ECLI:NL:RBMNE:2023:1382

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
10125309 UC EXPL 22-6509
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van declaraties uit overeenkomst van opdracht met gedeeltelijke toewijzing van kilometers

In deze zaak vordert eiser, H.O.D.N. [handelsnaam], betaling van declaraties van gewerkte uren en gereden kilometers van gedaagde, B.V. De overeenkomst van opdracht, die op 1 mei 2022 inging, voorzag in een vergoeding van € 27,50 per gewerkt uur op basis van een 40-urige werkweek en € 0,30 per kilometer. Eiser heeft de overeenkomst opgezegd op 4 juli 2022 wegens problemen in de samenwerking en heeft gedaagde facturen gestuurd voor zijn werkzaamheden in juni en juli 2022. Gedaagde heeft de betaling van deze facturen geweigerd, met als argument dat eiser de gewerkte uren onvoldoende heeft onderbouwd en dat er discussie bestaat over de daadwerkelijk gewerkte uren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde haar betwisting van de door eiser gedeclareerde uren onvoldoende heeft onderbouwd. Eiser heeft recht op betaling van de gefactureerde uren voor juni en juli 2022, evenals een vergoeding voor de onderbouwde kilometers. De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen voor een totaalbedrag van € 8.249,18, vermeerderd met wettelijke handelsrente. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen aan eiser, die gedaagde binnen twee dagen na betekening van het vonnis moet betalen. Het vonnis is uitgesproken door mr. F.H. Charbon op 5 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10125309 \ UC EXPL 22-6509
Vonnis van 5 april 2023
in de zaak van
[eiser] H.O.D.N. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M.J.W. Hoek,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. V.N. Gijlstra.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de mondelinge behandeling van 7 maart 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] exploiteert cafetaria’s/lunchrooms in onder meer [vestigingsplaats] en [vestigingsplaats] . Zij is per 1 mei 2022 een overeenkomst van opdracht voor de duur van zes maanden aangegaan met [eiser] voor - kort gezegd - de operationele begeleiding van deze winkels. De overeenkomst voorzag in de mogelijkheid om deze met onmiddellijke ingang tussentijds op te zeggen.
2.2.
In de overeenkomst is onder meer het volgende bepaald.
“Artikel 6 Vergoeding, facturering en betaling
6.1
Opdrachtgever betaalt Opdrachtnemer € 27,50 per gewerkt uur o.b.v. een 40-urige werkweek exclusief omzetbelasting & reiskosten a € 0,30 per km.
6.2
Opdrachtnemer zal voor de verrichte werkzaamheden aan Opdrachtgever maandelijks een factuur (doen) zenden. De factuur zal voldoen aan de wettelijke vereisten.
6.3
Opdrachtgever betaalt het gefactureerde bedrag aan Opdrachtnemer binnen 14 dagen na ontvangst van de factuur.”
2.3.
[eiser] heeft de overeenkomst bij e-mail van 4 juli 2022 opgezegd wegens problemen in de samenwerking.
2.4.
[eiser] heeft [gedaagde] een factuur d.d. 2 juli 2022 van € 7.323,53 gestuurd voor de werkzaamheden die hij in juni 2022 voor [gedaagde] heeft verricht. Dit bedrag is opgebouwd uit een bedrag van € 5.490,38 inclusief btw voor werkzaamheden van in totaal 165 uur à € 27,50 en een bedrag van € 1.833,15 inclusief btw voor 5050 verreden kilometers à € 0,30.
2.5.
Voor zijn werkzaamheden in de maand juli 2022 heeft [eiser] een factuur d.d. 18 juli 2022 van € 1.216,05 inclusief btw gestuurd. Dit bedrag is opgebouwd uit een bedrag van € 998,25 inclusief btw voor werkzaamheden van in totaal 30 uur en een bedrag van € 217,80 inclusief btw voor 600 verreden kilometers.
2.6.
[eiser] heeft op verzoek van [gedaagde] bij e-mail van 12 juli 2022 een onderbouwing van de gefactureerde uren en kilometers gegeven.
2.7.
[eiser] heeft [gedaagde] bij brief van 16 augustus 2022 gesommeerd de facturen te betalen. [gedaagde] heeft dit echter niet gedaan. Zij heeft bij brief van 2 september 2022 een beroep op verrekening gedaan, omdat [eiser] contractuele boetes zou hebben verbeurd en heeft daarnaast gesteld dat er discussie bestaat over de daadwerkelijk gewerkte uren.

3.Het geschil en de beoordeling daarvan

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan hem een bedrag van € 9.563,73, te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 17 augustus 2022;
- tot betaling van de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
[eiser] stelt ter onderbouwing van zijn vordering dat hij op grond van de overeenkomst jegens [gedaagde] aanspraak heeft op betaling van zijn facturen op basis van gewerkte uren van 40 uur per week en een vergoeding voor de door hem gereden kilometers. [eiser] stelt dat hij in juni en juli 2022 veel overuren heeft gemaakt, maar dat hij deze niet heeft gedeclareerd. Ook zijn reistijd heeft hij niet gedeclareerd.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente. Zij stelt zich op het standpunt dat zij de facturen niet (volledig) hoeft te betalen, omdat [eiser] de gedeclareerde uren onvoldoende heeft onderbouwd. Zij doet in deze procedure geen beroep meer op verrekening met contractuele boetes die [eiser] zou hebben verbeurd.
3.4.
[gedaagde] stelt dat zij twijfelt aan de daadwerkelijk gewerkte uren van [eiser] omdat zij van verschillende betrokken personen, waaronder personeelsleden, heeft vernomen dat zij [eiser] maar weinig op de arbeidsplaats aantroffen. [gedaagde] heeft een e-mail van 6 oktober 2022 van mevrouw [A] , een medewerkster van de locatie in [vestigingsplaats] , in het geding gebracht, waarin zij verklaart dat zij [eiser] nauwelijks op de werkvloer heeft gezien. [gedaagde] wijst er daarnaast op dat de gewerkte uren die [eiser] in zijn e-mail van 12 juli 2022 heeft genoemd niet overeenkomen met de gefactureerde uren. Dit geldt ook voor de gedeclareerde kilometervergoeding over de maand juni 2022.
3.5.
De kantonrechter stelt vast dat partijen in de overeenkomst zijn overeengekomen dat [gedaagde] [eiser] € 27,50 per gewerkt uur op basis van een 40-urige werkweek zou betalen en reiskosten van € 0,30 per km. Partijen hebben daarbij dus kennelijk als uitgangspunt genomen dat [eiser] 40 uur per week zou werken. [eiser] heeft ook op basis van een 40-urige werkweek aan [gedaagde] gedeclareerd. Hij stelt dat hij feitelijk meer uren heeft gewerkt dan hij heeft gedeclareerd. Het verschil tussen de gedeclareerde uren en de uren die hij in zijn
e-mail van 12 juli 2022 heeft genoemd, is daarmee verklaarbaar.
3.6.
[gedaagde] heeft niet toegelicht waarom de onderbouwing die [eiser] in deze e-mail van zijn gewerkte uren heeft gegeven onvoldoende is, anders dan dat deze onderbouwing niet overeenkomt met het beeld dat haar medewerkers hadden van zijn aanwezigheid op de werkvloer. [gedaagde] heeft bovendien slechts één verklaring van een medewerkster in het geding gebracht. [gedaagde] heeft ook niet aangegeven wat voor haar wel een aanvaardbare rekening en verantwoording van de gedeclareerde uren zou kunnen zijn. Partijen hebben daar bij het sluiten van de overeenkomst ook geen afspraken over gemaakt.
3.7.
Onder deze omstandigheden heeft [gedaagde] haar betwisting van de door [eiser] gedeclareerde uren onvoldoende onderbouwd. De vordering van [eiser] zal op dit onderdeel worden toegewezen. Dit is over de maand juni 2022 een bedrag van € 5.490,38 inclusief btw en over de maand juli 2022 een bedrag van € 998,25 inclusief btw.
3.8.
Voor de gedeclareerde kilometers geldt dat [eiser] in zijn e-mail van 12 juli 2022 voor de maand juni 2022 4.250 gereden kilometers met reisdata heeft onderbouwd, maar dat hij in zijn factuur van 2 juli 2022 5.055 kilometers heeft gedeclareerd. Omdat [eiser] deze meerdere kilometers niet heeft onderbouwd, staan alleen de onderbouwde 4.250 kilometers voldoende vast. Ook hiervoor geldt hetgeen hiervoor is overwogen, in die zin dat over de wijze van verantwoording van de gereden kilometers geen afspraken zijn gemaakt en [gedaagde] ook niet heeft aangegeven wat zij aan verdere onderbouwing van [eiser] verwacht. De met de onderbouwde kilometers corresponderende vergoeding van € 1.542,75 inclusief btw (4.250 x € 0,30 + 21% btw) zal worden toegewezen. De gedeclareerde kilometervergoeding over juli 2022 van € 217,80 inclusief btw is in de e-mail van 12 juli 2022 voldoende onderbouwd met reisdata en is ook toewijsbaar.
3.9.
Gezien het voorgaande is in totaal een bedrag van € 8.249,18 inclusief btw toewijsbaar. De gevorderde handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW zal worden toegewezen vanaf de vervaldata van de facturen tot de dag van algehele voldoening. De termijn waarbinnen [gedaagde] deze bedragen aan [eiser] moet betalen, wordt zoals gevorderd gesteld op twee dagen na betekening van dit vonnis.
3.10.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Hiervoor geldt dat hij deze in redelijkheid heeft moeten maken. Op basis van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt een bedrag van € 787,46 exclusief btw redelijk geacht. Dit bedrag zal worden toegewezen. [gedaagde] zal dit bedrag binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] moeten betalen.
3.11.
[gedaagde] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
103,33
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2 punten × € 330,00)
Totaal
1.007,33

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis een bedrag van € 8.249,18 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen tot de dag van betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis een bedrag van € 787,46 exclusief btw aan buitengerechtelijke kosten te betalen;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.007,33, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van betaling;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.