ECLI:NL:RBMNE:2023:1394

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
C/16/524359 / HA ZA 21-473
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderbewindstelling van vruchtgebruik wegens tekortkomingen van de vruchtgebruiker

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 april 2023 een vonnis uitgesproken over de onderbewindstelling van het vruchtgebruik van een woning. De eiseres, [eiseres], heeft de rechtbank verzocht om de termijn van de onderbewindstelling van het vruchtgebruik van de woning aan de [adres 1] in [plaats 3] te verlengen, omdat de huidige vruchtgebruiker, [onderbewindgestelde], in ernstige mate tekortschiet in haar verplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [onderbewindgestelde] de woning gedurende een jaar heeft leeg laten staan nadat zij naar een verzorgingstehuis was verhuisd, en dat haar zoon zonder toestemming in de woning is gaan wonen. Dit vormt een tekortkoming in de zorg die een goed vruchtgebruiker in acht moet nemen, zoals vastgelegd in artikel 3:207 lid 3 BW.

De rechtbank heeft de eerdere beslissingen van het hof Arnhem-Leeuwarden bevestigd, waarin werd geoordeeld dat [onderbewindgestelde] tekortschiet in haar verplichtingen als vruchtgebruikster. De rechtbank heeft mr. [A] benoemd tot bewindvoerder en haar de opdracht gegeven om de woning te verkopen in samenspraak met [eiseres]. De netto verkoopopbrengst moet op een gesepareerde rekening worden gestort, waarvan de renteopbrengsten periodiek aan [onderbewindgestelde] of aan [gedaagde] q.q. moeten worden afgedragen. De kosten van het bewind komen voor rekening van [onderbewindgestelde]. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de kosten van de procedure gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/524359 / HA ZA 21-473
Vonnis van 5 april 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat mr. J.H. Six-van der Werf,
tegen
[gedaagde], in zijn hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van:
[onderbewindgestelde],
wonende in [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. H. de Groen.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde] of [gedaagde] en [onderbewindgestelde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties, tevens houdende een provisionele vordering;
  • de conclusie van antwoord op de provisionele vordering;
  • het vonnis in het incident van 1 september 2021;
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek;
  • de brief van [gedaagde] van 7 februari 2023 met producties;
  • de brief van [eiseres] van 8 februari 2023 met producties;
  • de mondelinge behandeling van 21 februari 2023, waarbij [eiseres] en [gedaagde] zijn verschenen, ieder bijgestaan door hun advocaat.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat [eiseres] de beschikking van de kantonrechter op het verzoekschrift van de bewindvoerder mr. [A] aan de rechtbank zal doen toekomen, zonder nader commentaar of toelichting. Op 21 maart 2023 heeft de rechtbank deze beschikking, uitgesproken op 8 maart 2023, van [eiseres] ontvangen. Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De relevante feiten

2.1.
Op [2002] is in [plaats 1] overleden:
[B], geboren op [1947] in [plaats 2] , Indonesië (hierna: erflater). Erflater is de vader van [eiseres] .
2.2.
Erflater heeft bij testament van 22 juni 1990 het levenslang vruchtgebruik van zijn gehele zuivere nalatenschap gelegateerd aan zijn (tweede) echtgenote, mevrouw [onderbewindgestelde] en zijn dochter [eiseres] tot enig erfgename benoemd.
2.3.
Tot de nalatenschap behoort onder meer de woning aan de [adres 1] ( [postcode] ) in [plaats 3] . Bij notariële akte van 27 april 2005 is op (onder meer) de woning een vruchtgebruik ten gunste van [onderbewindgestelde] gevestigd. [eiseres] is hoofdgerechtigde van de woning.
2.4.
Bij [onderbewindgestelde] is in 2015 vastgesteld dat zij lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Rond half januari 2018 heeft [onderbewindgestelde] de woning verlaten om permanent in een verzorgingstehuis te gaan wonen. Nadat de woning een jaar heeft leeggestaan, is begin 2019 een zoon van [onderbewindgestelde] ,
[C](hierna: de zoon) in de woning gaan wonen.
2.5.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van deze rechtbank van 29 juli 2020 is het vruchtgebruik van de woning op vordering van [eiseres] onder bewind gesteld en is mr. [A] benoemd tot bewindvoerder voor de duur van een jaar. De rechtbank heeft in het vonnis de bewindvoerder de opdracht gegeven om
“in deze periode – naast (toezicht op) de zorg voor de woning – een beslissing te nemen over de woning. Als de bewindvoerder tot de conclusie komt dat maatregelen nodig zijn, moet de bewindvoerder dat in deze periode regelen. De bewindvoerder dient bij het uitvoeren van deze opdracht zich te baseren op de belangen van beide partijen. De stiefdochter heeft belang bij de waarde van de woning. Op het belang van de stiefmoeder is nog onvoldoende zicht. Aan het vruchtgebruik ligt een verzorgingsgedachte ten grondslag. Erflater heeft immers het levenslange recht van vruchtgebruik van zijn nalatenschap aan de stiefmoeder gelegateerd met de bedoeling haar verzorgd achter te laten. Ook nu zij de woning zelf niet meer bewoont, hoeft dat nog niet te betekenen dat zij geen belang meer heeft bij de woning. Zo heeft stiefmoeders advocaat geopperd dat het in haar belang is dat haar zoon in de buurt woont om haar vaak te bezoeken en haar praktisch te ondersteunen. Het is aan de bewindvoerder te beslissen of de stiefmoeder belang heeft bij de bewoning door de zoon en onder welke voorwaarden. Mocht de bewindvoerder concluderen tot verkoop van de woning en de verkoop in gang zetten, zal de opbrengst van de woning na verkoop onder het vruchtgebruik vallen. De rechtbank ziet nog geen aanleiding de bewindvoerder nu al een machtiging te verlenen tot verkoop van de woning.”
2.6.
Mr. [A] heeft de benoeming aanvaard en haar opdracht uitgevoerd. Zij is tot de conclusie gekomen dat de woning moet worden verkocht en heeft daarvoor de kantonrechter bij verzoekschrift van 3 februari 2021 verzocht haar te machtigen om tot verkoop over te gaan.
2.7.
Bij beschikking van deze rechtbank van 17 september 2020 zijn de goederen van [onderbewindgestelde] op verzoek van de zoon onder bewind gesteld vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand. Daarbij is [gedaagde] als bewindvoerder benoemd.
2.8.
Bij uitvoerbaar verklaard vonnis in incident van deze rechtbank van 1 september 2021 is de woning wederom onder bewind gesteld voor de duur van de procedure in de hoofdzaak met benoeming van mr. [A] als bewindvoerder en met herhaling van de in 2.5. vermelde opdracht.
2.9.
Het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem heeft bij arrest van 9 augustus 2022 het vonnis van deze rechtbank van 29 juli 2020 bekrachtigd en [gedaagde] q.q. veroordeeld in de proceskosten. Daarbij heeft het hof geoordeeld dat [onderbewindgestelde] in ernstige mate tekortschiet in haar verplichtingen als vruchtgebruikster jegens [eiseres] door haar zoon in de woning te laten wonen, zodat de rechtbank terecht is overgegaan tot onderbewindstelling van het vruchtgebruik van de woning.
2.10.
[gedaagde] heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof van 9 augustus 2022.
2.11.
De kantonrechter heeft bij beschikking van 8 maart 2023 op het verzoek van mr. [A] van 3 februari 2021 beslist en haar -voor zover nodig- machtiging verleend om de woning te verkopen in samenspraak en overleg met [eiseres] . Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3.De vorderingen

3.1.
[eiseres] vordert de termijn van de onder bewindstelling van het vruchtgebruik van de woning aan de [adres 1] ( [postcode] ) in [plaats 3] te verlengen tot 29 juli 2026, althans tot 29 juli 2022, althans het aan [onderbewindgestelde] gelegateerde vruchtgebruik van de woning aan de [adres 1] ( [postcode] ) in [plaats 3] onder bewind te stellen met benoeming van mr. [A] tot bewindvoerder en aan haar het voorschrift te geven dat zij de woning tegen de waarde in het economisch verkeer dient te verkopen en de netto verkoopopbrengst op een gesepareerde rekening dient te storten, waarvan de rente-opbrengsten periodiek aan [onderbewindgestelde] , althans aan [gedaagde] dienen te worden afgedragen.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Hij vordert veroordeling van [eiseres] in de kosten van het incident.

4.De beoordeling

4.1.
Indien de vruchtgebruiker in ernstige mate tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen, kan de rechtbank op vordering van de hoofdgerechtigde aan deze het beheer toekennen of het vruchtgebruik onder bewind stellen. De rechtbank kan voor het bewind of beheer zodanige voorschriften geven als zij gedienstig acht.
4.2.
[eiseres] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [onderbewindgestelde] in ernstige mate tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen als vruchtgebruiker. De tekortkomingen zijn gelegen in de leegstand van de woning gedurende een jaar nadat [onderbewindgestelde] zelf in een verzorgingshuis was gaan wonen, alsmede in de daarop aansluitende bewoning door de zoon zonder toestemming van de hoofdgerechtigde en/of de bewindvoerder [A] en met een onduidelijke titel.
4.3.
Deze verwijten zijn eerder aan de orde gekomen in de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 29 juli 2020, waarin het bewind voor de duur van een jaar is uitgesproken. Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft dit vonnis bij arrest van 9 augustus 2022 bekrachtigd. Het hof heeft in dit arrest onder meer het volgende overwogen:
3.5.
Aanvankelijk heeft [onderbewindgestelde] , toen zij naar het verzorgingstehuis was verhuisd, de woning gedurende een jaar leeg laten staan en niet onderhouden, wat een tekortkoming vormt in de nakoming van haar verplichtingen als vruchtgebruikster. [onderbewindgestelde] is op grond van artikel 3:207 lid 3 BW namelijk verplicht om ten aanzien van de woning en het beheer daarvan de zorg van een goed vruchtgebruiker in acht te nemen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het laten leegstaan en niet onderhouden van een woning niet goed is voor een woning, zodat in zoverre sprake was van een tekortkoming.
3.6.
Tijdens de procedure bij de rechtbank is het [eiseres] verder gebleken dat de zoon van [onderbewindgestelde] sinds begin 2019 in de woning is gaan wonen, terwijl [onderbewindgestelde] zelf in het verzorgingstehuis woont. De juridische grondslag voor de bewoning door de zoon is onduidelijk, mede omdat [onderbewindgestelde] vanwege haar geestelijke toestand niet meer kan toelichten of haar zoon met haar toestemming in de woning is gaan wonen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] q.q. toegelicht dat de zoon inmiddels een maandelijks bedrag van € 340,- aan [onderbewindgestelde] betaalt om de kosten voor de woning te dekken, zodat [onderbewindgestelde] geen dubbele woonlasten heeft en niet inteert op haar vermogen. Mede doordat de grondslag van de bewoning niet duidelijk is, bestaat door deze gang van zaken een risico dat de bewoning tegen betaling door de zoon als huur zal worden aangemerkt in de zin van boek 7 BW en dat [eiseres] , als hoofdgerechtigde van de woning (en zonder daar toestemming voor te hebben gegeven, zoals art. 3:217 lid 2 BW vereist), na het overlijden van [onderbewindgestelde] opgescheept blijkt te zitten met de zoon als huurder die vervolgens mogelijk met succes een beroep kan doen op huurbescherming. [eiseres] zou daardoor dan alsnog niet vrij kunnen beschikken over de woning waarvan zij hoofdgerechtigde is. Door het in het leven roepen van het risico dat sprake is van verhuur en dat de zoon een beroep kan doen op huurbescherming, terwijl [eiseres] daar geen weet van heeft gehad en daarvoor ook geen toestemming heeft gegeven, heeft [onderbewindgestelde] gehandeld in strijd met de zorg die een goed vruchtgebruiker in acht heeft te nemen. Hoewel het hof wel wil aannemen dat [onderbewindgestelde] er belang bij kan hebben dat haar zoon bij haar in de buurt woont en haar zo makkelijk in het verzorgingstehuis kan bezoeken, zoals [gedaagde] q.q. aanvoert, maakt het voorgaande niet anders. [onderbewindgestelde] schiet hierdoor in ernstige mate tekort in haar verplichtingen jegens [eiseres] , zodat de rechtbank ook op die grond het vruchtgebruik onder bewind kon stellen.
4.4.
De rechtbank sluit zich aan bij het oordeel van het hof. Leegstand is over het algemeen niet goed voor een woning. Zelfs al zou moeten worden aangenomen dat de woning (inmiddels) goed is onderhouden, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, dan nog levert het laten bewonen door de zoon een zodanige tekortkoming op dat een hernieuwd bewind gerechtvaardigd is, omdat deze bewoning niet de instemming heeft van de hoofdgerechtigde c.q. van de bewindvoerder mr. [A] en bovendien het risico in zich draagt dat de zoon een beroep kan doen op huurbescherming.
4.5.
Dit leidt tot de conclusie dat de rechtbank het vruchtgebruik van de woning opnieuw onder bewind zal stellen, met benoeming van mr. [A] tot bewindvoerder. Inmiddels heeft mr. [A] van de kantonrechter een machtiging gekregen om de woning in samenspraak met [eiseres] te verkopen. De rechtbank acht een dergelijke verkoop noodzakelijk om dezelfde reden als de kantonrechter heeft aangenomen in de beschikking van 8 maart 2023. De rechtbank voegt hieraan toe dat het te ver gaat om aan te nemen dat het testamentaire vruchtgebruik ook een immateriële verzorgingsbehoefte zou omvatten, die zoals [gedaagde] heeft bepleit gelegen is in de mogelijkheid voor de zoon om [onderbewindgestelde] in het verzorgingstehuis te bezoeken. De zoon kan [onderbewindgestelde] bezoeken zo vaak als hij wil. Daarvoor is het niet noodzakelijk dat de zoon in de woning woont.
4.6.
De rechtbank zal mr. [A] de opdracht geven al die handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn om te komen tot een verkoop van de woning onder de voorwaarden zoals door de kantonrechter zijn gesteld in de beschikking van 8 maart 2023 en de netto verkoopopbrengst na levering op een gesepareerde rekening te storten, waarvan de renteopbrengsten periodiek aan [onderbewindgestelde] , althans aan [gedaagde] q.q. dienen te worden afgedragen. Na storting van de netto-opbrengst van de woning op een gesepareerde rekening acht de rechtbank de taak van mr. [A] volbracht, waarna [gedaagde] q.q. het beheer weer op zich kan nemen. De rechtbank gaat ervan uit dat het feit dat de toezichthoudende taak van de kantonrechter op [gedaagde] q.q. voldoende garantie zal bieden dat niet ingeteerd wordt op de netto-verkoopopbrengst. De kosten van het bewind komen voor rekening van [onderbewindgestelde] .
4.7.
Met de verkoop van de woning vervalt ook het argument van [gedaagde] dat het bewind van mr. [A] te duur is, waarbij wel moet worden opgemerkt dat het met name de opstelling van [gedaagde] is geweest die de hoge kosten heeft veroorzaakt. Met zijn opstelling heeft hij niet zozeer de belangen van [onderbewindgestelde] als wel die van de zoon gediend.
4.8.
Partijen hebben in de hoofdzaak niet verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank moet nog wel een beslissing nemen op de aangehouden vordering van [gedaagde] om [eiseres] in de kosten van het incident te veroordelen. De rechtbank zal deze vordering afwijzen nu [gedaagde] in het ongelijk wordt gesteld.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
stelt het vruchtgebruik van de woning aan de [adres 1] in [plaats 3] onder bewind tot het moment waarop de woning zal zijn verkocht en geleverd aan een derde en de netto-verkoopopbrengst daarvan zal zijn gestort op een gesepareerde rekening;
5.2.
benoemd tot bewindvoerder: mr. [A] , [adres 2] in [plaats 4] en geeft de bewindvoerder de opdracht al die handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn om te komen tot een verkoop van deze woning onder de voorwaarden zoals door de kantonrechter zijn gesteld in de beschikking van 8 maart 2023 en de netto verkoopopbrengst na levering op een gesepareerde rekening te storten, waarvan de renteopbrengsten periodiek aan [onderbewindgestelde] , althans aan [gedaagde] q.q. dienen te worden afgedragen;
5.3.
bepaalt dat de kosten van het bewind voor rekening komen van [onderbewindgestelde] ;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, rechter, in samenwerking met
mr. H.E. Broersma, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.