ECLI:NL:RBMNE:2023:1381

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
16-236325-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling met een mes in Utrecht

Op 28 maart 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 september 2022 in Utrecht een andere persoon met een mes in het bovenbeen heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een eerdere confrontatie met het slachtoffer, in een noodweersituatie verkeerde toen hij zich verdedigde. Echter, de rechtbank oordeelde dat de reactie van de verdachte niet proportioneel was, aangezien hij meerdere keren met een mes stak, wat leidde tot ernstige verwondingen bij het slachtoffer. De verdachte werd vrijgesproken van de zwaardere aanklachten van poging tot doodslag en zware mishandeling, maar werd wel schuldig bevonden aan mishandeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee maanden op, met een bijkomende maatregel van een locatieverbod van 250 meter rondom het station waar het voorval plaatsvond, voor de duur van twee jaar. De rechtbank overwoog dat de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en het strafblad van de verdachte, die eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld, meegewogen moesten worden in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.236325.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] (Marokko),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het [adres] , [postcode] te [plaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.A. Nieli en van hetgeen de raadsvrouw van verdachte, mr. C. Lammers, advocaat te Utrecht, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: op 16 september 2022 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door hem met een mes in het bovenbeen te steken;
Subsidiair: op 16 september 2022 te Utrecht opzettelijk aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door hem met een mes in het bovenbeen te steken;
Meer subsidiair: op 16 september 2022 te Utrecht heeft geprobeerd om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in het bovenbeen te steken;
Meest subsidiair: op 16 september 2022 te Utrecht [slachtoffer] heeft mishandeld door hem met een mes in het bovenbeen te steken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder meest subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Aangever verklaart pijn te hebben gehad en uit de geneeskundige verklaring en de foto’s van het slachtoffer blijkt dat er sprake is geweest van twee wondjes die hebben gebloed.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd voor het onder meest subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde
Vrijspraak primair ten laste gelegde
De rechtbank is met de officier en de verdediging van oordeel dat het primair ten laste gelegde, poging doodslag, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Er is onvoldoende bewijs om vast te stellen dat verdachte de intentie had om aangever te doden (vol opzet). Evenmin kan uit de geweldshandelingen zoals die uit de bewijsmiddelen blijken worden afgeleid dat de kans op de dood van aangever door deze geweldshandelingen aanmerkelijk te noemen is en dat verdachte bewust die aanmerkelijke kans heeft aanvaard (voorwaardelijk opzet). De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde feit.
Vrijspraak subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is met de officier en de verdediging van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het door de verdachte toegebrachte letsel, te weten de steekwonden aan het bovenbeen, als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Daartoe overweegt de rechtbank dat hetgeen de rechtbank uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel ontoereikend is om het letsel aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. De verdachte zal daarom van het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Vrijspraak meer subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is met de officier en de verdediging van oordeel dat het meer subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Er is onvoldoende bewijs dat verdachte de intentie had aan aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (vol opzet). Daarnaast kan op grond van de stukken in het dossier ook niet worden vastgesteld dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte tweemaal in het bovenbeen van aangever heeft gestoken. Niet vastgesteld kan worden met hoeveel kracht deze messteken zijn gegeven, waar ze precies terecht zijn gekomen en hoe diep deze steken waren. De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat verdachte meerdere messteken in het been van aangever heeft gegeven, onvoldoende grond vormt voor het oordeel dat er sprake was van een aanmerkelijk kans op zwaar lichamelijk letsel en dat verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. De rechtbank zal verdachte daarom van het meer subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van het meest subsidiair ten laste gelegde
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder meest subsidiair ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- Het verhoor van verdachte van 17 september 2022, inhoudende een bekennende verklaring van verdachte [2] ;
- de aangifte van [slachtoffer] van 16 september 2022 [3] ;
- de geneeskundige verklaring van [slachtoffer] van 17 september 2022 [4] ;
- de verklaring van getuige [getuige] van 16 september 2022. [5]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
meest subsidiair:
op 16 september 2022 te Utrecht [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met een mes, meermalen in diens bovenbeen te steken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT EN DE STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Beroep op (putatief) noodweer(exces)
6.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte een beroep kan doen op noodweer. Hij werd aangevallen door aangever en aangever kwam telkens dreigend op hem af. Aangever had hem in het gezicht geslagen, verdachte kon geen kant op en moest zichzelf verdedigen tegen deze ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf. Getuige [getuige] verklaart dat zij heeft gezien dat verdachte in zijn gezicht werd geslagen. Subsidiair kan verdachte een beroep doen op noodweerexces. Hij heeft uit verdediging gehandeld en zag geen andere mogelijkheid dan aangever met een mes te prikken om hem af te weren. Meer subsidiair is er sprake van putatief noodweer.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
Er kan geen beroep worden gedaan op een noodweer(exces). Het steken met een mes was geen noodzakelijke en geboden reactie op de aanranding van het lijf van verdachte omdat deze aanranding te voorzien was. Verdachte had moeten weggaan of hulp moeten vragen. Daarnaast is het steken met een mes niet een proportionele reactie op het met de hand slaan in het gezicht. Een noodweerexcessituatie is ook niet van toepassing omdat er geen sprake was van een hevige gemoedsbeweging maar een berekende reactie van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Wat is er gebeurd?
Op 16 oktober 2022 zijn verdachte en aangever in de buurt van station [locatie 1] . Verdachte en aangever hebben al eerder ruzie gehad. Getuigen verklaren dat wanneer aangever en verdachte elkaar de 16e weer treffen, aangever al twee keer op verdachte is afgekomen om hem te slaan in het gezicht. Toen aangever voor de derde keer op verdachte afkwam, en hem wederom in zijn gezicht sloeg, stak verdachte hem met een mes in zijn been.
Verwerping beroep op noodweer(exces) en putatief noodweer
Voor het slagen van een beroep op noodweer is vereist dat sprake is geweest van een noodweersituatie, dat wil zeggen een ‘ogenblikkelijke, wederrechtelijk aanranding gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed’ of een dreiging daarvan. Voor noodweer gelden ook de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit: de verdediging moet in redelijke verhouding tot de aanval staan en er moeten geen andere (vlucht)mogelijkheden hebben bestaan.
De rechtbank is van oordeel dat er op het moment dat aangever verdachte voor een derde keer in het gezicht sloeg, sprake was van een noodweersituatie, waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Echter, door aangever meerdere malen met een mes in zijn been te steken, heeft verdachte niet proportioneel gehandeld. Bovendien heeft getuige [getuige] verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij aangever zou steken in zijn been als aangever opnieuw een stap in zijn richting zou zetten. Op dat moment had verdachte de keuze kunnen maken om zich te onttrekken uit de situatie of om hulp te vragen, aangezien zij zich op een drukke plek in het stationsgebied bevonden waar ook beveiliging in de buurt was. In plaats van weg te gaan of hulp te vragen, heeft verdachte een mes in zijn mouw verstopt. Toen de aangever nogmaals op verdachte afkwam heeft hij dit mes ook daadwerkelijk gebruikt. Hiermee is vast komen te staan dat niet wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Het beroep op noodweer wordt verworpen.
De rechtbank verwerpt eveneens het beroep op noodweerexces en overweegt daartoe als volgt. Niet aannemelijk is geworden dat bij de verdachte sprake was van een hevige gemoedsbeweging als bedoeld in artikel 41, tweede lid, Wetboek van Strafrecht. Immers heeft verdachte, zoals de officier van justitie dat ook naar voren heeft gebracht, op een berekende manier gehandeld door het mes in zijn mouw te verstoppen om bij een volgende aanval aangever (onverwachts) te kunnen steken.
Door de verdediging is tot slot een beroep gedaan op putatief noodweer. De rechtbank overweegt dat er geen sprake is geweest van een situatie waarin de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat er een noodweersituatie was, terwijl dat in feite niet het geval was. Immers is er geen sprake geweest van een verkeerde veronderstelling over de aanranding, die aanranding was er wel. Verdachte heeft echter niet proportioneel gehandeld en had zich kunnen onttrekken. Het beroep op putatief noodweer wordt tot slot verworpen.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit of van verdachte uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
mishandeling .
Verdachte is strafbaar.

7.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest;
- een artikel 38v Wetboek van Strafrecht maatregel voor de duur van 2 jaren, inhoudende een locatieverbod voor het gebied van 250 meter rondom station [locatie 1] en [locatie 2] , uitgezonderd de looproute naar het briefadres van het verdachte op het [straat] . Bij overtreding van deze maatregel geldt een vervangende hechtenis van 1 week met een maximum van 6 maanden vervangende hechtenis.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de artikel 38v maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Gelet op de geëiste kwalificatie van mishandeling en de omstandigheden van het geval is de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht voldoende aan strafoplegging. Het ging om een prikje om aangever op afstand te houden. Een eventuele artikel 38v maatregel inhoudende een locatieverbod voor het stationsgebied zou het lastig maken voor verdachte om met de trein te reizen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft op een drukke openbare plek, namelijk voor station [locatie 1] , aangever twee keer in het been gestoken. Aangever had verdachte weliswaar in het gezicht geslagen, maar verdachte had niet over moeten gaan tot het steken met een mes. Het slachtoffer heeft hierbij pijn en letsel opgelopen. Dat verdachte een mes heeft gebruikt, waarmee hij meerdere keren heeft gestoken, maakt dat sprake is van een ernstige mishandeling. Verdachte heeft bovendien op een berekende manier gehandeld door het mes gereed te hebben in zijn mouw met de bedoeling om aangever te steken, wat de rechtbank hem kwalijk neemt.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 8 maart 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 26 januari 2023 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 week geheel voorwaardelijk. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Uit het reclasseringsadvies van 31 januari 2023, uitgebracht door Reclassering Nederland, blijkt dat verdachte hulpverlenging afhoudt. Een voorwaardelijk kader leidt niet tot externe motivatie bij verdachte. De reclassering adviseert om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Straf
Gelet op de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De mishandeling zit aan de bovenkant qua ernst. Er is gebruikt gemaakt van een steekwapen, namelijk een mes, en het slachtoffer heeft bloed verloren en moest in het ziekenhuis behandeld worden. De mishandeling vond bovendien plaats in een openbare ruimte, op een drukbezochte plek voor het [locatie 1] van Utrecht, wat als strafverzwarende omstandigheden worden meegewogen. Deze omstandigheden in combinatie met het strafblad van verdachte maken dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, langer dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, op zijn plaats is.
De rechtbank heeft tevens gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie en acht zij een gevangenisstraf van 2 maanden passend en geboden.
38v- maatregel
Daarnaast zal de rechtbank voor het voorkomen van strafbare feiten een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen en bevelen dat verdachte:
- zich niet ophoudt in het gebied van een straal van 250 meter rondom station [locatie 1] , zoals in bijlage 2 met blauw weergegeven, met uitgezonderd de looproute naar het postadres van verdachte, aangegeven in rood.
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 2 jaren. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal vervangende hechtenis voor een hierna te bepalen duur worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten de mishandeling van [slachtoffer] .
Gelet op het reclasseringsadvies van 31 januari 2023 is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen. Daarom zal zij bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

8.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 38v, 38w, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder meest subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder primair, subsidiair en meer subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder meest subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging vrijheidsbeperkende maatregel
  • legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht voor de duur van 2 jaren;
  • beveelt dat verdachte gedurende deze 2 jaren:
- zich niet ophoudt in het gebied van een straal van 250 meter rondom station [locatie 1] , zoals in bijlage 2 met blauw weergegeven, met uitgezonderd de looproute naar het postadres van verdachte, aangegeven in rood;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval verdachte niet aan de maatregel voldoet. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 3 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met het maximum van 3 maanden (90 dagen). Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Reijnierse, voorzitter, mr. J.A. Spee en mr. P.E.M. Messer-Dinnissen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Wolters, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 maart 2023.
Bijlage 1: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 september 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer] (met) een mes, althans een steekvoorwerp, (meermalen) in diens
bovenbeen heeft gestoken en/of geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 september 2022 te Utrecht aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer steekverwonding(en) in diens
bovenbeen, heeft toegebracht door die [slachtoffer] (met) een mes, althans een
steekvoorwerp, (meermalen) in diens bovenbeen te steken en/of te duwen;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 september 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] (met) een mes, althans een steekvoorwerp, (meermalen) in diens
bovenbeen heeft gestoken en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 september 2022 te Utrecht [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met) een mes, althans een steekvoorwerp, (meermalen) in diens bovenbeen te steken en/of te duwen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage 2:

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 september 2022, genummerd 220917.1055.7626, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 99. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, genummerd 220917.1225.7626, pagina 89 tot en met 93.
3.een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , genummerd PL0900-2022274941-7, pagina 20 en 21.
4.een geschrift, inhoudende een geneeskundige verklaring opgesteld door [A] , pagina 98 en 99.
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , genummerd PL0900-2022274941-5, pagina 23 tot en met 25.