de woning die gevaar kunnen opleveren voor verzoekster, haar kinderen, buurtbewoners en anderen die in de buurt van de woning zijn. Dat betekent dat de burgemeester bevoegd was om het noodbevel op 15 maart 2023 te geven.
Voldoet het noodbevel aan de eisen van subsidiariteit en evenredigheid?
Verzoekster voert aan dat de burgemeester had kunnen volstaan met een minder ingrijpend middel, zoals bijvoorbeeld observatie. In het besluit legt de burgemeester niet uit waarom hij direct naar de zwaarst mogelijke sanctie grijpt. Het besluit tot sluiting is ook niet evenredig.
De burgemeester heeft in het besluit overwogen dat het gaat om ernstige en gerichte geweldsincidenten in een woonwijk, wat heeft geleid tot ernstige wanordelijkheden en onaanvaardbare veiligheidsrisico’s. Daarom ziet de burgemeester geen alternatieve mogelijkheid voor een tijdelijke woningsluiting waarbij de veiligheid van personen op gelijke wijze wordt gewaarborgd. Uit die overweging concludeert de voorzieningenrechter dat de burgemeester stil heeft gestaan bij de vraag of een lichter middel mogelijk was, maar die vraag ontkennend is beantwoord. Ook de voorzieningenrechter is er niet van overtuigd dat een lichter middel dan het sluiten van de woning, en het vertrek uit de woning van verzoekster en haar kinderen, afdoende is om hen en de openbare orde te beschermen. Cameratoezicht is niet een middel dat de dreiging voor verzoekster en haar kinderen op dezelfde manier kan wegnemen.
De gevolgen van de sluiting van de woning zijn onmiskenbaar groot voor verzoekster en haar kinderen en het is heel begrijpelijk dat zij zich hierdoor zwaar getroffen voelen. Toch vindt de voorzieningenrechter het besluit tot het geven van het noodbevel niet onevenredig. De burgemeester heeft gekozen voor een termijn van dertig dagen. Dat is lang, maar de politie heeft tijd nodig om onderzoek te doen naar de dreiging. Deze periode moet de burgemeester daarom gegeven worden om zich door de politie verder te laten informeren over de actuele dreiging en het al dan niet voortbestaan daarvan. Dit belang en het belang van het beschermen van de woon- en leefomgeving heeft de burgemeester voor deze periode zwaarder mogen laten wegen dan het belang van verzoekster om snel terug te kunnen keren naar haar woning.
Verzoekster heeft verder aangevoerd dat de burgemeester niet heeft voldaan aan haar zorgplicht door haar en haar kinderen geen vervangende woonruimte aan te bieden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester heeft onderzocht of sprake is van een schrijnende situatie. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester tot de conclusie kon komen dat dat niet het geval is. De kinderen van verzoekster zijn meerderjarig, er is geen sprake van medische problematiek en verzoekster en haar kinderen hebben verklaard tijdelijk bij familie te kunnen verblijven. Op zitting zijn ook geen omstandigheden naar voren gebracht die nu tot een ander oordeel moeten leiden. De burgemeester heeft verder contact gelegd met Portaal om het gesprek op gang te brengen over andere permanente huisvesting, omdat verzoekster heeft aangegeven te willen verhuizen. De burgemeester heeft tot nu toe dan ook voldoende zorgvuldig gehandeld.
10. De voorzieningenrechter merkt daarbij wel op dat bij een eventuele verlenging van de maatregel mogelijk meer gevraagd kan worden van de burgemeester. In dat geval zal de burgemeester zich goed moeten vergewissen van de verblijfssituatie van verzoekster en haar kinderen en met haar in gesprek moeten over hoe zij verzoekster kan ondersteunen bij het vinden van vervangende huisvesting. Daarbij vindt de voorzieningenrechter van belang dat verzoekster geen enkel verwijt treft voor de ontstane situatie.
11. De sluiting van de woning voldeed op het moment dat het noodbevel werd gegeven aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de woning gesloten blijft en dat verzoekster en haar kinderen nog niet terug kunnen naar hun woning. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2023 door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.