4.3Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16-324252-22
Vrijspraak feit 1 primair
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor het onder parketnummer 16-324252-22 onder feit 1 primair ten laste gelegde. Verdachte wordt daarom hiervan vrijgesproken.
Bewijsmiddelen feit 1 subsidiair
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 22 april 2022– zakelijk weergegeven:
Op 17 april 2022 omstreeks 19:30 uur parkeerde ik mijn scooter links van de ingang van [locatie 1] op de [adres 2]
te [plaats 1] . Ik zag dat de bestuurder van de caddy parkeerde op het kruis op de stoep voor de [locatie 1] . Ik zag dat [verdachte] uit de caddy stapte.Ik zag dat [verdachte] een voorwerp met zijn rechterhand pakte. Ik heb niet gezien wat het voor een voorwerp was. Vervolgens zag ik dat [verdachte] met het voorwerp uitstapte. Ik zag dat [verdachte] op één (1) meter van mij af kwam staan. Ineens voelde ik dat [verdachte] mij met het voorwerp op mijn achterhoofd sloeg.Ik voelde meteen een kloppende pijn. Ik voelde mij licht in mijn hoofd en duizelig worden. Ik boog vervolgens wat voorover. Hierna sloeg [verdachte] mij nog vijf (5) keer. Ik voelde dat hij mij wederom op mijn achterhoofd raakte..
Proces-verbaal van bevindingen van 15 juli 2022 – met betrekking tot het uitlezen van de camerabeelden, zakelijk weergegeven:
20:18:10
lk zie dat de bestuurder en [slachtoffer 4] uit de Volkswagen komen. lk zie dat de bestuurder een voorwerp in zijn rechterhand vasthoud.
20:18:12
Ik zie dat de bestuurder van de Volkswagen met het voorwerp wat hij in zijn rechterhand vasthoud. Ik zie dat hij zijn rechter hand naar achter beweegt en in de richting van het hoofd van [slachtoffer 4] gaat. Ik zie dat hij op het hoofd van [slachtoffer 4] terecht komt. ik zie dat hij dit vijf keer doet.
Bewijsoverweging feit 1 subsidiair
De verklaringen
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 17 april 2022 op de [adres 2] in [plaats 1] meermalen door verdachte met een voorwerp op zijn hoofd is geslagen en dat hij daarna een kloppende pijn voelde. Verdachte heeft bekend aangever op het hoofd te hebben geslagen met een voorwerp. Het voorgaande wordt ook door de camerabeelden van [locatie 1] bevestigd. De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen met wat voor voorwerp verdachte tegen het hoofd van aangever heeft geslagen, maar dat [slachtoffer 4] door verdachte meermalen is geslagen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
Noodweer
Omdat een geslaagd beroep op noodweer in dit geval zou leiden tot vrijspraak, zal de rechtbank het beroep op noodweer hieronder bespreken.
Juridisch kader noodweer
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat er sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed, waartegen een noodzakelijke verdediging is geboden. Deze verdediging mag voorts de grenzen van de subsidiariteit en proportionaliteit niet overschrijden. Daarnaast mag er geen sprake zijn van eigen schuld (culpa in causa).
Beoordeling noodweer
De rechtbank is op basis van het dossier en de camerabeelden die ter terechtzitting zijn afgespeeld van oordeel dat verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toekomt, en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier volgt dat er op 17 april voor de [locatie 1] een situatie is ontstaan waarbij zowel verdachte als aangever zich agressief naar elkaar opstelden. Er werd gesust door onder andere een beveiliger van de coffeeshop. Verdachte stapt daarop in de Volkswagen en aangever loopt terug in de richting van zijn scooter.
Uit de camerabeelden blijkt dat aangever op enig moment terug naar de Volkswagen rent, het bestuurdersportier opentrekt en zich naar binnen en over verdachte buigt, die op dat moment op de bestuurdersstoel zit. Aangever staat enkele seconden over verdachte gebogen.
Uit de camerabeelden blijkt dat aangever vervolgens achteruit stapt en de Volkswagen verlaat. Direct aansluitend stapt ook de verdachte uit de Volkswagen. De verdachte probeert meteen nadat hij uit de auto is gestapt uit te halen naar aangever. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte aangever meermalen met een voorwerp op zijn hoofd heeft geslagen.Verdachte heeft verklaard dat hij zich bedreigd en in een hoek gedrukt voelde en dat hij daarom terugvechten als enige optie zag.
Gezien de camerabeelden en de afgelegde verklaring van verdachte acht de rechtbank aannemelijk geworden dat er in de auto een gewelddadig contact tussen aangever en verdachte is geweest. De rechtbank is echter van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, en dan met name op grond van de camerabeelden, niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich op het moment dat hij aangever sloeg nog in een situatie bevond waarin hij zich noodzakelijk tegen een aanranding moest verdedigen. De dreiging vanuit aangever was kort voorafgaand aan het moment van slaan gestopt, doordat aangever zich uit de auto van verdachte en terug op straat had begeven. Uit de beelden blijkt niet dat aangever buiten de auto verdachte aanvalt of dat daartoe een onmiddellijke dreiging is. Verdachte haalt vervolgens vijf keer uit in de richting van het hoofd van aangever. Verdachte heeft aldus geen verdedigende handelingen verricht, maar aanvallende.
Beoordeling
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 17 april 2022 de heer [slachtoffer 4] heeft mishandeld door hem meermalen met een voorwerp tegen het hoofd te slaan.
Bewijsmiddelen feit 2 primair
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van aangifte van dhr. [getuige 1] namens [bedrijf 1] van 14 november 2022, genummerd PL0900-2022339318-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 7 e.v.;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 14 november 2022, genummerd PL0900-2022339318-10, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 142 e.v.
Bewijsmiddelen feit 3
Proces verbaal van aangifte van 14 november 2022 – zakelijk weergegeven:
Op maandag 14 november 2022 was ik in dienst als medewerker van pompstation [bedrijf 1] . Ik zag een Mercedes bus het pomp terrein oprijden. Vervolgens reed hij weg.
Ik reed toen achter hem aan. Ik zag dat hij via de [straat] te IJsselstein reed naar de Shell op de Weg der Verenigde Naties 10 te IJsselstein .
Proces-verbaal van bevindingen van 14 november 2022 – zakelijk weergegeven:
Ik hoorde de collega's op een gegeven moment doorgeven dat het genoemde voertuig de Vondellaan te [plaats 2] op reed. Ik reed de Kasteellaan op en zag het genoemde voertuig mij tegemoet komen rijden.
Proces-verbaal van bevindingen van 14 november 2022– zakelijk weergegeven:
Ik was op maandag 14 november 2022 in dienst binnen de gemeente [plaats 2] . Enkele weken geleden was er een persoon gecontroleerd in de benoemde Mercedes Vito en dat betrof [verdachte] , omdat hij reed met een ongeldig verklaard rijbewijs. Het is mij ook bekend dat zijn rijbewijs, in de categorie B, ongeldig is verklaard.Omstreeks 14:28 uur hoorde ik dat een collega hondengeleider zicht had op de Mercedes Vito. Hij reed op dat moment op de Herman de Manlaan . Ik sloot aan bij de collega en zag direct dat Mercedes Vito stil stond ter hoogte van perceel 2.Ik zag dat vanuit de bestuurderszijde een persoon uitstapte die ik direct herkende als [verdachte] .
Een RDW-uittreksel van 17-11-2022 – zakelijk weergegeven:
[verdachte]
Geboren [geboortedatum] -2001 (21) te [geboorteplaats]
vanaf 15-08-2022 ongeldigheid
Proces-verbaal van verhoor van verdachte van 14 november 2022 – zakelijk weergegeven:
V: Welke rijbewijzen heb jij in je bezit?
A: Geen
A: Ik ben naar de buurman gegaan en niet naar mijn moeder omdat ik geen rijbewijs had.V: Waarom heb je niet voldaan aan de vordering van het CBR, om je rijbewijs bij hen te leveren?A: Ik heb hem opgestuurd. In Eindhoven hebben ze mij deze vraag ook gesteld en per post opgestuurd.
Bewijsoverweging feit 3
Op 14 november 2022 wordt verdachte door de politie achtervolgd vanwege een melding van ‘tanken zonder betalen’. Verdachte stopt uiteindelijk, na deze achtervolging, zijn auto op de Herman de Manlaan . Verdachte stapt uit en rent weg. Vervolgens wordt hij door de politie in een tuin aangehouden. Verbalisant [verbalisant 2] verklaart dat verdachte een aantal weken eerder ook al gecontroleerd was voor het rijden met een ongeldig rijbewijs. Uit het uittreksel van het RDW blijkt dat het rijbewijs van verdachte met ingang van 15 augustus 2022 inderdaad ongeldig is verklaard. Uit het uittreksel volgt niet dat aan verdachte na ongeldigverklaring een ander rijbewijs is afgegeven. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Verdachte verklaart in zijn verhoor bij de politie namelijk dat hij niet in het bezit is van een rijbewijs en dat hij zijn rijbewijs naar het CBR heeft opgestuurd. De rechtbank is van oordeel dat daarmee wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte op 14 november 2022, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was was afgegeven, heeft gereden op de Herman de Manlaan , de Weg der Verenigde Naties , de Baronieweg , de Vondellaan en de Kasteellaan . Van het rijden op de Energieweg zal verdachte partieel worden vrijgesproken.
Parketnummer 16-141990-22
Bewijsmiddelen feit 1, 2 en 3
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] van 9 juni 2022 – zakelijk weergegeven:
Ik ( [slachtoffer 1] , toevoeging rechtbank)ben maandag 06 juni 2022 mishandeld door [verdachte] (verdachte, de rechtbank) en sindsdien mocht ik zijn woning niet meer verlaten.[verdachte] begon mij te slaan. Ik kreeg vuistslagen op mijn rechter kant van mijn gezicht. [verdachte] raakte mijn oog, mijn slaap, mijn oor en de achterkant van mijn hoofd met zijn vuist. [verdachte] greep met beide handen mijn keel vast.
Toen hij die dag het huis verliet riep [verdachte] naar mij "Je gaat hier niet levend uit komen vandaag, ik ga naar je moeder en vader toe om ze te vermoorden. Daarna kom ik terug en vermoord ik jou". [verdachte] verliet de woning en draaide de voordeur op slot. Ik kon de woning niet verlaten omdat de deur op slot zat en ik kon geen sleutels vinden.
Proces-verbaal van verhoor van benadeelde [slachtoffer 1] van 10 juni 2022 – zakelijk weergegeven:
A: Wij hadden toen een relatie al, deze startte ongeveer in juni 2021.
0: Op maandag 06 juni 2022 pakte hij de sleutels af uit mijn hand. ik had geen sleutels meer om weg te kunnen. lk wilde naar de badkamer toen hij mijn sleutels en telefoon af pakte.V: Wat voelde je toen hij je sloeg?A: Pijnlijk natuurlijk.V: Gisteren zei je dat hij een ring om had.A: Ja had deze ring om.
Opmerking verbalisant: Benadeelde wijst naar de ring om haar ringvinger. De ring heeft een grote steen.
A: Hij heeft beide ringen zelf om zijn vingers gedaan. Ik weet niet om welke vingers hij deze had.
A: Hij zei ook dat vandaag de dag was dat hij mij dood zou maken. Hij zij dat hij mijn tanden eruit zou slaan en in mijn buik zou trappen.V: Dat hij je in je buik zou gaan trappen, deed hij daar ook iets bij?A: lk lag op mijn rug op bed en hij stond naast mij ook op het bed. Hij had zijn knie opgetrokken om een trappende beweging te maken richting mijn buik.V: Je zegt dat je de woning niet kon verlaten. Was dan geen enkele mogelijkheid om de woning verlaten?A: Nee er is een balkon maar de deur daarvan zat ook op slot. Er is een klein raampje die op een kier kan maar daar kun je niet doorheen. Het is een bovenlichtje.V: Hoe lang ben je alleen in de woning geweest?A: Ik denk dat [verdachte] tussen 1 en 2 uur 's nachts thuis kwam. Hij is vertrokken tussen 18:00 en 20:00
A: Toen hij net wegging heb ik hem geappt wanneer hij van plan was terug te komen.V: Waarom kon je niet weg toen hij weer thuis kwam.A: Hij heeft de deur op slot gedraaid en had de sleutels in zijn zak gestopt. Hij ging slapen met diesleutels in zijn zak.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris van 14 juni 2022– zakelijk weergegeven:
Als eerste wil ik het feit bekennen dat ik haar mishandeld heb. Ik heb haar een klap gegeven uit boosheid. Ik heb wel haar sleutels afgenomen. Ik heb wel gezegd ‘ik ga je slaan en ik sla je tanden eruit’. Ik heb die ringen toen om mijn pink gedaan. Ik heb haar uit boosheid geslagen met de hand met die ringen. Ik heb haar denk ik twee klappen gegeven. Ik heb haar twee tikken tegen haar hoofd gegeven.
lk zag een gesprek tussen [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] , de rechtbank) en [verdachte] (verdachte, de rechtbank). Dit gesprek vond plaats via WhatsApp met de volgende telefoonnummers:
' [verdachte] ' — [telefoonnummer 1]
' [slachtoffer 1] ' — [telefoonnummer 2]
[verdachte] 1-6-2022 Geef me een reden wrm ik jou niet zou afslachten
[slachtoffer 1] 6-6-2022 Wanneer ben je van plan terug te komen
[slachtoffer 1] 6-6-2022 Want je kan me niet hier opsluiten
[verdachte] 6-6-2022 Ik ben vanavond terug
[verdachte] 6-6-2022 Maar je niet druk heb je al paar keer gezegd
[verdachte] 6-6-2022 Ben dat niet van plan
[slachtoffer 1] 6-6-2022 Je hebt het toch gedaan ??
[verdachte] 6-6-2022 Ja voor nu ja
[verdachte] 6-6-2022 Ga jij nu serieus probleem maken van dat ok je opsluit
Proces-verbaal van bevindingen van 11 juni 2022 – zakelijk weergegeven:
De enige mogelijkheid om uit de woning te komen, is via de voordeur. Wij (verbalisanten, de rechtbank) zagen dat als de voordeur op slot zou zitten er geen andere mogelijkheid bestond om de woning te verlaten.
Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Letselrapportage Forensische Geneeskunde van GGD regio Utrecht opgemaakt op 12 juni 2022 door G. Tan , forensisch arts doorgenummerde pagina 39 e.v. – zakelijk weergegeven:datum letselonderzoek 09-06-2022
datum incident 06-06-2022
samenvatting gemelde toedracht
geknepen in rechter wang, enkele keren geslagen in gezicht, gegrepen in hals
samenvatting letsel
verschillende bloeduitstortingen op het hoofd en linker bovenbeen. schaafletsel in rechter hals/ kaak
past het gemelde tijdsinterval bij het letsel goed
past de gemelde toedracht bij het letsel goed
Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] van 9 juni 2022, genummerd PL0900-2022162711-23, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 169 e.v. – zakelijk weergegeven:
Melding 10 februari 2022 PL0900 BVH 20220395151-1
Melding dat [verdachte] zijn zwangere vriendin had mishandeld. Tijdens het gesprek met [agent 1] belde [verdachte] naar [slachtoffer 1] . [agent 1] hoorde [verdachte] onder andere het volgende via de telefoon zeggen tegen [slachtoffer 1] :
Bewijsmiddelen feit 4
Proces-verbaal van verhoor van benadeelde [slachtoffer 1] van 10 juni 2022 – zakelijk weergegeven:
A: Hij heeft de hele dag stennis geschopt op mijn werk toen. Hij heeft ook mijn autobanden leeg laten lopen.V: Wanneer kwam je daar achter van die banden?A: lk zag het live op de camera gebeuren.A: Twee, links voor en rechts achterV: Wat voor auto had je toen?A: Het was de auto van mijn moeder een donkerpaarse Fiat 500.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 10 juni 2022 – zakelijk weergegeven:
Dat was op zaterdag 21 mei 2022. [slachtoffer 1] begon om 13.00 uur met werken en kort hierop verscheen [verdachte] bij het tankstation. Op een bepaald moment ging ik naar buiten en zag dat de auto van [slachtoffer 1] links voor een lekke band had. Iets later hebben we samen naar de beelden gekeken. Hierop was te zien dat [verdachte] met zijn rug tegen de auto van [slachtoffer 1] was gaan zitten. Later bleek de band rechts achter ook leeg te zijn.
Bewijsmiddelen feit 5
Een proces-verbaal van bevindingen van 8 juni 2022 – zakelijk weergegeven:
Op woensdag 8 juni 2022 was ik verbalisant [verbalisant 1] samen met collega [verbalisant 5] , werkzaam in de incidentenafhandeling voor het gebied [locatie 2] .
Ik hoorde via een van de collega's ter plaatse dat de verdachte mogelijk aangehouden zou worden. Dit zou dan gaan om: [verdachte] ( [verdachte] ) geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] .
Vervolgens hoorde ik de verdachte schreeuwen naar mij: "taser me maar!" Vervolgens bleef de verdachte maar schreeuwen: "taser me maar, schiet me maar, schiet mij maar, schiet mij maar, schiet mij maar, schiet mij maar jongen, schiet mij maar jongen, schiet dan, schiet dan, he madafacker, madafacker, ja madafacker ben je, je bent gewoon een pussy, je bent gewoon een pussy." Tijdens het vervoer naar het politiebureau hoorde ik dat de verdachte mij een kankermongool noemde. Dit was tegen mij gericht, gezien het feit ik meerdere keren hoorde dat de verdachte tegen mijn collega zei dat hij respect heeft aan alle agenten behalve aan mij. Ik voelde mij hierdoor beledigd.Tijdens de insluiting op het politiebureau aan de Kroonstraat 25 te Utrecht bleef de verdachte vervelend naar mij. "je vind jezelf echt tof, ook die dag toen in Utrecht, je zei je komt zo bij me, dat duurde 2 uur denk je dat ik dat ben vergeten, denk je dat ik dat ben vergeten, denk je dat ik dat ben vergeten, jouw gezicht vergeet ik nooit vriend, jouw gezicht vergeet ik nooit, ik onthoud dat, onthoud dat, onthoud dat, je gaat nu heel snel opkankeren van hier, opkankeren van hier, alle agenten heb ik respect voor, behalve voor jou." Ik zag dat de verdachte via het raam naar mij keek en hoorde dat hij het volgende naar mij riep: "je moeder, je moeder, je moeder, jouw kanker moeder, jouw kanker moeder, jouw kanker moeder". Ik zag en hoorde dat de woorden die de verdachte sprak en schreeuwde, die ik hierboven verklaard heb, kennelijk opzettelijk in mijn richting en voor mij bestemd waren en voor een deel in het openbaar werden uitgesproken. Dit deed hij ook in het bijzijn van mijn collega's. Ik voel mij hierdoor beledigd.
Een proces-verbaal van bevindingen van 8 juni 2022 – zakelijk weergegeven:
Op woensdag 08 juni 2022 moesten wij, [verbalisant 5] en [verbalisant 1] , de aangehouden verdachte [verdachte] overbrengen naar het politiebureau aan de Kroonstraat in Utrecht. Bij het instappen van de politieauto hoorde ik, [verbalisant 5] , woorden van de volgende gelijke strekking zeggen: 'je kankermoeder, kankerhond. Tijdens het overbrengen hoorde ik, [verbalisant 5] , de verdachte het volgende zeggen: 'Ik heb voor alle politiemensen respect, behalve voor jou.' Ik zag dat de verdachte hierbij keek naar collega [verbalisant 1] . Ik hoorde verdachte enkele ogenblikken later zeggen: 'kankermongool' Ik zag dat de verdachte hierbij keek naar collega [verbalisant 1] .
Ik hoorde verdachte hier als volgt op antwoorden: 'Je moeder, Je moeder, Je moeder,' Enkele ogenblikken later hoorde ik verdachte zeggen: 'Je kankermoeder, Je kankermoeder, Je kankermoeder.' Ik zag dat de verdachte hierbij keek naar collega [verbalisant 1] .
Bewijsoverwegingen feit 1
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1]
heeft in deze strafzaak meerdere verklaringen afgelegd. Op 9 en 10 juni 2022 heeft zij bij de politie verklaard en op 18 juli 2022 is zij als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. Op 18 juli 2022 verklaart [slachtoffer 1] over de wederrechtelijke vrijheidsberoving opvallend anders. Ze geeft aan dat verdachte haar niet heeft opgesloten en dat haar huissleutels in haar tas zaten, maar dat ze dat was vergeten. De rechtbank zal de verklaring van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris niet voor het bewijs gebruiken, nu zij deze niet betrouwbaar vindt. De verklaringen, afgelegd op 9 en 10 juni 2022, vindt de rechtbank wel betrouwbaar. Deze verklaringen van 9 en 10 juni 2022 zijn kort na het gebeurde afgelegd en worden – anders dan de verklaring op 18 juli 2022 bij de rechter-commissaris - ondersteund door verschillende objectieve bewijsmiddelen. De rechtbank acht deze verklaringen daarom wel bruikbaar voor het bewijs.
Verklaringen [slachtoffer 1] en steunbewijs
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] bij de politie volgt dat zij op 6 juni 2022 in de woning door verdachte wederrechtelijk van haar vrijheid is beroofd. Uit haar verklaringen volgt immers dat zij de woning op 6 juni na de mishandeling niet mocht verlaten van verdachte. Verdachte had haar sleutels en mobiele telefoon afgepakt, de voordeur van de woning was door verdachte op slot gedaan, er was geen andere mogelijkheid dan via de voordeur om de woning te verlaten en verdachte had gedreigd [slachtoffer 1] en haar familie wat aan te doen.
De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de Whatsappgesprekken tussen [slachtoffer 1] en verdachte op 6 juni 2022. In dit gesprek bevestigt verdachte dat hij [slachtoffer 1] ‘voor nu’ heeft opgesloten.
De verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris dat hij geen opzet heeft gehad om [slachtoffer 1] op te sluiten, wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
BeoordelingDe rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] op 6 juni 2022 van haar vrijheid beroofd heeft gehouden. De rechtbank stelt vast dat de gedachtestreepjes in de tenlastelegging enkel zien op gebeurtenissen en handelingen die volgens de bewijsmiddelen hebben plaatsgevonden op 6 juni 2022. De in de tenlastelegging genoemde feitelijkheden maken dan ook dat wederrechtelijke vrijheidsberoving op 7 en 8 juni 2022 niet kan worden bewezen. Op grond van de voorliggende tenlastelegging wordt namelijk niet duidelijk op welke wijze verdachte [slachtoffer 1] op die dagen van haar vrijheid beroofd zou hebben (gehouden). Verdachte zal partieel worden vrijgesproken van de wederrechtelijke vrijheidsberoving op 7 en 8 juni 2022.
Bewijsoverwegingen feit 2
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 1] en verdachte ten tijde van het tenlastegelegde een relatie hebben. Verdachte heeft bij de rechter-commissaris bekend [slachtoffer 1] te hebben mishandeld door haar tegen haar hoofd te slaan, terwijl hij een aantal ringen om zijn vingers had. Mevrouw [slachtoffer 1] heeft op 9 en 10 juni 2022 verklaard dat verdachte haar niet alleen heeft geslagen, maar ook haar keel heeft vastgepakt en daarin heeft geknepen. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de letselverklaring.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn levensgezel, mevrouw [slachtoffer 1] , heeft mishandeld, door haar te slaan met een hand met (in ieder geval) één ring en ook door haar keel dicht te knijpen. Voor een mishandeling op 7 en 8 juni 2022 en voor de overige geweldshandelingen bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte zal daarvan partieel worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen feit 3
De bewijsmiddelen
Aan verdachte wordt verweten dat hij [slachtoffer 1] en ook haar ouders op meerdere momenten heeft bedreigd tussen 10 februari 2022 en 8 juni 2022.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van het door de raadsvrouw gevoerde verweer dat vrijspraak dient te volgen voor een aantal uitlatingen omdat voor wat betreft deze uitspraken de verklaring van mevrouw [slachtoffer 1] het enige bewijsmiddel is, het volgende. Het is juist dat volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Daarbij is echter van belang dat dit de tenlastelegging in haar geheel betreft, en niet slechts een onderdeel daarvan. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt op cruciale punten steun in andere (objectieve) bewijsmiddelen, waaronder Whatsappberichten en de verklaring van verdachte. De rechtbank heeft daarom geen reden te twijfelen aan de verklaringen van aangeefster en acht wettig en overtuigend bewezen dat alle ten laste gelegde bedreigende teksten door verdachte zijn geuit.
Voor een veroordeling ten aanzien van bedreiging is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging, dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte de bedreigingen waar zou maken, en dat het opzet van de verdachte op deze beide aspecten was gericht.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de ouders van [slachtoffer 1] pas door toedoen van de politie op de hoogte zijn geraakt van de bedreiging en dat verdachte geen opzet had om de ouders van [slachtoffer 1] te bedreigen. Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit dat bij zowel [slachtoffer 1] als haar ouders niet de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte zijn bedreigingen waar zou maken, onder meer omdat de vader van [slachtoffer 1] heeft verklaard niet bang te zijn geworden door de bedreigingen.
Dat de bedreiging op een indirecte manier aan de bedreigde is gericht, doet niet af aan de strafbaarheid daarvan. Ten aanzien van het vaststellen van (voorwaardelijk) opzet is van belang de indringende wijze waarop de bedreigingen werden geuit en de personen tegenover wie of in wiens kennelijke aanwezigheid de bedreigingen werden geuit. Door de bedreigingen jegens de ouders van [slachtoffer 1] aan [slachtoffer 1] te richten, heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de bedreigingen terecht zouden komen bij degene op wie ze betrekking hadden, namelijk haar ouders. Bovendien konden de bedreigingen, gelet op de aard en de context waarin deze werden gedaan, namelijk een gespannen relatiesfeer met veel ruzie tussen verdachte en [slachtoffer 1] , bij de bedreigden de redelijke vrees doen ontstaan dat verdachte de bedreigingen ook daadwerkelijk zou uitvoeren. Dat de vader van [slachtoffer 1] heeft verklaard niet bang te zijn geworden door de bedreigingen is niet relevant. Niet is vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat werkelijk vrees is opgewekt en de bedreigde zich in zijn vrijheid belemmerd achtte.
Beoordeling
De rechtbank acht gelet op het voorgaande de tenlastegelegde bedreigingen aan het adres van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] omstreeks de gehele tenlastegelegde periode, in ieder geval op 10 februari 2022, op 1 juni 2022 en op 6 juni 2022, wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging feit 4
Op zaterdag 21 mei 2022 is verdachte volgens getuige [getuige 2] naar het tankstation gekomen waar [slachtoffer 1] werkzaam is (de [bedrijf 2] in [plaats 3] ). [slachtoffer 1] en [getuige 2] verklaren dat verdachte de hele dag bij het tankstation heeft rondgehangen. [getuige 2] verklaart dat hij op enig moment zag dat de auto van [slachtoffer 1] linksvoor een lekke band had. Samen met [slachtoffer 1] heeft getuige [getuige 2] de beelden terug gekeken en daarop was te zien dat verdachte met zijn rug tegen de auto was gaan zitten, en dat de rechterachterband later leeg bleek te zijn. Aangeefster bevestigt dat zij op de beelden heeft gezien dat verdachte haar banden heeft laten leeglopen. Zij verklaart bovendien dat de auto, een Fiat 500, van haar moeder is. De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande wettig en overtuigend bewijs oplevert voor het onbruikbaar maken van de auto van de moeder van aangeefster. Onbruikbaar maken houdt in dat een voorwerp (hier: de auto) in een toestand wordt gebracht waardoor het voorwerp niet meer gebruikt kan worden voor het doel waarvoor het is bestemd (hier: ermee rijden). Daaraan doet niet af dat de onbruikbaarmaking van beperkte duur is en herstel in het gebruik zonder noemenswaardige kosten of inspanning – zoals in dit geval het ter plekke oppompen van de banden – mogelijk is.
Bewijsoverweging feit 5
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] (aangever) volgt dat verdachte zich bij de aanhouding in zijn woning aan de [adres 4] in [plaats 1] op 8 juni 2022 verbaal agressief en beledigend gedraagt en zich daarbij telkens richt tot verbalisant [verbalisant 1] . Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat verdachte meerdere beledigende woorden naar hem heeft geuit en dat hij zich hierdoor beledigd voelde. Dit proces-verbaal op ambtsbelofte vindt bovendien steun in het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] . Verbalisant [verbalisant 5] verklaart dat hij verdachte hoorde zeggen:
'je kankermoeder, kankerhond’, 'Ik heb voor alle politiemensen respect, behalve voor jou.', 'kankermongool'.Daarbij zag [verbalisant 5] dat verdachte telkens naar verbalisant [verbalisant 1] keek. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de heer [verbalisant 1] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermaals heeft beledigd.