ECLI:NL:RBMNE:2023:1411

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
16-141990-22; 16-324252-22 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling met voorwaardelijke gevangenisstraf en bijkomende maatregelen

Op 30 maart 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling van zijn levensgezel, mevrouw [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 juni 2022 mevrouw [slachtoffer 1] wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd door haar sleutels en telefoon af te nemen en de voordeur op slot te draaien. Daarnaast heeft hij haar meerdere keren mishandeld door haar te slaan en haar keel dicht te knijpen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte gedurende een langere periode bedreigingen heeft geuit aan het adres van mevrouw [slachtoffer 1] en haar familie, wat heeft geleid tot een gevoel van onveiligheid bij de slachtoffers.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd, waaronder een contactverbod met mevrouw [slachtoffer 1] en haar familie, en een locatieverbod van 200 meter rondom de woning van mevrouw [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €5.000,00 aan mevrouw [slachtoffer 1] toegewezen ter compensatie van de door haar geleden schade. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder een poging tot zware mishandeling en verduistering van brandstof, wegens onvoldoende bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-141990-22 en 16-324252-22 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode 1] te [plaats 2] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S.K. Lanning-Stein, en van hetgeen mr. M. van Harskamp, advocaat te Utrecht, namens verdachte, naar voren is gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen door Slachtofferhulp Nederland namens de benadeelde partij, mevrouw [slachtoffer 1] , naar voren is gebracht, van hetgeen door het slachtoffer mevrouw [slachtoffer 2] naar voren is gebracht en van hetgeen door mevrouw [slachtoffer 2] namens de benadeelde partij, de heer [slachtoffer 3] , naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16-141990-22
Feit 1
in de periode tussen 6 juni 2022 en 8 juni 2022 te [plaats 1] opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd;
Feit 2
in de periode tussen 6 juni 2022 en 8 juni 2022 te [plaats 1] zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld;
Feit 3
in de periode tussen 10 februari 2022 en 8 juni 2022 te [plaats 1] [slachtoffer 1] en/of haar ongeboren kind en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
Feit 4
op 21 mei 2022 te [plaats 3] opzettelijk en wederrechtelijk een personenvoertuig dat aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , toebehoorde heeft vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt;
Feit 5
op 8 juni 2022 te [plaats 1] opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, mondeling heeft beledigd.
Parketnummer 16-324252-22
Feit 1 primair
op 17 april 2022 te [plaats 1] heeft gepoogd om aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 1 subsidiairop 17 april 2022 te [plaats 1] [slachtoffer 4] heeft mishandeld;
Feit 2 primair
op 14 november 2022 te [plaats 2] een hoeveelheid brandstof heeft verduisterd;
Feit 2 subsidiair
op 14 november 2022 te [plaats 2] een hoeveelheid brandstof heeft gestolen;
Feit 3
op 14 november 2022 te [plaats 2] , terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs categorie B, ongeldig was verklaard als bestuurder een motorrijtuig heeft bestuurd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van parketnummer 16-141990-22 het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie acht ten aanzien van parketnummer 16-324252-22 het onder feit 1 subsidiair, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder parketnummer 16-324252-22 onder feit 1 primair ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
16-141990-22
De raadsvrouw heeft verzocht haar cliënt van feit 1 primair vrij te spreken, omdat uit de aanwezige bewijsmiddelen onvoldoende wettig en overtuigend naar voren komt dat sprake is geweest van vrijheidsbeneming, dan wel – voor zover mevrouw [slachtoffer 1] de woning inderdaad enige tijd niet heeft kunnen verlaten – dat sprake was van (voorwaardelijk) opzet om de vrijheid van mevrouw [slachtoffer 1] te ontnemen. Subsidiair is door de raadsvrouw verzocht de tenlastegelegde periode te verkorten tot enkel 6 juni 2022.
Voor wat betreft feit 2 heeft de raadsvrouw verzocht de tenlastegelegde periode te beperken tot enkel 6 juni 2022, omdat het dossier geen aanwijzingen bevat dat mevrouw [slachtoffer 1] ook op 7 en 8 juni door haar cliënt is mishandeld.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw een partiele vrijspraak bepleit voor een gedeelte van de aan haar cliënt verweten uitspraken. Zij stelt zich op het standpunt dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor de bedreigingen van mevrouw [slachtoffer 1] , inhoudende “vandaag is de dag dat ik je ga dood maken”, “je gaat hier niet levend uit komen vandaag, ik ga naar je moeder en vader toe om ze te vermoorden. Daarna kom ik terug en vermoord ik jou” en “ik ga je in je buik trappen”, omdat voor wat betreft deze uitspraken de verklaring van mevrouw [slachtoffer 1] het enige bewijsmiddel is. Ten aanzien van de uitspraken “Geef me 1 reden wrm ik jou niet zo afslachten” en “als ik vanavond wordt aangehouden gooi ik een handgranaat door je raam” verzoekt de raadsvrouw eveneens verdachte vrij te spreken, nu deze uitspraken niet van dien aard zijn of onder zodanige omstandigheden zijn geschied dat bij mevrouw [slachtoffer 1] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen en dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte daarop niet was gericht. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat haar cliënt moet worden vrijgesproken van het bedreigen van dhr. [slachtoffer 3] en mevrouw [slachtoffer 2] , omdat zij – totdat de politie met hen sprak – niet op de hoogte waren van de bedreigingen en daardoor dus ook in redelijkheid geen vrees bij hen kon ontstaan dat de bedreigingen zouden worden tenuitvoergelegd. Verdachte heeft op het bekend worden van de bedreigingen bij meneer [slachtoffer 3] en mevrouw [slachtoffer 2] ook geen opzet gehad. Ook verzoekt de raadsvrouw om vrijspraak voor wat betreft de bedreiging van het ongeboren kind, omdat het (toen nog ongeboren) kind niet daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreigingen, waardoor bij het ongeboren kind in redelijkheid ook geen vrees kon ontstaan dat het het leven zou verliezen.
Voor wat betreft de onder 4 tenlastegelegde vernieling heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het tenlastegelegde geen vernieling, beschadiging, onbruikbaar maken of wegmaken, oplevert in de zin van artikel 350 lid 1 Sr, nu de banden van de auto immers konden worden opgepompt en bij de benzinepomp een luchtpomp aanwezig was.. Om die reden verzoekt de raadsvrouw haar cliënt van dit feit vrij te spreken.
16-324252-22
De raadsvrouw heeft voor wat betreft feit 1 verzocht haar cliënt te ontslaan van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft primair bepleit dat sprake was van een noodweersituatie waarbij haar cliënt zichzelf moest verdedigen tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door aangever, en subsidiair dat sprake was van noodweer exces. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht haar cliënt vrij te spreken van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling, omdat uit het dossier onvoldoende duidelijk volgt hoe vaak en waarmee haar cliënt aangever zou hebben geslagen. Ook heeft aangever slechts een lichte verwonding opgelopen. In dat licht heeft de raadsvrouw verzocht aan haar cliënt voor dit feit geen straf op te leggen, gelet op de omstandigheden waaronder het is begaan.
Voor wat betreft feit 3 heeft de raadsvrouw betwist dat haar cliënt op alle in de tenlastelegging genoemde straten heeft gereden op 14 november 2022.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16-324252-22
Vrijspraak feit 1 primair
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor het onder parketnummer 16-324252-22 onder feit 1 primair ten laste gelegde. Verdachte wordt daarom hiervan vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Bewijsmiddelen feit 1 subsidiair
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 22 april 2022– zakelijk weergegeven:
Op 17 april 2022 omstreeks 19:30 uur parkeerde ik mijn scooter links van de ingang van [locatie 1] op de [adres 2]
te [plaats 1] . Ik zag dat de bestuurder van de caddy parkeerde op het kruis op de stoep voor de [locatie 1] . Ik zag dat [verdachte] uit de caddy stapte. [2] Ik zag dat [verdachte] een voorwerp met zijn rechterhand pakte. Ik heb niet gezien wat het voor een voorwerp was. Vervolgens zag ik dat [verdachte] met het voorwerp uitstapte. Ik zag dat [verdachte] op één (1) meter van mij af kwam staan. Ineens voelde ik dat [verdachte] mij met het voorwerp op mijn achterhoofd sloeg. [3] Ik voelde meteen een kloppende pijn. Ik voelde mij licht in mijn hoofd en duizelig worden. Ik boog vervolgens wat voorover. Hierna sloeg [verdachte] mij nog vijf (5) keer. Ik voelde dat hij mij wederom op mijn achterhoofd raakte.. [4]
Proces-verbaal van bevindingen van 15 juli 2022 – met betrekking tot het uitlezen van de camerabeelden, zakelijk weergegeven:
20:18:10
lk zie dat de bestuurder en [slachtoffer 4] uit de Volkswagen komen. lk zie dat de bestuurder een voorwerp in zijn rechterhand vasthoud.
20:18:12
Ik zie dat de bestuurder van de Volkswagen met het voorwerp wat hij in zijn rechterhand vasthoud. Ik zie dat hij zijn rechter hand naar achter beweegt en in de richting van het hoofd van [slachtoffer 4] gaat. Ik zie dat hij op het hoofd van [slachtoffer 4] terecht komt. ik zie dat hij dit vijf keer doet. [5]
Bewijsoverweging feit 1 subsidiair
De verklaringen
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 17 april 2022 op de [adres 2] in [plaats 1] meermalen door verdachte met een voorwerp op zijn hoofd is geslagen en dat hij daarna een kloppende pijn voelde. Verdachte heeft bekend aangever op het hoofd te hebben geslagen met een voorwerp. Het voorgaande wordt ook door de camerabeelden van [locatie 1] bevestigd. De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen met wat voor voorwerp verdachte tegen het hoofd van aangever heeft geslagen, maar dat [slachtoffer 4] door verdachte meermalen is geslagen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
Noodweer
Omdat een geslaagd beroep op noodweer in dit geval zou leiden tot vrijspraak, zal de rechtbank het beroep op noodweer hieronder bespreken.
Juridisch kader noodweer
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat er sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed, waartegen een noodzakelijke verdediging is geboden. Deze verdediging mag voorts de grenzen van de subsidiariteit en proportionaliteit niet overschrijden. Daarnaast mag er geen sprake zijn van eigen schuld (culpa in causa).
Beoordeling noodweer
De rechtbank is op basis van het dossier en de camerabeelden die ter terechtzitting zijn afgespeeld van oordeel dat verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toekomt, en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier volgt dat er op 17 april voor de [locatie 1] een situatie is ontstaan waarbij zowel verdachte als aangever zich agressief naar elkaar opstelden. Er werd gesust door onder andere een beveiliger van de coffeeshop. Verdachte stapt daarop in de Volkswagen en aangever loopt terug in de richting van zijn scooter.
Uit de camerabeelden blijkt dat aangever op enig moment terug naar de Volkswagen rent, het bestuurdersportier opentrekt en zich naar binnen en over verdachte buigt, die op dat moment op de bestuurdersstoel zit. Aangever staat enkele seconden over verdachte gebogen.
Uit de camerabeelden blijkt dat aangever vervolgens achteruit stapt en de Volkswagen verlaat. Direct aansluitend stapt ook de verdachte uit de Volkswagen. De verdachte probeert meteen nadat hij uit de auto is gestapt uit te halen naar aangever. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte aangever meermalen met een voorwerp op zijn hoofd heeft geslagen. [6] Verdachte heeft verklaard dat hij zich bedreigd en in een hoek gedrukt voelde en dat hij daarom terugvechten als enige optie zag.
Gezien de camerabeelden en de afgelegde verklaring van verdachte acht de rechtbank aannemelijk geworden dat er in de auto een gewelddadig contact tussen aangever en verdachte is geweest. De rechtbank is echter van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, en dan met name op grond van de camerabeelden, niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich op het moment dat hij aangever sloeg nog in een situatie bevond waarin hij zich noodzakelijk tegen een aanranding moest verdedigen. De dreiging vanuit aangever was kort voorafgaand aan het moment van slaan gestopt, doordat aangever zich uit de auto van verdachte en terug op straat had begeven. Uit de beelden blijkt niet dat aangever buiten de auto verdachte aanvalt of dat daartoe een onmiddellijke dreiging is. Verdachte haalt vervolgens vijf keer uit in de richting van het hoofd van aangever. Verdachte heeft aldus geen verdedigende handelingen verricht, maar aanvallende.
Beoordeling
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 17 april 2022 de heer [slachtoffer 4] heeft mishandeld door hem meermalen met een voorwerp tegen het hoofd te slaan.
Bewijsmiddelen feit 2 primair
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een proces-verbaal van aangifte van dhr. [getuige 1] namens [bedrijf 1] van 14 november 2022, genummerd PL0900-2022339318-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 7 e.v.;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 14 november 2022, genummerd PL0900-2022339318-10, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 142 e.v.
Bewijsmiddelen feit 3
Proces verbaal van aangifte van 14 november 2022 – zakelijk weergegeven:
Op maandag 14 november 2022 was ik in dienst als medewerker van pompstation [bedrijf 1] . Ik zag een Mercedes bus het pomp terrein oprijden. Vervolgens reed hij weg.
Ik reed toen achter hem aan. Ik zag dat hij via de [straat] te IJsselstein reed naar de Shell op de Weg der Verenigde Naties 10 te IJsselstein . [7]
Proces-verbaal van bevindingen van 14 november 2022 – zakelijk weergegeven:
Ik hoorde de collega's op een gegeven moment doorgeven dat het genoemde voertuig de Vondellaan te [plaats 2] op reed. Ik reed de Kasteellaan op en zag het genoemde voertuig mij tegemoet komen rijden.
Proces-verbaal van bevindingen van 14 november 2022– zakelijk weergegeven:
Ik was op maandag 14 november 2022 in dienst binnen de gemeente [plaats 2] . Enkele weken geleden was er een persoon gecontroleerd in de benoemde Mercedes Vito en dat betrof [verdachte] , omdat hij reed met een ongeldig verklaard rijbewijs. Het is mij ook bekend dat zijn rijbewijs, in de categorie B, ongeldig is verklaard. [8] Omstreeks 14:28 uur hoorde ik dat een collega hondengeleider zicht had op de Mercedes Vito. Hij reed op dat moment op de Herman de Manlaan . Ik sloot aan bij de collega en zag direct dat Mercedes Vito stil stond ter hoogte van perceel 2. [9] Ik zag dat vanuit de bestuurderszijde een persoon uitstapte die ik direct herkende als [verdachte] . [10]
Een RDW-uittreksel van 17-11-2022 – zakelijk weergegeven:
[verdachte]
Geboren [geboortedatum] -2001 (21) te [geboorteplaats]
vanaf 15-08-2022 ongeldigheid
Proces-verbaal van verhoor van verdachte van 14 november 2022 – zakelijk weergegeven:
V: Welke rijbewijzen heb jij in je bezit?
A: Geen [11]
A: Ik ben naar de buurman gegaan en niet naar mijn moeder omdat ik geen rijbewijs had. [12] V: Waarom heb je niet voldaan aan de vordering van het CBR, om je rijbewijs bij hen te leveren?A: Ik heb hem opgestuurd. In Eindhoven hebben ze mij deze vraag ook gesteld en per post opgestuurd. [13]
Bewijsoverweging feit 3
Op 14 november 2022 wordt verdachte door de politie achtervolgd vanwege een melding van ‘tanken zonder betalen’. Verdachte stopt uiteindelijk, na deze achtervolging, zijn auto op de Herman de Manlaan . Verdachte stapt uit en rent weg. Vervolgens wordt hij door de politie in een tuin aangehouden. Verbalisant [verbalisant 2] verklaart dat verdachte een aantal weken eerder ook al gecontroleerd was voor het rijden met een ongeldig rijbewijs. Uit het uittreksel van het RDW blijkt dat het rijbewijs van verdachte met ingang van 15 augustus 2022 inderdaad ongeldig is verklaard. Uit het uittreksel volgt niet dat aan verdachte na ongeldigverklaring een ander rijbewijs is afgegeven. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Verdachte verklaart in zijn verhoor bij de politie namelijk dat hij niet in het bezit is van een rijbewijs en dat hij zijn rijbewijs naar het CBR heeft opgestuurd. De rechtbank is van oordeel dat daarmee wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte op 14 november 2022, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was was afgegeven, heeft gereden op de Herman de Manlaan , de Weg der Verenigde Naties , de Baronieweg , de Vondellaan en de Kasteellaan . Van het rijden op de Energieweg zal verdachte partieel worden vrijgesproken.
Parketnummer 16-141990-22
Bewijsmiddelen feit 1, 2 en 3
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] van 9 juni 2022 – zakelijk weergegeven:
Ik ( [slachtoffer 1] , toevoeging rechtbank)ben maandag 06 juni 2022 mishandeld door [verdachte] (verdachte, de rechtbank) en sindsdien mocht ik zijn woning niet meer verlaten. [14] [verdachte] begon mij te slaan. Ik kreeg vuistslagen op mijn rechter kant van mijn gezicht. [verdachte] raakte mijn oog, mijn slaap, mijn oor en de achterkant van mijn hoofd met zijn vuist. [verdachte] greep met beide handen mijn keel vast. [15]
Toen hij die dag het huis verliet riep [verdachte] naar mij "Je gaat hier niet levend uit komen vandaag, ik ga naar je moeder en vader toe om ze te vermoorden. Daarna kom ik terug en vermoord ik jou". [verdachte] verliet de woning en draaide de voordeur op slot. Ik kon de woning niet verlaten omdat de deur op slot zat en ik kon geen sleutels vinden.
Proces-verbaal van verhoor van benadeelde [slachtoffer 1] van 10 juni 2022 – zakelijk weergegeven:
A: Wij hadden toen een relatie al, deze startte ongeveer in juni 2021. [16]
0: Op maandag 06 juni 2022 pakte hij de sleutels af uit mijn hand. ik had geen sleutels meer om weg te kunnen. lk wilde naar de badkamer toen hij mijn sleutels en telefoon af pakte.V: Wat voelde je toen hij je sloeg?A: Pijnlijk natuurlijk.V: Gisteren zei je dat hij een ring om had.A: Ja had deze ring om.
Opmerking verbalisant: Benadeelde wijst naar de ring om haar ringvinger. De ring heeft een grote steen.
A: Hij heeft beide ringen zelf om zijn vingers gedaan. Ik weet niet om welke vingers hij deze had. [17]
A: Hij zei ook dat vandaag de dag was dat hij mij dood zou maken. Hij zij dat hij mijn tanden eruit zou slaan en in mijn buik zou trappen.V: Dat hij je in je buik zou gaan trappen, deed hij daar ook iets bij?A: lk lag op mijn rug op bed en hij stond naast mij ook op het bed. Hij had zijn knie opgetrokken om een trappende beweging te maken richting mijn buik. [18] V: Je zegt dat je de woning niet kon verlaten. Was dan geen enkele mogelijkheid om de woning verlaten?A: Nee er is een balkon maar de deur daarvan zat ook op slot. Er is een klein raampje die op een kier kan maar daar kun je niet doorheen. Het is een bovenlichtje.V: Hoe lang ben je alleen in de woning geweest?A: Ik denk dat [verdachte] tussen 1 en 2 uur 's nachts thuis kwam. Hij is vertrokken tussen 18:00 en 20:00
A: Toen hij net wegging heb ik hem geappt wanneer hij van plan was terug te komen.V: Waarom kon je niet weg toen hij weer thuis kwam.A: Hij heeft de deur op slot gedraaid en had de sleutels in zijn zak gestopt. Hij ging slapen met diesleutels in zijn zak.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris van 14 juni 2022– zakelijk weergegeven:
Als eerste wil ik het feit bekennen dat ik haar mishandeld heb. Ik heb haar een klap gegeven uit boosheid. Ik heb wel haar sleutels afgenomen. Ik heb wel gezegd ‘ik ga je slaan en ik sla je tanden eruit’. Ik heb die ringen toen om mijn pink gedaan. Ik heb haar uit boosheid geslagen met de hand met die ringen. Ik heb haar denk ik twee klappen gegeven. Ik heb haar twee tikken tegen haar hoofd gegeven.
lk zag een gesprek tussen [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] , de rechtbank) en [verdachte] (verdachte, de rechtbank). Dit gesprek vond plaats via WhatsApp met de volgende telefoonnummers:
' [verdachte] ' — [telefoonnummer 1]
' [slachtoffer 1] ' — [telefoonnummer 2] [19]
[verdachte] 1-6-2022 Geef me een reden wrm ik jou niet zou afslachten [20]
[slachtoffer 1] 6-6-2022 Wanneer ben je van plan terug te komen
[slachtoffer 1] 6-6-2022 Want je kan me niet hier opsluiten
[verdachte] 6-6-2022 Ik ben vanavond terug
[verdachte] 6-6-2022 Maar je niet druk heb je al paar keer gezegd
[verdachte] 6-6-2022 Ben dat niet van plan
[slachtoffer 1] 6-6-2022 Je hebt het toch gedaan ??
[verdachte] 6-6-2022 Ja voor nu ja
[verdachte] 6-6-2022 Ga jij nu serieus probleem maken van dat ok je opsluit [21]
Proces-verbaal van bevindingen van 11 juni 2022 – zakelijk weergegeven:
De enige mogelijkheid om uit de woning te komen, is via de voordeur. Wij (verbalisanten, de rechtbank) zagen dat als de voordeur op slot zou zitten er geen andere mogelijkheid bestond om de woning te verlaten. [22]
Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Letselrapportage Forensische Geneeskunde van GGD regio Utrecht opgemaakt op 12 juni 2022 door G. Tan , forensisch arts doorgenummerde pagina 39 e.v. – zakelijk weergegeven:datum letselonderzoek 09-06-2022
datum incident 06-06-2022 [23]
samenvatting gemelde toedracht
geknepen in rechter wang, enkele keren geslagen in gezicht, gegrepen in hals
samenvatting letsel
verschillende bloeduitstortingen op het hoofd en linker bovenbeen. schaafletsel in rechter hals/ kaak
past het gemelde tijdsinterval bij het letsel goed
past de gemelde toedracht bij het letsel goed [24]
Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] van 9 juni 2022, genummerd PL0900-2022162711-23, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 169 e.v. – zakelijk weergegeven:
Melding 10 februari 2022 PL0900 BVH 20220395151-1
Melding dat [verdachte] zijn zwangere vriendin had mishandeld. Tijdens het gesprek met [agent 1] belde [verdachte] naar [slachtoffer 1] . [agent 1] hoorde [verdachte] onder andere het volgende via de telefoon zeggen tegen [slachtoffer 1] :
  • als ik vanavond wordt aangehouden gooi ik een handgranaat door je raam;
  • jij wilt niet weten wat er gebeurd als ik aangehouden wordt. [25]
Bewijsmiddelen feit 4
Proces-verbaal van verhoor van benadeelde [slachtoffer 1] van 10 juni 2022 – zakelijk weergegeven:
A: Hij heeft de hele dag stennis geschopt op mijn werk toen. Hij heeft ook mijn autobanden leeg laten lopen. [26] V: Wanneer kwam je daar achter van die banden?A: lk zag het live op de camera gebeuren. [27] A: Twee, links voor en rechts achterV: Wat voor auto had je toen?A: Het was de auto van mijn moeder een donkerpaarse Fiat 500. [28]
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 10 juni 2022 – zakelijk weergegeven:
Dat was op zaterdag 21 mei 2022. [slachtoffer 1] begon om 13.00 uur met werken en kort hierop verscheen [verdachte] bij het tankstation. Op een bepaald moment ging ik naar buiten en zag dat de auto van [slachtoffer 1] links voor een lekke band had. Iets later hebben we samen naar de beelden gekeken. Hierop was te zien dat [verdachte] met zijn rug tegen de auto van [slachtoffer 1] was gaan zitten. Later bleek de band rechts achter ook leeg te zijn. [29]
Bewijsmiddelen feit 5
Een proces-verbaal van bevindingen van 8 juni 2022 – zakelijk weergegeven:
Op woensdag 8 juni 2022 was ik verbalisant [verbalisant 1] samen met collega [verbalisant 5] , werkzaam in de incidentenafhandeling voor het gebied [locatie 2] . [30]
Ik hoorde via een van de collega's ter plaatse dat de verdachte mogelijk aangehouden zou worden. Dit zou dan gaan om: [verdachte] ( [verdachte] ) geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] . [31]
Vervolgens hoorde ik de verdachte schreeuwen naar mij: "taser me maar!" Vervolgens bleef de verdachte maar schreeuwen: "taser me maar, schiet me maar, schiet mij maar, schiet mij maar, schiet mij maar, schiet mij maar jongen, schiet mij maar jongen, schiet dan, schiet dan, he madafacker, madafacker, ja madafacker ben je, je bent gewoon een pussy, je bent gewoon een pussy." Tijdens het vervoer naar het politiebureau hoorde ik dat de verdachte mij een kankermongool noemde. Dit was tegen mij gericht, gezien het feit ik meerdere keren hoorde dat de verdachte tegen mijn collega zei dat hij respect heeft aan alle agenten behalve aan mij. Ik voelde mij hierdoor beledigd. [32] Tijdens de insluiting op het politiebureau aan de Kroonstraat 25 te Utrecht bleef de verdachte vervelend naar mij. "je vind jezelf echt tof, ook die dag toen in Utrecht, je zei je komt zo bij me, dat duurde 2 uur denk je dat ik dat ben vergeten, denk je dat ik dat ben vergeten, denk je dat ik dat ben vergeten, jouw gezicht vergeet ik nooit vriend, jouw gezicht vergeet ik nooit, ik onthoud dat, onthoud dat, onthoud dat, je gaat nu heel snel opkankeren van hier, opkankeren van hier, alle agenten heb ik respect voor, behalve voor jou." Ik zag dat de verdachte via het raam naar mij keek en hoorde dat hij het volgende naar mij riep: "je moeder, je moeder, je moeder, jouw kanker moeder, jouw kanker moeder, jouw kanker moeder". Ik zag en hoorde dat de woorden die de verdachte sprak en schreeuwde, die ik hierboven verklaard heb, kennelijk opzettelijk in mijn richting en voor mij bestemd waren en voor een deel in het openbaar werden uitgesproken. Dit deed hij ook in het bijzijn van mijn collega's. Ik voel mij hierdoor beledigd. [33]
Een proces-verbaal van bevindingen van 8 juni 2022 – zakelijk weergegeven:
Op woensdag 08 juni 2022 moesten wij, [verbalisant 5] en [verbalisant 1] , de aangehouden verdachte [verdachte] overbrengen naar het politiebureau aan de Kroonstraat in Utrecht. Bij het instappen van de politieauto hoorde ik, [verbalisant 5] , woorden van de volgende gelijke strekking zeggen: 'je kankermoeder, kankerhond. Tijdens het overbrengen hoorde ik, [verbalisant 5] , de verdachte het volgende zeggen: 'Ik heb voor alle politiemensen respect, behalve voor jou.' Ik zag dat de verdachte hierbij keek naar collega [verbalisant 1] . Ik hoorde verdachte enkele ogenblikken later zeggen: 'kankermongool' Ik zag dat de verdachte hierbij keek naar collega [verbalisant 1] . [34]
Ik hoorde verdachte hier als volgt op antwoorden: 'Je moeder, Je moeder, Je moeder,' Enkele ogenblikken later hoorde ik verdachte zeggen: 'Je kankermoeder, Je kankermoeder, Je kankermoeder.' Ik zag dat de verdachte hierbij keek naar collega [verbalisant 1] . [35]
Bewijsoverwegingen feit 1
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1]
heeft in deze strafzaak meerdere verklaringen afgelegd. Op 9 en 10 juni 2022 heeft zij bij de politie verklaard en op 18 juli 2022 is zij als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. Op 18 juli 2022 verklaart [slachtoffer 1] over de wederrechtelijke vrijheidsberoving opvallend anders. Ze geeft aan dat verdachte haar niet heeft opgesloten en dat haar huissleutels in haar tas zaten, maar dat ze dat was vergeten. De rechtbank zal de verklaring van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris niet voor het bewijs gebruiken, nu zij deze niet betrouwbaar vindt. De verklaringen, afgelegd op 9 en 10 juni 2022, vindt de rechtbank wel betrouwbaar. Deze verklaringen van 9 en 10 juni 2022 zijn kort na het gebeurde afgelegd en worden – anders dan de verklaring op 18 juli 2022 bij de rechter-commissaris - ondersteund door verschillende objectieve bewijsmiddelen. De rechtbank acht deze verklaringen daarom wel bruikbaar voor het bewijs.
Verklaringen [slachtoffer 1] en steunbewijs
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] bij de politie volgt dat zij op 6 juni 2022 in de woning door verdachte wederrechtelijk van haar vrijheid is beroofd. Uit haar verklaringen volgt immers dat zij de woning op 6 juni na de mishandeling niet mocht verlaten van verdachte. Verdachte had haar sleutels en mobiele telefoon afgepakt, de voordeur van de woning was door verdachte op slot gedaan, er was geen andere mogelijkheid dan via de voordeur om de woning te verlaten en verdachte had gedreigd [slachtoffer 1] en haar familie wat aan te doen.
De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de Whatsappgesprekken tussen [slachtoffer 1] en verdachte op 6 juni 2022. In dit gesprek bevestigt verdachte dat hij [slachtoffer 1] ‘voor nu’ heeft opgesloten.
De verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris dat hij geen opzet heeft gehad om [slachtoffer 1] op te sluiten, wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
BeoordelingDe rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] op 6 juni 2022 van haar vrijheid beroofd heeft gehouden. De rechtbank stelt vast dat de gedachtestreepjes in de tenlastelegging enkel zien op gebeurtenissen en handelingen die volgens de bewijsmiddelen hebben plaatsgevonden op 6 juni 2022. De in de tenlastelegging genoemde feitelijkheden maken dan ook dat wederrechtelijke vrijheidsberoving op 7 en 8 juni 2022 niet kan worden bewezen. Op grond van de voorliggende tenlastelegging wordt namelijk niet duidelijk op welke wijze verdachte [slachtoffer 1] op die dagen van haar vrijheid beroofd zou hebben (gehouden). Verdachte zal partieel worden vrijgesproken van de wederrechtelijke vrijheidsberoving op 7 en 8 juni 2022.
Bewijsoverwegingen feit 2
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 1] en verdachte ten tijde van het tenlastegelegde een relatie hebben. Verdachte heeft bij de rechter-commissaris bekend [slachtoffer 1] te hebben mishandeld door haar tegen haar hoofd te slaan, terwijl hij een aantal ringen om zijn vingers had. Mevrouw [slachtoffer 1] heeft op 9 en 10 juni 2022 verklaard dat verdachte haar niet alleen heeft geslagen, maar ook haar keel heeft vastgepakt en daarin heeft geknepen. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de letselverklaring.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn levensgezel, mevrouw [slachtoffer 1] , heeft mishandeld, door haar te slaan met een hand met (in ieder geval) één ring en ook door haar keel dicht te knijpen. Voor een mishandeling op 7 en 8 juni 2022 en voor de overige geweldshandelingen bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte zal daarvan partieel worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen feit 3
De bewijsmiddelen
Aan verdachte wordt verweten dat hij [slachtoffer 1] en ook haar ouders op meerdere momenten heeft bedreigd tussen 10 februari 2022 en 8 juni 2022.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van het door de raadsvrouw gevoerde verweer dat vrijspraak dient te volgen voor een aantal uitlatingen omdat voor wat betreft deze uitspraken de verklaring van mevrouw [slachtoffer 1] het enige bewijsmiddel is, het volgende. Het is juist dat volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Daarbij is echter van belang dat dit de tenlastelegging in haar geheel betreft, en niet slechts een onderdeel daarvan. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt op cruciale punten steun in andere (objectieve) bewijsmiddelen, waaronder Whatsappberichten en de verklaring van verdachte. De rechtbank heeft daarom geen reden te twijfelen aan de verklaringen van aangeefster en acht wettig en overtuigend bewezen dat alle ten laste gelegde bedreigende teksten door verdachte zijn geuit.
Voor een veroordeling ten aanzien van bedreiging is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging, dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte de bedreigingen waar zou maken, en dat het opzet van de verdachte op deze beide aspecten was gericht.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de ouders van [slachtoffer 1] pas door toedoen van de politie op de hoogte zijn geraakt van de bedreiging en dat verdachte geen opzet had om de ouders van [slachtoffer 1] te bedreigen. Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit dat bij zowel [slachtoffer 1] als haar ouders niet de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte zijn bedreigingen waar zou maken, onder meer omdat de vader van [slachtoffer 1] heeft verklaard niet bang te zijn geworden door de bedreigingen.
Dat de bedreiging op een indirecte manier aan de bedreigde is gericht, doet niet af aan de strafbaarheid daarvan. Ten aanzien van het vaststellen van (voorwaardelijk) opzet is van belang de indringende wijze waarop de bedreigingen werden geuit en de personen tegenover wie of in wiens kennelijke aanwezigheid de bedreigingen werden geuit. Door de bedreigingen jegens de ouders van [slachtoffer 1] aan [slachtoffer 1] te richten, heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de bedreigingen terecht zouden komen bij degene op wie ze betrekking hadden, namelijk haar ouders. Bovendien konden de bedreigingen, gelet op de aard en de context waarin deze werden gedaan, namelijk een gespannen relatiesfeer met veel ruzie tussen verdachte en [slachtoffer 1] , bij de bedreigden de redelijke vrees doen ontstaan dat verdachte de bedreigingen ook daadwerkelijk zou uitvoeren. Dat de vader van [slachtoffer 1] heeft verklaard niet bang te zijn geworden door de bedreigingen is niet relevant. Niet is vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat werkelijk vrees is opgewekt en de bedreigde zich in zijn vrijheid belemmerd achtte.
Beoordeling
De rechtbank acht gelet op het voorgaande de tenlastegelegde bedreigingen aan het adres van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] omstreeks de gehele tenlastegelegde periode, in ieder geval op 10 februari 2022, op 1 juni 2022 en op 6 juni 2022, wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging feit 4
Op zaterdag 21 mei 2022 is verdachte volgens getuige [getuige 2] naar het tankstation gekomen waar [slachtoffer 1] werkzaam is (de [bedrijf 2] in [plaats 3] ). [slachtoffer 1] en [getuige 2] verklaren dat verdachte de hele dag bij het tankstation heeft rondgehangen. [getuige 2] verklaart dat hij op enig moment zag dat de auto van [slachtoffer 1] linksvoor een lekke band had. Samen met [slachtoffer 1] heeft getuige [getuige 2] de beelden terug gekeken en daarop was te zien dat verdachte met zijn rug tegen de auto was gaan zitten, en dat de rechterachterband later leeg bleek te zijn. Aangeefster bevestigt dat zij op de beelden heeft gezien dat verdachte haar banden heeft laten leeglopen. Zij verklaart bovendien dat de auto, een Fiat 500, van haar moeder is. De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande wettig en overtuigend bewijs oplevert voor het onbruikbaar maken van de auto van de moeder van aangeefster. Onbruikbaar maken houdt in dat een voorwerp (hier: de auto) in een toestand wordt gebracht waardoor het voorwerp niet meer gebruikt kan worden voor het doel waarvoor het is bestemd (hier: ermee rijden). Daaraan doet niet af dat de onbruikbaarmaking van beperkte duur is en herstel in het gebruik zonder noemenswaardige kosten of inspanning – zoals in dit geval het ter plekke oppompen van de banden – mogelijk is.
Bewijsoverweging feit 5
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] (aangever) volgt dat verdachte zich bij de aanhouding in zijn woning aan de [adres 4] in [plaats 1] op 8 juni 2022 verbaal agressief en beledigend gedraagt en zich daarbij telkens richt tot verbalisant [verbalisant 1] . Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat verdachte meerdere beledigende woorden naar hem heeft geuit en dat hij zich hierdoor beledigd voelde. Dit proces-verbaal op ambtsbelofte vindt bovendien steun in het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] . Verbalisant [verbalisant 5] verklaart dat hij verdachte hoorde zeggen:
'je kankermoeder, kankerhond’, 'Ik heb voor alle politiemensen respect, behalve voor jou.', 'kankermongool'.Daarbij zag [verbalisant 5] dat verdachte telkens naar verbalisant [verbalisant 1] keek. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de heer [verbalisant 1] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermaals heeft beledigd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Parketnummer 16-141990-22
Feit 1:
hij op 6 juni 2022 te [plaats 1] , opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd gehouden (in een woning gelegen aan de [adres 4] ), door
- de voordeur van die woning (waar die [slachtoffer 1] verbleef) op slot te draaien en de sleutels in zijn zak te stoppen en
- de sleutels en de mobiele telefoon van die [slachtoffer 1] af te pakken en
- de woning te verlaten en de sleutels mee te nemen en
- tegen die [slachtoffer 1] te roepen: "Je gaat hier niet levend uit komen vandaag, ik ga naar je moeder en vader toe om ze te vermoorden. Daarna kom ik terug en vermoord ik jou"
Feit 2:
hij op 6 juni 2022 te [plaats 1] , zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] meerdere malen (met een ring om één van zijn vingers) te slaan in/op/tegen het gezicht en het oor en het hoofd en haar keel dicht te knijpen;
Feit 3:
hij omstreeks de periode tussen 10 februari 2022 en 8 juni 2022 in Nederland, telkens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen
- " als ik vanavond wordt aangehouden gooi ik een handgranaat door je raam" en
- " je wilt niet weten wat er gebeurd als ik aangehouden wordt" en
- " vandaag is de dag dat ik je ga dood maken" en
- " je gaat hier niet levend uit komen vandaag, ik ga naar je moeder en vader toe om ze te
vermoorden. Daarna kom ik terug en vermoord ik jou" en
- " ik ga je in je buik trappen" en
- " ik sla je tanden eruit" en daarbij dreigend zijn been op te trekken en in de richting van de buik van die [slachtoffer 1] te houden en
- die [slachtoffer 1] een (whatsapp)bericht te sturen inhoudende "Geef me 1 reden wrm ik jou niet zo afslachten";
Feit 4:
hij op 21 mei 2022 te [plaats 3] , opzettelijk en wederrechtelijk een personenvoertuig (Fiat 500), die geheel aan [slachtoffer 2] toebehoorde onbruikbaar heeft gemaakt;
Feit 5:
hij op 8 juni 2022 te [plaats 1] , opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "kankerhond" en "taser me maar, schiet me maar, schiet mij maar, schiet mij maar, schiet mij maar, schiet mij maar jongen, schiet mij maar jongen, schiet dan, schiet dan, he madafacker, madafacker, ja madafacker ben je, je bent gewoon een pussy, je bent gewoon een pussy" en "kankermongool" en "je vind jezelf echt tof, ook die dag toen in Utrecht, je zei je komt zo bij me, dat duurde 2 uur denk je dat ik dat ben vergeten, denk je dat ik dat ben vergeten, denk je dat ik dat ben vergeten, jouw gezicht vergeet ik nooit vriend, jouw gezicht vergeet ik nooit, ik onthoud dat, onthoud dat, onthoud dat, je gaat nu heel snel opkankeren van hier, opkankeren van hier, alle agenten heb ik respect voor, behalve voor jou" en ""je moeder, je moeder, je moeder, jouw kanker moeder, jouw kanker moeder, jouw kanker moeder",.
Parketnummer 16-324252-22
Feit 1 subsidiair:
hij op 17 april 2022 te [plaats 1] , [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] met een voorwerp op /tegen het hoofd te slaan;
Feit 2 primair:
hij op 14 november 2022 te [plaats 2] , opzettelijk een hoeveelheid brandstof toebehorende aan tankstation [bedrijf 1] , en welke brandstof verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan de [straat] , had getankt, onder gehoudenheid die brandstof te betalen en welke brandstof verdachte aldus anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Feit 3:
hij op 14 november 2022 te [plaats 2] , terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor één of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Weg der Verenigde Naties , de Baronieweg , , de Vondellaan , de Kasteellaan en de Herman de Manlaan , als bestuurder een motorrijtuig, (een bestelauto), van die categorie heeft bestuurd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 16-141990-22
Feit 1:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven..
Feit 2:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel.
Feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Feit 5:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Parketnummer 16-324252-22
Feit 1 subsidiair:
mishandeling.
Feit 2 primair:
Verduistering.
Feit 3:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een beroep gedaan op noodweerexces. De raadsvrouw heeft bepleit dat haar cliënt mogelijk de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, maar dat dit het rechtstreeks gevolg was van een hevige gemoedsbeweging, bestaande uit woede en angst, die het gevolg was van het feit dat aangever (meermaals) op cliënt af kwam en niet andersom.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweerexces dient te worden verworpen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien de rechtbank van oordeel is dat er geen sprake is geweest van een noodweersituatie en verdachte dus geen beroep op noodweer toekomt, slaagt een beroep op noodweerexces evenmin.
Er is ook overigens geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest;
- een dadelijk uitvoerbare maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met zijn ex-partner mevrouw [slachtoffer 1] , met mevrouw [slachtoffer 2] (moeder van [slachtoffer 1] ) en met de heer [slachtoffer 3] (vader van [slachtoffer 1] ), voor de duur van vijf jaren;
- een dadelijk uitvoerbare maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht, inhoudende een locatieverbod van 200 meter rondom de woning van de moeder van aangeefster aan de [adres 5] , [postcode 2] in [plaats 4] , voor de duur van vijf jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
T.a.v. de straf
De verdediging heeft de rechtbank verzocht een alternatief te zoeken voor de langdurige gevangenisstraf die de officier van justitie voorstaat. Verdachte heeft veel spijt van zijn gedragingen jegens zijn ex-partner en moeder van zijn kind, mevrouw [slachtoffer 1] . Hij is sinds 3 november 2022 in behandeling bij een psycholoog. Hij krijgt daar agressieregulatie-therapie en traumabehandeling. Verder heeft hij weer contact gezocht met de begeleidster die hem tot een aantal jaar geleden heeft begeleid, te weten mevrouw [medewerker] van [instelling] . Ook heeft hij gesprekken bij Jellinek gehad over stoppen met alcohol en drugs. Verdachte is bereid om een taakstraf uit te voeren, en stelt zich open voor hulpverlening.. Belangrijk is dat verdachte de positieve weg die hij is ingeslagen kan voortzetten, in het bijzonder dat hij zijn werk kan behouden, zodat hij zijn schulden kan aflossen en een dagbesteding heeft, maar ook dat de opgestarte behandeling en begeleiding doorgang kan vinden.
T.a.v. het contactverbod
De verdediging verzoekt de rechtbank geen contactverbod op te leggen. Het contactverbod is, als schorsingsvoorwaarde, sinds 20 juli 2022 opgeheven. Dit heeft niet tot problemen geleid. Er moet kunnen worden gewerkt aan beter contact, onder andere met de zoon van verdachte, en dat kan niet als er een contactverbod is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Gelet op het volgende kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Verdachte wordt bij dit vonnis veroordeeld voor acht strafbare feiten. De rechtbank heeft niet alleen gelet op de veelheid van de feiten, maar met name ook op de ernst van een aantal van deze feiten – te weten de wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling van een levensgezel – die zich grotendeels hebben afgespeeld binnen de huiselijke sfeer, waar men zich gewoonlijk veilig dient te kunnen voelen. Op deze veiligheid is door verdachte inbreuk gemaakt, met verstrekkende gevolgen voor het slachtoffer. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de veelheid aan de door verdachte geuite bedreigingen richting zowel zijn ex-partner als zijn ex-schoonouders gedurende een lange periode en de grote impact die een en ander op de slachtoffers heeft (gehad). Om die reden acht de rechtbank oplegging van een taakstraf niet passend. Daar komt bij dat in het verleden ook meerdere aan verdachte opgelegde werkstraffen retour zijn gegaan en (nog steeds) niet zijn afgerond.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 6 maart 2023;
- een reclasseringsadvies van 6 maart 2023, uitgebracht door Mevrouw E. Le Mair namens Reclassering Nederland;
- een psychologisch rapport van 19 oktober 2022, uitgebracht door B.D. van der Wende en J. Heerschop, GZ-psychologen.
Uit het reclasseringsrapport blijkt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Gezien de opgebouwde justitiële documentatie, de (jonge) leeftijd van betrokkene en de doorgaans zelfbepalende houding naar hulpverlenende instanties vindt de reclassering de situatie zorgwekkend. Daarnaast zijn er aanhoudend zorgen over emotieregulatie problematiek en over zijn alcoholgebruik. Er lijkt enige motivatie voor hulpverlening, maar louter in het vrijwillige kader. Betrokkene werd in 2021 begeleid door de reclassering, maar de reclassering heeft tot op heden weinig tot niets kunnen bereiken. De reclassering acht reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden daarom niet haalbaar. De risico’s op recidive en letselschade kunnen niet worden ingeschat. Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Bij een veroordeling wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd en een contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, met dadelijke uitvoerbaarheid.
Uit het psychologisch rapport blijkt – zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
Betrokkene is een thans 20-jarige man die niet heeft willen meewerken aan het huidige onderzoek. Er is geen zicht gekomen op het bestaan van eventuele psychische klachten, of het intelligentieniveau
.Er is wel enige informatie over zijn voorgeschiedenis bekend. Hieruit komt naar voren dat betrokkene een uitgebreid justitieel uittreksel heeft met veroordelingen voor uiteenlopende delicten, waaronder agressie. Er is eveneens sprake geweest van hulpverlening, zowel in een vrijwillig als een gedwongen kader. Binnen de hulpverlening is er in 2019, toen betrokkene 17 jaar was, gesproken van een normoverschrijdende gedragsstoornis en een achtergestelde morele ontwikkeling, waarbij niet duidelijk is in welke mate behandeling een positief effect heeft gesorteerd. Het is ook niet bekend hoe betrokkene zich de afgelopen jaren op de verschillende levensgebieden heeft ontwikkeld. Ook is geen zicht gekomen op zijn functioneren in partnerrelaties of andere relaties. De agressieregulatie en impulscontrole is niet in beeld gekomen. Ook is niet duidelijk hoe betrokkene omgaat met voor hem krenkende situaties en in welke mate de probleemoplossende vaardigheden zijn ontwikkeld.
Door partner wordt gemeld dat betrokkene dagelijks middelen zou gebruiken. Dit zou kunnen wijzen op een stoornis in middelengebruik, maar dit kon niet onderzocht worden. Ook is niet duidelijk of betrokkene in zijn leven blootgesteld is geweest aan traumatiserende gebeurtenissen en in welke mate de hechting met belangrijke personen tot stand is gekomen.
Mocht betrokkene hebben meegewerkt, dan zou in ieder geval onderzoek naar de intelligentie, de persoonlijkheid en middelenproblematiek zijn verricht. Ook zou het van belang zijn geweest een referent te spreken die meer zicht zou kunnen geven op zijn ontwikkeling. In het verleden heeft betrokkene een intelligentieonderzoek gehad waaruit blijkt dat hij een gemiddelde intelligentie heeft. Daarmee lijkt een verstandelijke beperking niet voor de hand te liggen, maar niet duidelijk is op welke intellectuele vaardigheden betrokkene sterker of zwakker presteert.
Artikel 63 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte na het plegen van (het overgrote deel van) het bewezenverklaarde:
  • op 17 juni 2022 is veroordeeld tot 2 dagen gevangenisstraf en een taakstraf van 50 uren;
  • op 24 november 2022 is veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
  • op 29 november 2022 is veroordeeld tot een geldboete van 400 euro en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
De straf
De rechtbank wijkt bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie, in die zin dat zij de helft van de gevangenisstraf in voorwaardelijke zin zal opleggen. De rechtbank acht het gelet op het vorenstaande noodzakelijk dat verdachte een stok achter de deur heeft om gemotiveerd te blijven de positieve weg die hij – volgens de raadsvrouw – is ingeslagen voort te zetten en zich bovenal niet opnieuw aan enig strafbaar feit schuldig zal maken.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is. De rechtbank is voorts van oordeel dat het verzoek van de benadeelde partij [slachtoffer 1] om verdachte te verplichten een bedrag van € 5.000,00 in het Schadefonds Geweldsmisdrijven te storten voldoende is onderbouwd en daarmee toewijsbaar is. Als bijzondere voorwaarde legt de rechtbank daarom aan verdachte de verplichting op tot storting van een bedrag ter hoogte van € 5.000,00 in het Schadefonds Geweldsmisdrijven bij wijze van vergoeding van de door [slachtoffer 1] geleden schade.
Vrijheidsbeperkende maatregel: contact- en locatieverbod met dadelijke uitvoerbaarheid
Ten aanzien van de verzochte contact- en locatieverboden oordeelt de rechtbank als volgt.
De rechtbank legt aan verdachte een contactverbod op met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van 2 jaar, met 5 dagen hechtenis per overtreding (met een maximum van 6 maanden).
De rechtbank legt daarnaast aan verdachte een locatieverbod op voor de woning en een straal van 200 meter rondom de woning van [slachtoffer 2] , gelegen aan de [adres 5] , [postcode 2] in [plaats 4] , in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van 2 jaar, met 5 dagen hechtenis per overtreding (met een maximum van 6 maanden).
Gelet op hetgeen door de benadeelde partijen en de officier van justitie naar voren is gebracht en gelet op hetgeen hierover in de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 6 maart 2023 is opgenomen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Om die reden zal zij bevelen dat alle bovengenoemde maatregelen, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BESLAG

Blijkens de beslaglijst onder parketnummer 16-141990-22 is onder verdachte in beslag genomen: 1 zak hennep (goednummer: G3001790)
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het inbeslaggenomen gripzakje met wiet zal worden onttrokken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het onder verdachte in beslag genomen en aan verdachte toebehorende voorwerp, te weten 1 gripzakje wiet (goednummer G3001790
), teruggeven. Er is geen grond voor verbeurdverklaring.

10.BENADEELDE PARTIJ

Parketnummer 16-141990-22
De heer [slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 750,00 aan immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16-141990-22 onder 3 ten laste gelegde feit. Dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast verzoekt de benadeelde partij een vergoeding van de proceskosten ter hoogte van € 508,00 (liquidatietarief I), bestaande uit advocaatkosten voor het opstellen en indienen van het verzoek tot schadevergoeding.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
Gelet op de onderbouwing en de duidelijke angst en impact die het handelen van verdachte teweeg hebben gebracht, acht de officier van justitie de gevorderde schade toewijsbaar met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ook de kosten voor rechtsbijstand kunnen worden toegewezen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt primair het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De grondslag van de gevorderde immateriële schadevergoeding is vastgelegd in artikel 6:106 onder b van het Burgerlijk Wetboek: aantasting van de persoon op andere wijze. Van de in dat artikel bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van de normschending – in dit geval een bedreiging waarvan geen aangifte is gedaan en waarvan de benadeelde partij bij de politie heeft verklaard dat hij hier niet bang van is geworden – in deze zaak niet meebrengen dat sprake is van een aantasting in de persoon van de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft de vordering op dit punt bovendien ook niet met concrete gegevens onderbouwd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.VOORLOPIGE HECHTENIS

11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het hierna genoemde verzoek van de verdediging ten aanzien van de voorlopige hechtenis.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De voorlopige hechtenis van verdachte in de procedure met parketnummer 16-141990-22 is geschorst. Verzocht wordt om de voorlopige hechtenis geschorst te houden zolang de uitspraak in deze zaak niet onherroepelijk is, gelet op alle persoonlijke omstandigheden van verdachte.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Een afweging van de belangen van de maatschappij tegenover die van verdachte heeft eerder geleid tot schorsing van de voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 16-141990-22.
Nu is sprake van een andere situatie. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en verdachte wordt schuldig bevonden aan meerdere strafbare feiten, waaronder de wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en bedreiging van zijn ex-partner, Verdachte wordt hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf. De gronden waarop de voorlopige hechtenis rust zijn nog onverkort van toepassing. Een hernieuwde afweging van de belangen van de maatschappij en verdachte leidt de rechtbank tot de conclusie dat de belangen van de maatschappij bij de detentie van verdachte nu zwaarder wegen dan de belangen van verdachte om een eventueel hoger beroep in vrijheid af te wachten, mede gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Er zijn geen bijzondere, zwaarwichtige persoonlijke belangen aangevoerd of anderszins gebleken die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De schorsing van de voorlopige hechtenis zal daarom worden opgeheven. De rechtbank zal de schorsing van het bevel bewaring opheffen per heden.
Het voorgaande betekent (voorts) dat het verzoek van de raadsvrouw om de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst te laten, wordt afgewezen.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 38v, 38w, 57, 63, 266, 267, 282, 285, 300, 304, 321 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het inzake parketnummer 16-324252-22 onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart de overige ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte uiterlijk voor het einde van de proeftijd een geldbedrag van € 5.000,00 zal storten op de rekening van het Schadefonds Geweldsmisdrijven (Postbus 71, 2501 CB in Den Haag), onder vermelding van de naam van [slachtoffer 1] en het parketnummer van deze strafzaak;
Oplegging maatregel
  • legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 (twee) jaren;
  • beveelt dat verdachte
  • zich onthoudt van direct en indirect contact met mevrouw [slachtoffer 1] , mevrouw [slachtoffer 2] en de heer [slachtoffer 3] ;
  • zich niet ophoudt in een straal van 200 (tweehonderd) meter rondom de woning van [slachtoffer 2] , gelegen aan de [adres 5] ( [postcode 2] ) te [plaats 4] ;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis (met een maximum van 6 (zes) maanden);
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis per heden;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, 1 (een) gripzakje wiet (goednummer: G3001790);
Benadeelde partij
  • verklaart [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Michon, voorzitter, mrs. G.A. Bos en B. Vis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Emsbroek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 maart 2023.
Mr. Michon is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16-141990-22:
1.
hij op één of meer tijdstippen of omstreeks de periode tussen 6 juni 2022 en 8 juni 2022 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden (in een woning gelegen aan de [adres 4] ), door
- de voordeur van die woning (waar die [slachtoffer 1] verbleef) op slot te draaien en/of de sleutels in zijn zak te stoppen en/of
- de (auto)sleutel(s) en/of de mobiele telefoon van die [slachtoffer 1] af te pakken en/of
- de woning te verlaten en de sleutels mee te nemen en/of
- de badkamerdeur in te trappen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te roepen: "Je gaat hier niet levend uit komen vandaag, ik ga naar je moeder en vader toe om ze te vermoorden. Daarna kom ik terug en vermoord ik jou" en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij de woning niet mocht verlaten en/of
- aan die [slachtoffer 1] te vragen of zij de politie had gebeld;
(Artikel art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op één of meer tijdstippen of omstreeks de periode tussen 6 juni 2022 en 8 juni 2022 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, (telkens) zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] één of meerdere malen (met gebalde vuist en/of met een ring om één van zijn vingers) te slaan en/of te stompen in/op/tegen het gezicht en/of het oor en/of het hoofd, in elk geval het lichaam en/of één of meerdere malen haar keel dicht te knijpen en/of dicht geknepen te houden;
(Artikel art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op één of meer tijdstippen of omstreeks de periode tussen 10 februari 2022 en 8 juni 2022 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, (telkens) [slachtoffer 1] en/of haar ongeboren kind en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen
- " als ik vanavond wordt aangehouden gooi ik een handgranaat door je raam" en/of
- " je wilt niet weten wat er gebeurd als ik aangehouden wordt" en/of
- " vandaag is de dag dat ik je ga dood maken" en/of
- " je gaat hier niet levend uit komen vandaag, ik ga naar je moeder en vader toe om ze te
vermoorden. Daarna kom ik terug en vermoord ik jou" en/of - "ik ga je in je buik trappen" en/of
- " ik sla je tanden eruit", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of daarbij dreigend zijn been op te trekken en/of in de richting van de buik van die [slachtoffer 1] te houden/wijzen en/of
- die [slachtoffer 1] een (whatsapp)bericht te sturen inhoudende "Geef me 1 reden wrm ik jou niet zo afslachten";
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 21 mei 2022 te [plaats 3] , in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een personenvoertuig (Fiat 500), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(Artikel art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 8 juni 2022 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "kankerhond" en/of "taser me maar, schiet me maar, schiet mij maar, schiet mij maar, schiet mij maar, schiet mij maar jongen, schiet mij maar jongen, schiet dan, schiet dan, he madafacker, madafacker, ja madafacker ben je, je bent gewoon een pussy, je bent gewoon een pussy" en/of "kankermongool" en/of "je vind jezelf echt tof, ook die dag toen in Utrecht, je zei je komt zo bij me, dat duurde 2 uur denk je dat ik dat ben vergeten, denk je dat ik dat ben vergeten, denk je dat ik dat ben vergeten, jouw gezicht vergeet ik nooit vriend, jouw gezicht vergeet ik nooit, ik onthoud dat, onthoud dat, onthoud dat, je gaat nu heel snel opkankeren van hier, opkankeren van hier, alle agenten heb ik respect voor, behalve voor jou" en/of ""je moeder, je moeder, je moeder, jouw kanker moeder, jouw kanker moeder, jouw kanker moeder", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
(Artikel art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 16-324252-22:
1.
hij op of omstreeks 17 april 2022 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen één of meermalen met een hard en/of puntig voorwerp,op/in/tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft gestoken en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 april 2022 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] één of meermalen met een hard en/of puntig voorwerp op/in/tegen het hoofd te steken en/of te slaan;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 14 november 2022 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland, opzettelijk (ongeveer) 80 liter benzine (ter waarde van 150 euro,-), in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan tankstation [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan de [straat] , had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 november 2022 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland, ongeveer 80 liter benzine (ter waarde van 150 euro), in elk geval een hoeveelheid brandstof, dat/die geheel of ten dele aan tankstation [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op of omstreeks 14 november 2022 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor één of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Weg der Verenigde Naties , de Baronieweg , de Energieweg , de Vondellaan , de Kasteellaan en/of de Herman de Manlaan , als bestuurder een motorrijtuig, (een bestelauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
( art 9 lid 2 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 1 september 2022, 9 november 2022 en 29 december 2022 genummerd PL0900-2022162711 en PL0900-2022339958 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd p. 1 tot en met 195 en p. 1 tot en met 156. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 98.
3.Pagina 99.
4.Pagina 100.
5.Pagina 118.
6.Pagina 118.
7.Pagina 7.
8.Pagina 14.
9.Pagina 14.
10.Pagina 15.
11.Pagina 141.
12.Pagina 143.
13.Pagina 143
14.Pagina 16.
15.Pagina 17.
16.Pagina 20.
17.Pagina 26.
18.Pagina 26.
19.Pagina 135.
20.Pagina 136.
21.Pagina 137.
22.Pagina 94.
23.Pagina 39.
24.Pagina 40.
25.Pagina 169
26.Pagina 22.
27.Pagina 22.
28.Pagina 23.
29.Pagina 64.
30.Pagina 70.
31.Pagina 71.
32.Pagina 72.
33.Pagina 73.
34.Pagina 155.
35.Pagina 155.