ECLI:NL:RBMNE:2023:1387

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22/5134
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor het plaatsen van een tweede dakkapel en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een tweede dakkapel aan de achterzijde van haar woning. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum heeft deze aanvraag geweigerd met het besluit van 1 februari 2022. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het college heeft niet tijdig op dit bezwaar beslist, waardoor eiseres in gebreke heeft gesteld en uiteindelijk beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beschikking. Het college heeft later, op 23 november 2022, alsnog op het bezwaar beslist en de weigering in stand gehouden.

De rechtbank heeft het beroep op 3 maart 2023 behandeld. Eiseres voerde aan dat de weigering van de omgevingsvergunning niet deugdelijk was gemotiveerd en dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld, omdat andere dakkapellen in de omgeving wel zijn toegestaan. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren, omdat de aanvraag in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank stelde vast dat het college niet tijdig op het bezwaar had beslist en heeft een dwangsom vastgesteld van € 1.442,- die binnen twee weken aan eiseres moet worden betaald.

De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres ongegrond is, maar dat het college wel het griffierecht en de proceskosten aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, en is openbaar uitgesproken op 31 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5134

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, het college
(gemachtigde: G. de Kaste).

Inleiding

1. Eiseres heeft bij het college een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een tweede dakkapel aan de achterzijde van haar woning aan de [adres 1] in [woonplaats] . Met het besluit van 1 februari 2022 heeft het college de omgevingsvergunning geweigerd. Eiseres is het niet eens met deze weigering en heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.1.
Het college heeft niet binnen de termijn die daarvoor in de wet is bepaald op het bezwaar van eiseres beslist. Eiseres heeft het college daarom in gebreke gesteld. Omdat de beslissing op haar bezwaar nog steeds uitbleef heeft eiseres bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beschikking.
1.2.
Met het bestreden besluit van 23 november 2022 heeft het college inmiddels op haar bezwaar beslist en de weigering van de omgevingsvergunning in stand gelaten. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beschikking is van rechtswege mede gericht tegen het bestreden besluit. [1]
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het college. Eiseres werd vergezeld door [A] , die op de zitting namens haar het woord voerde, en [B] .

Beoordeling door de rechtbank

Dwangsom vanwege het niet tijdig beslissen op bezwaar
2. Partijen zijn het er over eens, en de rechtbank stelt ook vast, dat het college aan eiseres een dwangsom heeft verbeurd, omdat hij niet tijdig op het bezwaar van eiseres heeft beslist. [2] De rechtbank stelt verder vast dat het college de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom nog niet in een beschikking heeft vastgesteld. Dit had het college wel moeten doen. [3] Het beroep niet tijdig beslissen is daarom gegrond.
3. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom op verzoek van eiseres nu alsnog vast. [4]
4. Het college is aan eiseres de maximale dwangsom verschuldigd die in de wet is bepaald voor het niet tijdig nemen van een beschikking. Die maximale dwangsom bedraagt
€ 1.442,-. De rechtbank zal het college opdragen dit bedrag binnen twee weken na verzending van deze uitspraak aan eiseres te betalen.
5. Omdat er inmiddels een beslissing op het bezwaar is genomen, heeft eiseres geen verder belang meer bij de beoordeling van haar beroep niet tijdig beslissen.
De weigering van de omgevingsvergunning
Het geschil
6. Eiseres voert aan dat de weigering van de omgevingsvergunning niet deugdelijk is gemotiveerd. Verder doet eiseres een beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat volgens haar door het college in de beschermde gezichten van Hilversum heel veel andere dakkapellen wel zijn toegestaan. Het college vindt dat hij de omgevingsvergunning terecht heeft geweigerd.
Het toetsingskader
7. De rechtbank toetst de rechtmatigheid van het bestreden besluit en de motivering die daarin is gegeven voor de weigering van de omgevingsvergunning. Het college verwijst voor de motivering van het bestreden besluit naar het advies dat de Commissie Bezwaarschriften met het oog daarop heeft gegeven. Dat is dus de motivering die de rechtbank zal toetsen.
8. In dit geval ziet de aanvraag van vergunninghouder op een bouwplan dat in strijd is met het voor de woning geldende bestemmingsplan ‘Beschermde gezichten Hilversum Zuid en Oost’ (het bestemmingsplan). Door het plaatsen van een dakkapel zal de dakvorm van de woning wijzigen en dat is op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan. [5]
9. In zo’n geval moet het college beslissen of hij wel of niet toepassing geeft aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen. Bij het nemen van die beslissing komt aan het college beleidsruimte toe, daarbij moet het college alle betrokken belangen afwegen. De rechtbank oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden van eiseres of het bestreden besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
De ruimtelijke impact van een tweede dakkapel op het achterdak
10. De aanvraag van eiseres ziet op het plaatsen van een tweede dakkapel boven een al bestaande dakkapel op het achterdak van haar woning. Het college heeft over de aanvraag advies ingewonnen bij de Commissie welstand en monumenten en onderzocht of de cultuurhistorische- en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht door een dubbele rij aan dakkapellen niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord. [6] Gelet op het advies van de Commissie welstand en de uitkomsten van het onderzoek heeft het college er in dit geval voor gekozen om zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan niet te gebruiken.
11. Het college stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat in het gebied waarin de woning van eiseres ligt juist de dakvorm van woningen als karakteristiek is aangemerkt. Door een dubbele rij dakkapellen zal deze karakteristieke vorm van het dak (bijna) geheel niet meer zichtbaar zijn. Dit acht het college een ongewenste ontwikkeling en een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd gezicht. Plaatsing van de dakkapel leidt volgens het college tot een onaanvaardbare verstoring van het beschermde gezicht. Het college heeft hierbij meegewogen dat de aangevraagde dakkapel weliswaar op een achterdak is voorzien en dus niet direct naar de straat is gericht, maar dat het dakvlak wel duidelijk zichtbaar is vanaf de openbare weg. Het college onderkent in het bestreden besluit het belang dat eiseres heeft bij het kunnen uitbreiden van haar zolder. Maar het college vindt dat de ongewenste gevolgen van de aangevraagde dakkapel voor de cultuurhistorische- en ruimtelijke waarden in dit geval zwaarder wegen dan dit belang van eiseres.
12. De rechtbank vindt dat het college hiermee in het bestreden besluit goed heeft uitgelegd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om, in afwijking van het bestemmingsplan, de omgevingsvergunning te verlenen.
13. De rechtbank is het niet met eiseres eens dat het feit dat de dakkapel zichtbaar zal zijn vanaf de openbare weg in het bestreden besluit de belangrijkste reden is om de omgevingsvergunning te weigeren. Dit is één van de aspecten die het college heeft meegewogen in zijn totale afweging of hij in dit geval gebruik wil maken van zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan. Naar het oordeel van de rechtbank mocht het college dit doen. Verder staat in het bestreden besluit nadrukkelijk dat het gebruik van de zolder in deze procedure niet ter discussie staat. Het college heeft in het bestreden besluit het belang van eiseres bij een grotere zolder afgewogen tegen de ruimtelijk impact van de dakkapel. De rechtbank vindt het niet onevenredig dat het college het behoud van de cultuurhistorische- en ruimtelijke waarden van het beschermd gezicht in dit geval zwaarder heeft laten wegen dan het belang van eiseres bij een tweede dakkapel op het achterdak van haar woning.
Het gelijkheidsbeginsel
14. Eiseres voert aan dat in de beschermde gezichten van Hilversum heel veel andere dakkapellen zijn geplaatst die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Zij heeft veel foto’s met voorbeelden bij haar beroepschrift gevoegd. Volgens eiseres heeft het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld en is sprake van volstrekte willekeur door haar aanvraag te weigeren.
15. Het gelijkheidsbeginsel verplicht het college om gelijke gevallen gelijk te behandelen en ongelijke gevallen naar de mate waarin ze verschillen. Het gelijkheidsbeginsel strekt niet zo ver dat het college in een eenmaal gemaakte fout moet volharden. [7] De rechtbank moet dus beoordelen of bij de door eiseres aangevoerde gevallen inderdaad sprake is van gevallen die gelijk zijn aan haar aanvraag. Daarbij moet de rechtbank niet alleen beoordelen of feitelijk sprake is van gelijke gevallen, maar ook of op de aanvraag van eiseres hetzelfde wettelijke regime en dezelfde beleidsregels van toepassing zijn als bij de beoordeling van de aanvragen voor die andere gevallen.
16. De rechtbank stelt vast dat op de meeste foto’s die eiseres heeft overgelegd de feitelijke situatie anders is dan de situatie waarop de aanvraag van eiseres ziet. Op de meeste foto’s staat namelijk een dakvlak van een woning met één dakkapel en niet een dakvlak van een woning met een dubbele rij dakkapellen. Voor al deze gevallen kan het beroep op het gelijkheidsbeginsel alleen daarom al niet slagen. Het college heeft in het bestreden besluit juist gemotiveerd dat als hij op de woning van eiseres een tweede dakkapel boven de al bestaande dakkapel zou toestaan de karakteristieke vorm van het dak (bijna) geheel niet meer zichtbaar zal zijn. Hierdoor zouden de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de woning van eiseres onevenredig worden aangetast.
17. De enige foto’s waarop wel een dubbele rij dakkapellen in een dakvlak zichtbaar is zijn de foto’s van de woning met het adres [adres 2] . Over dit adres heeft het college op de zitting toegelicht dat uit de luchtfoto’s blijkt dat deze dubbele rij dakkapellen al aanwezig was voordat de Welstandsnota 2014 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het bestemmingsplan is pas in 2015 door de gemeenteraad vastgesteld. Als voor de dubbele rij dakkapellen op dit adres een omgevingsvergunning is verleend, dan is de aanvraag daarvoor getoetst aan andere regels en beleid. Daarom is ook dit specifieke geval niet gelijk aan de aanvraag van eiseres.

Conclusie en gevolgen

18. De conclusie van het voorgaande is dat het college naar het oordeel van de rechtbank de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen weigeren en dat het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Het beroep is ongegrond.
19. Omdat eiseres beroep heeft moeten instellen om van het college een beslissing op haar bezwaarschrift te krijgen, moet het college wel het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Reiskosten van eiseres op basis van kosten openbaar vervoer 2e klas: € 4,70 enkele reis. Totaal € 9,40. Eiseres heeft haar verzoek om vergoeding van haar verletkosten niet onderbouwd. Het door haar genoemde bedrag aan verletkosten komt daarom niet voor vergoeding in aanmerking. [A] en [B] zijn geen partij in deze procedure. Hun reis- en verletkosten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet tijdig beslissen gegrond;
- stelt de dwangsom voor het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift vast op € 1.442,-;
- bepaalt dat het college deze dwangsom binnen twee weken na verzending van deze uitspraak aan eiseres moet hebben betaald;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 9,40 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
31 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 4:17 van de Awb.
3.Artikel 4:18 van de Awb.
4.De rechtbank doet dit op grond van artikel 8:55c van de Awb.
5.Artikel 2.2.1 van de regels van het bestemmingsplan.
6.Artikel 2.3.1 van de regels van het bestemmingsplan.
7.De rechtbank verwijst hierbij bijvoorbeeld naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2640.