De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot het oordeel dat er geen aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Op grond van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester in geval van ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden bevoegd alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken.
Op het punt van de “ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden” heeft de burgemeester beoordelingsruimte. De rechter moet daarom beoordelen of de burgemeester, op het moment dat zij het noodbevel uitvaardigde, in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat ernstige vrees bestond voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. Bij deze toetsing moet worden uitgegaan van de informatie die de burgemeester op dat moment ter beschikking kon staan.
Als met een noodbevel een woning wordt gesloten dan wordt daarmee het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de bewoners beperkt. Dat is aanvaardbaar met het oog op de positieve verplichting die de overheid heeft om geschikte stappen te nemen om het recht op leven van individuen binnen zijn rechtsmacht te beschermen. Daarbij geldt als voorwaarde dat er geen minder ingrijpende oplossing is dan het noodbevel om de openbare orde te beschermen of het gevaar te beperken (subsidiariteit). Het noodbevel mag daarnaast niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is (evenredigheid). Dat betekent dat nadelige gevolgen van de sluiting de woning voor verzoekster niet in een onevenredige verhouding staan tot het algemeen belang bij handhaving van de openbare orde en beperking van gevaar voor verzoekster, haar buren en anderen die zich in de buurt van de woning kunnen bevinden.
Is sprake van ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden?
Op basis van de bestuurlijke rapportage van 14 maart 2023 deelt de voorzieningenrechter de inschatting van de burgemeester dat er nog steeds sprake is van dreiging op verzoekster en haar kinderen en hun woning, mede gelet op de achtergrond van het conflict dat ten grondslag lijkt te liggen aan het eerdere incident. Er bestaat op dit moment nog een risico op ernstige geweldsincidenten voor de woning die gevaar kunnen opleveren voor verzoekster, haar kinderen, buurtbewoners en anderen die in de buurt van de woning zijn. Dat betekent dat de burgemeester bevoegd was om het noodbevel op 15 maart 2023 te geven.
Voldoet het noodbevel aan de eisen van subsidiariteit en evenredigheid?
Verzoekster voert aan dat de burgemeester had kunnen volstaan met een minder ingrijpend middel, zoals bijvoorbeeld observatie. In het besluit legt de burgemeester niet uit waarom hij direct naar de zwaarst mogelijke sanctie grijpt. Het besluit tot sluiting is ook niet evenredig.
De burgemeester heeft in het besluit overwogen dat het gaat om ernstige en gerichte geweldsincidenten in een woonwijk, wat heeft geleid tot ernstige wanordelijkheden en onaanvaardbare veiligheidsrisico’s. Daarom ziet de burgemeester geen alternatieve mogelijkheid voor een tijdelijke woningsluiting waarbij de veiligheid van personen op gelijke wijze wordt gewaarborgd. Uit die overweging concludeert de voorzieningenrechter dat de burgemeester stil heeft gestaan bij de vraag of een lichter middel mogelijk was, maar die vraag ontkennend is beantwoord. Ook de voorzieningenrechter is er niet van overtuigd dat een lichter middel dan het sluiten van de woning, en het vertrek uit de woning van verzoekster en haar kinderen, afdoende is om hen en de openbare orde te beschermen. Cameratoezicht is niet een middel dat de dreiging voor verzoekster en haar kinderen op dezelfde manier kan wegnemen.
De gevolgen van de sluiting van de woning zijn onmiskenbaar groot voor verzoekster en haar kinderen en het is heel begrijpelijk dat zij zich hierdoor zwaar getroffen voelen. Toch vindt de voorzieningenrechter het besluit tot het geven van het noodbevel niet onevenredig. De burgemeester heeft gekozen voor een termijn van dertig dagen. Dat is lang, maar de politie heeft tijd nodig om onderzoek te doen naar de dreiging. Deze periode moet de burgemeester daarom gegeven worden om zich door de politie verder te laten informeren over de actuele dreiging en het al dan niet voortbestaan daarvan. Dit belang en het belang van het beschermen van de woon- en leefomgeving heeft de burgemeester voor deze periode zwaarder mogen laten wegen dan het belang van verzoekster om snel terug te kunnen keren naar haar woning.
Verzoekster heeft verder aangevoerd dat de burgemeester niet heeft voldaan aan haar zorgplicht door haar en haar kinderen geen vervangende woonruimte aan te bieden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester heeft onderzocht of sprake is van een schrijnende situatie. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester tot de conclusie kon komen dat dat niet het geval is. De kinderen van verzoekster zijn meerderjarig, er is geen sprake van medische problematiek en verzoekster en haar kinderen hebben verklaard tijdelijk bij familie te kunnen verblijven. Op zitting zijn ook geen omstandigheden naar voren gebracht die nu tot een ander oordeel moeten leiden. De burgemeester heeft verder contact gelegd met Portaal om het gesprek op gang te brengen over andere permanente huisvesting, omdat verzoekster heeft aangegeven te willen verhuizen. De burgemeester heeft tot nu toe dan ook voldoende zorgvuldig gehandeld.