ECLI:NL:RBMNE:2023:1391
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van een woning; vaststelling en onderbouwing van de waarde
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. De eiser, eigenaar van de woning gelegen op [adres 1], had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente], waarin de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2022 was vastgesteld op € 775.000,- per 1 januari 2021. De heffingsambtenaar had in de uitspraak op bezwaar van 8 september 2022 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de WOZ-waarde gehandhaafd. Eiser ging hiertegen in beroep.
Tijdens de digitale zitting op 11 januari 2023 heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een taxateur. De rechtbank heeft de waarde van de woning beoordeeld aan de hand van een taxatiematrix die door de verweerder was overgelegd, waarin de woning werd vergeleken met vier referentiewoningen in [woonplaats]. De rechtbank oordeelde dat de verweerder aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, en dat de referentiewoningen goed bruikbaar waren voor de waardebepaling.
De rechtbank concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de gemiddelde prijs per m2 van de referentiewoningen lager was dan die van de woning, niet betekende dat de waarde te hoog was vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees een proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de partijen.