ECLI:NL:RBMNE:2023:1373

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
16-137110-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige meisjes met zorgtoevertrouwing

Op 29 maart 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met twee minderjarige meisjes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 6 januari 2021 tot en met 17 mei 2021 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1], geboren in 2015, en op 15 mei 2021 met [slachtoffer 2], geboren in 2009. De verdachte was in een positie van zorg en waakzaamheid ten opzichte van [slachtoffer 1], wat de strafbaarheid van zijn daden verzwart. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] gedeeltelijk toegewezen, met toepassing van de wettelijke rente. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige misdrijven die een grote impact hebben op de slachtoffers en hun omgeving. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, en de verdachte is in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, wat heeft geleid tot een lagere straf dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-137110-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M. Landsman, advocaat te Utrecht, alsmede de ouders van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en haar vertegenwoordiger mr. F.A. ten Berge, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
primair: in de periode van 1 september 2020 tot en met 17 mei 2021 te Vianen ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] (geboren op [2015] );
subsidiair: in de periode van 1 september 2020 tot en met 17 mei 2021 te Vianen [slachtoffer 1] (geboren op [2015] ) heeft gedwongen om handelingen te dulden;
Feit 2
primair: in de periode van 1 januari 2021 tot en met 27 mei 2021 te Vianen ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2] (geboren op [2009] );
subsidiair: in de periode van 1 januari 2021 tot en met 17 mei 2021 te Vianen [slachtoffer 2] (geboren op [2009] ) heeft gedwongen om handelingen te dulden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair ten laste gelegde ten aanzien van de periode en het eerste gedachtestreepje. De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit van het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde, omdat het bewijsminimum niet wordt gehaald.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1 primair
De aangifte van [aangeefster] namens [slachtoffer 1] d.d. 22 mei 2021
V: Kun je de namen en leeftijden van jullie gezinssamenstelling vertellen?
A: [slachtoffer 1] . Zij is van [2015]
V: Waar kom je aangifte van doen?
A: Seksueel misbruik.
V:Namens wie doe je aangifte?
A: Voor mijn dochter [slachtoffer 1] .
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: [verdachte] , hij is mijn overbuurman. Hij woont op [adres] in [woonplaats] .
V: In welke periode is dit gebeurd?
A: [slachtoffer 1] speelt nu een half jaar ook met [A] . Zo lang komt ze daar ook thuis. [slachtoffer 1] geeft aan dat het vanaf het begin gebeurd is.
V: Je komt aangifte doen van seksueel misbruik van jouw dochter [slachtoffer 1] . Vertel ons daar eens alles over.
A: [slachtoffer 1] en [B] waren beneden, het was voor schooltijd. Ik hoorde [slachtoffer 1] tegen [B] zeggen dat ze het zo leuk had gevonden omdat met hem te spelen bij [A] . [slachtoffer 1] zei dat hij haar steeds kusjes gaf en aan haar zat. Ze zei dat ze dit niet wilde en dat ze daar nooit meer heen ging. Ik ben naar beneden gelopen zag dat ze heel erg schrok, haar gezichtje stond strak. Toen zei [slachtoffer 1] : "Ik wil nooit meer naar [A] mama." Ik zei: "Dat is goed meisje, waarom wil je nooit meer naar [A] ?" Ze zei: "'Omdat [verdachte] mij kusjes geeft en ik wil dat niet." Ik ben bij haar gaan zitten. Ik heb mijn ogen dicht gedaan. Ik zei: "Mama doet haar ogen dicht. Kun je me aanwijzen waar [verdachte] jou kusjes geeft?" Ze legde haar handje op mijn voorhoofd, wang en bij mijn hals en mijn borst. Toen zei ze: "Ik moet ook steeds bij [verdachte] op schoot zitten en ik wil dat niet." Toen zei [B] : "Dat klopt mama, dat klopt." Woensdag is [slachtoffer 1] gewoon naar school gegaan. Daarna ben ik met [slachtoffer 1] naar de paardjes gereden. Ik heb haar nog een keer gevraagd of ze het me uit kon leggen. Ze zei opnieuw: "Hij geeft mij steeds kusjes." Ik zei: "Kun je het nog een keer aanwijzen?" Ze zei: "Nee mama ik wil het niet." Ik zei: "Mama doet haar ogen dicht, dan ziet ze het niet." Ze heeft opnieuw mijn voorhoofd, wang en hals aangetikt. Ik vroeg wat er nog meer was. Ze zei dat ze bij hem op schoot moest zitten. [B] en [A] hoefden dan niet alleen zij. Ze vroeg waarom ze dat moest doen. Hij zei dan omdat zij een klein meisje was. Ik heb haar gevraagd of hij nog meer had gedaan bij haar, of er nog meer was gebeurd. Ze zei ja. Ik vroeg of ze me dat kon laten zien. Waarop ze haar broek opentrok, naar voren. Ze zei dat hij aan haar doossie zit. We noemen haar vagina een doossie. Ze zei: "Hij zit aan mij doossie." Ik zei dat ik wilde zien wat hij dan deed. Ze deed haar onderbroekje open en maakte een wrijfbeweging met haar hand over haar doossie heen. Ze zei: "Hij doet me pijn mama." Ik vroeg waar hij haar dan pijn deed. Ze ging met haar handje dieper haar onderbroekje in richting haar schaamlipjes. Ze zei: "Daar doet hij mij pijn mama." Ik heb haar gevraagd: " [slachtoffer 1] is dit één keer gebeurd?" Ze zei: "Nee mama, dat is heel vaak gebeurd, al vanaf het begin." [2]
De verklaring van verdachte
[slachtoffer 1] kwam vanaf begin 2021 doorgaans op woensdagen langs. Dan gingen we gamen op zolder. Daarvoor kwam ze ook wel eens langs, maar dan gingen we niet gamen op zolder. Het begon met op schoot zitten. Vanaf januari 2021 ben ik te ver gegaan. Ik heb [slachtoffer 1] kusjes gegeven op haar nek, hals, wangen en hoofd. Ik heb mijn armen om haar heen gedaan, mijn handen op haar buik gelegd en haar geknuffeld. Ik ben daarbij met mijn handen onder haar t-shirt geweest. Ik heb haar aangeraakt bij en gewreven over haar vagina. Ik voelde hier een bepaalde opwinding bij. Het is wel eens voorgekomen dat ik haar 10 tot 15 minuten aan het betasten was. [3]
Feit 2 primair
De aangifte van [aangever ] namens [slachtoffer 2] d.d. 2 juni 2021
V: Wilt u ons vertellen waarvoor u vandaag bij ons bent?
A: Mijn vriendin [C] werd woensdag 19 mei gebeld door [E] dat ze ging scheiden. Het bleek dat [verdachte] , de man van [E] , aan het overbuurmeisje had gezeten. Hun oudste zoon, [A] had toen gezegd dat papa had geprobeerd om de vriendin van [D] te kussen. [D] is mijn oudste dochter. De laatste keer dat ze bij [E] en [verdachte] waren geweest, was de zaterdag daarvoor.
V: En toen?
A: Toen een gesprekje met [slachtoffer 2] . Ik zei haar dat de vader van [A] iets had gedaan wat niet oke was. Ik zag dat haar gezicht betrok. [F] en ik zeiden "Kom eens op schoot zitten en vertel eens". Voordat ze bij me op schoot zat hoorde ik haar zeggen "De papa van [A] heeft hier aan gezeten". Ik zag dat ze hierbij met haar hand over haar borst wreef. De volgende dag, vrijdag 21 mei, was [slachtoffer 2] naar [F] gegaan en zei dat ze nog even wilde praten. Daar kwam uit dat ze "Stop" had gezegd, maar dat hij niet stopte en het pas stopte toen ze naar huis gingen.
V: Dat aanraken van [slachtoffer 2] door [verdachte] , wanneer zou dat gebeurd zijn?
A: Zaterdag 15 mei.
V: Namens wie doe je aangifte?
A: Mijn dochter, [slachtoffer 2] , geboren op [2009]
V; Waar is het aanraken van [slachtoffer 2] gebeurd?
A: In [woonplaats] , in de woning van [verdachte] . [4]
Het studioverhoor van [slachtoffer 2] d.d. 21 juni 2021
V: Waar heeft hij aan gezeten?
A: Voor bij mijn borsten en bij mijn spleetje.
V: Wat bedoel je met je spleetje?
A: Dat hij met zijn hand in mijn onderbroek ging.
V: En dat hij aan jou borsten en aan jou ging zitten, is dat 1 keer of vaker gebeurd?
A: Één keer of twee keer. Dat weet ik niet precies.
V: En waar in huis gebeurde het?
A: Op zolder. Daar staan computers. En daar was hij aan het meekijken toen wij aan het gamen waren.
V: Weet je ook hoe hij van achteren heet?
A: [verdachte] Zon volgens mij.
V: Vertel eens dat hij aan je borsten ging zitten. Vertel mij daar eens alles over.
A: Hij ging soort van kietelen dat ik niet fijn vind. Hij ging gewoon de hele tijd eraan zitten. Het was telkens anders. Niet dat hij de hele tijd dezelfde beweging maakte.
V: En kun je dat uitleggen welke beweging hij maakte?
A: Hij zat er gewoon in te knijpen, dat deed hartstikke pijn. En uiteindelijk begon hij ze ook heen en weer te laten wiebelen.
V: En [slachtoffer 2] , waarmee deed hij dat mee?
A: Met zijn eigen hand.
V: Je vertelt het heel duidelijk aan mij. ik begrijp goed wat je aan het vertellen bent. Hoe ging het toen verder. Je zegt hij zat aan mijn borsten. En was dat meteen onder je shirtje of erop of anders?
A: Hij zat er gelijk onder. Toen ging hij ook naar mijn buik en toen bij mijn blaas en bij mijn spleetje. En toen op mijn onderbroek en toen onder mijn onderbroek. Dat is toen twee keer gebeurd.
V: En zei jij wat toen hij aan je borsten zat?
A: Stop ik vind het niet fijn dat je eraan zit. Maar hij negeerde dat volgens mij gewoon.
V: Wat deed hij dan?
A: Hij wreef over mijn blaas en over mijn spleetje.
V: Hij deed zijn hand daar en de knoop open. Hoe vaak zat hij aan je speetje die dag?
A: Best vaak. Maar ik heb het niet bijgehouden. lk vond het niet fijn.
V: Hoe stopt dat dan?
A: Dat is niet stoppen. Telkens als iemand binnen kwam dan stopte hij.
V: Hij zat aan jou. Moest je iets bij hem doen?
A: lk heb zijn hand soms weggeduwd. ik heb verder niet aan hem gezeten.
V: Wat [verdachte] bij je deed, mocht je dat aan iemand vertellen?
A: Daar heeft hij niets over gezegd, maar dat heb ik niet gedaan. Bang was dat iemand boos wordt of zei dat ik aan het liegen was. [5]
De verklaring van verdachte
Op 15 mei 2021 was [slachtoffer 2] bij mij thuis en hebben wij gegamed op zolder. [slachtoffer 2] zat toen op mijn schoot. [6]
Bewijsoverweging
In zedenzaken gaat het in de kern vaak om het woord van de aangever tegen dat van de verdachte. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat in dergelijke gevallen niet is vereist dat de handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangever op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
De rechtbank overweegt hier als volgt.
Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben kort nadat het gebeurde een verklaring afgelegd aan hun ouders over hetgeen hen is overkomen. [slachtoffer 1] heeft haar moeder meteen concreet en gedetailleerd verteld over de handelingen van verdachte. [slachtoffer 2] heeft tijdens haar studioverhoor tegenover de professionals uitgebreider verklaard dan tegen haar ouders. Zij heeft gezegd dat zij eerder niet alles heeft verteld, omdat zij bang was dat niemand haar zou geloven. De rechtbank kan deze angst van [slachtoffer 2] begrijpen.
De rechtbank heeft geen twijfel aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de meisjes. Die vinden voldoende steun in andere bewijsmiddelen. De rechtbank gaat daarom uit van de volledige lezing van de meisjes, wat [slachtoffer 1] betreft van de (uitgebreidere) lezing die haar moeder van haar heeft gehoord. Dat licht de rechtbank als volgt toe.
Ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank gaat uit van de verklaring die aangeefster van [slachtoffer 1] heeft vernomen, omdat de latere studioverklaring consistent is met de eerdere verklaring die zij aan aangeefster deed. Dat de studioverklaring minder ver gaat is verklaarbaar omdat het studioverhoor voortijdig ophield omdat [slachtoffer 1] daar niet meer verder wilde gaan. De verklaring vindt voldoende steun in andere bewijsmiddelen, onder meer omdat verdachte het overige ten laste gelegde onder feit 1 primair ter terechtzitting heeft bekend.
Ten aanzien van feit 2 primair wordt de verklaring van [slachtoffer 2] ondersteund door de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Verdachte heeft bevestigd dat [slachtoffer 2] op 15 mei 2021 bij hem thuis was, zij op zolder hebben gegamed en dat zij op zijn schoot zat. Dit komt overeen met de verklaring van [slachtoffer 2] . Dat verdachte het overige ontkent, doet niet af aan de bewezenverklaring nu de rechtbank uitgaat van de lezing van [slachtoffer 2] . De eigen waarneming van de vader van [slachtoffer 2] waaruit blijkt dat het gezicht van [slachtoffer 2] betrok toen hij aangaf dat verdachte iets had gedaan wat niet goed was, draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank.
De manier waarop beide feiten tot stand zijn gekomen, komt overeen: eerst gaat verdachte met zijn eigen kinderen en de meisjes gamen op zolder, hij neemt de meisjes op schoot en pleegt ontuchtige handelingen bij hun. De omstandigheid dat er sprake is van twee afzonderlijke, betrouwbaar geachte aangiftes van nagenoeg identieke delicten tegen dezelfde verdachte leidt naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak tot de conclusie dat deze verklaringen elkaar over en weer, niet alleen in feitelijke, maar ook in bewijstechnische zin, ondersteunen.
Tot slot merkt de rechtbank op dat er in beide gevallen geen contra-indicaties zijn gebleken voor de verklaringen van de meisjes.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en het onder feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Zorg en waakzaamheid
Ten aanzien van het onder feit 1 primair ten laste gelegde komt de rechtbank ook tot een bewezenverklaring van de strafverzwarende component, te weten dat [slachtoffer 1] ten tijde van het ten laste gelegde feit aan de zorg of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer 1] – toen ongeveer 5 jaar oud – meestal op de woensdagen na school met zijn kinderen kwam spelen. Verdachte was op die dagen vrij en hielp hen dan met het gamen op zolder. Dit maakt dat verdachte vaak de enige volwassene was die op de kinderen lette en voor hen zorgde tijdens deze speelafspraken.
Dit is anders in het geval van [slachtoffer 2] ten aanzien van het onder feit 2 primair ten laste gelegde. Zij was met haar stiefmoeder op bezoek bij het gezin van verdachte. Stiefmoeder had de zorg en waakzaamheid over [slachtoffer 2] . Dat hield niet op toen [slachtoffer 2] naar boven ging om te spelen. [slachtoffer 2] was namelijk oud genoeg om zelf enige tijd zonder direct toezicht op zolder te spelen. Dat verdachte daar ook was betekent daarom niet dat hij de zorg of waakzaamheid over [slachtoffer 2] verkreeg. Er zijn geen andere aanwijzingen in het dossier waaruit blijkt dat [slachtoffer 2] was toevertrouwd aan de zorg of waakzaamheid van verdachte.
Periode
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van de onder feit 1 primair ten laste gelegde periode. Verdachte heeft verklaard dat hij vanaf januari 2021 te ver ging met [slachtoffer 1] en dat hij op de kinderen paste en met hen gamede op de woensdagen. De moeder van [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] sinds een half jaar met en bij de kinderen van verdachte speelt. De rechtbank neemt daarom als begindatum van de bewezenverklaarde periode de eerste woensdag in 2021, te weten 6 januari 2021.
Gelet op hetgeen eerder is overwogen komt de rechtbank enkel tot een bewezenverklaring van het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 2] op 15 mei 2021. De rechtbank zal daarom alleen deze datum bewezen verklaren en niet de gehele ten laste gelegde periode onder feit 2 primair.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
op tijdstippen in de periode van 6 januari 2021 tot en met 17 mei 2021 te Vianen, gemeente Vijfheerenlanden, met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [2015] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar:
- meermalen, (over) de blote vagina en de schaamlippen van die [slachtoffer 1] betast en gewreven en aangeraakt en
- meermalen, de wangen en hals/nek en het hoofd en de handen van die [slachtoffer 1] gekust en
- meermalen, die [slachtoffer 1] op schoot genomen en daarbij zijn armen om die [slachtoffer 1] heen gedaan en op haar buik gelegd en die [slachtoffer 1] geknuffeld;
feit 2 primair
op 15 mei 2021 te Vianen, gemeente Vijfheerenlanden, bij de minderjarige, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [2009] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar de borsten en de borststreek en de blote vagina van die [slachtoffer 2] gestreeld/betast/aangeraakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
eendaadse samenloop van
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
en
plegen van ontucht met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
feit 2 primair:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling, contactverboden met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een locatieverbod in heel [woonplaats] . De officier van justitie heeft voorts gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis bij vonnis op te heffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het voor verdachte een zware periode is geweest, omdat hij bijna 2 jaar moest wachten tot de inhoudelijke behandeling van de zaak. In die periode heeft verdachte zich onder behandeling gesteld en dat gaat goed. Verdachte wil graag door met deze behandeling. Ook heeft verdachte een eigen woning en een nieuwe baan waar hij met plezier naartoe gaat. Het gaat goed met verdachte en detentie zou dit doorkruisen. Uit het Pro Justitia rapport is gebleken dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en de rechtbank dient hier rekening mee te houden in de strafmaat. De raadsman verzoekt geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met de voorwaarden zoals gevorderd door de officier van justitie. Hierbij merkt de raadsman op dat een locatieverbod voor geheel Vianen verregaand is en verzoekt om het locatieverbod te beperken tot de wijk waar het slachtoffer woont.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft bij twee meisjes van destijds vijf en elf jaar oud enkel en alleen voor eigen genot onzedelijke handelingen verricht door hen te kussen en te betasten op verschillende plekken van hun lichaam, waaronder hun vrouwelijke lichaamsdelen. Verdachte heeft daarmee tot tweemaal toe misbruik gemaakt van een situatie waarbij jonge meisjes letterlijk binnen handbereik waren. Het jongste meisje was bovendien aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwd, welk vertrouwen verdachte ernstig heeft geschonden.
Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van deze jonge meisjes. Het is een feit van algemene bekendheid dat door dergelijk misbruik de (seksuele) ontwikkeling van de kinderen kan worden verstoord. Ook levert ontucht met kleine kinderen onrust en gevoelens van onveiligheid op in de directe omgeving en in bredere kring van de samenleving, hetgeen ook duidelijk uit dit dossier blijkt. Dat deze feiten een grote impact hebben op de slachtoffers en hun familie is eveneens duidelijk. Dit is ook gebleken uit de slachtofferverklaring die de moeder van [slachtoffer 1] ter terechtzitting heeft voorgedragen, waarbij zij is ingegaan op de fysieke reacties van haar dochter toen zij over het handelen van verdachte vertelde, maar ook op de gevolgen die het handelen heeft voor het hele gezin.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Het strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 15 februari 2023 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rapportages
Het Pro Justitia onderzoek (psychologisch onderzoek) van 2 juli 2021
De psycholoog concludeert dat er bij verdachte sprake is van een autisme spectrumstoornis, een persisterende depressieve stoornis met persisterende depressieve episoden en een pedofiele stoornis, seksueel aangetrokken tot meisjes.
Na de geboorte van zijn kinderen verslechtert de (seksuele) relatie met zijn ex-vrouw. Verdachte raakt overbelast en seksueel gefrustreerd en voelt zich steeds depressiever, eenzamer, meer afgewezen en geïsoleerd. Binnen dit complex van stresserende en belastende omstandigheden wordt zijn meervoudige pathologie scherp en intens aangesproken, is het bekijken van kinderporno niet meer voldoende om zijn frustraties en spanningen te ontladen en komt hij tot seksueel grensoverschrijdend gedrag met jonge meisjes. Op basis van deze overwegingen wordt geconcludeerd dat verdachtes meervoudige pathologie substantieel heeft doorgewerkt in het tenlastegelegde en wordt geadviseerd om het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Indien verdachte zonder enige vorm van begeleiding en/of behandeling zou moeten functioneren in de maatschappij wordt de kans op recidive op korte termijn relatief klein geacht en op de langere termijn als matig ingeschat. Verdachte dient adequaat behandeld te worden door middel van medicatie en individuele psychotherapie.
Het reclasseringsrapport van 30 augustus 2021
De reclassering geeft aan dat verdachte zich herkent in het beeld dat uit het Pro Justitia-rapport naar voren komt en hij lijkt het als een opluchting te ervaren dat duidelijkheid is ontstaan omtrent zijn gevoelens van het ‘anders zijn’, en deze nu een naam hebben gekregen. Verdachte is gemotiveerd om aan zichzelf te werken en behandeling te volgen bij de Waag.
8.3.2
Conclusie
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd binnen de rechtspraak.
Enerzijds houdt de rechtbank rekening met de kwetsbaarheid van de persoon van verdachte en hetgeen uit de rapporten, met name het Pro Justitia-rapport is gebleken. De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog over en rekent de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate toe aan verdachte. Ook houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop sinds de bewezen verklaarde feiten en het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld, en ook nadien niet met justitie in aanraking is gekomen en aan zichzelf is gaan werken. Anderzijds overweegt de rechtbank dat de bewezen verklaarde feiten ernstig zijn met vergaande gevolgen voor zowel de slachtoffers als hun familie. De rechtbank neemt hiertoe in aanmerking dat het gaat om twee jonge kinderen die door het handelen van verdachte in hun vertrouwen zijn geschaad.
Gelet op de aard en ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf verbindt de rechtbank een proeftijd van 3 jaar met de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden zoals gevorderd door de officier van justitie. Daarnaast legt de rechtbank verdachte een taakstraf op voor de duur van 240 uren.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten ontucht. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan als hij geen behandeling ondergaat. De rechtbank weegt daarbij mee dat verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van het plegen van de feiten zich eenzaam voelde en de seksuele relatie met zijn partner onder druk was komen te staan, terwijl hij momenteel geen relatie heeft. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank geen beslissing neemt op de inbeslaggenomen Western Harddisk en de Dell computer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht dat alle inbeslaggenomen goederen worden geretourneerd aan verdachte nu er geen relatie is met het door de verdediging bewezen geachte strafbare feit, te weten feit 1, noch strafbare zaken op de gegevensdragers zijn aangetroffen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de volgende in beslag genomen voorwerpen, nu niet is gebleken dat zij in verband staan met de bewezenverklaarde feiten:
- 1 Nokia telefoon (G2824670);
- 1 Toshiba computer (G2824675);
- 1 Dell computer (G2824678);
- 1 Antec computer (G2824626);
- 1 computer (G2824679).

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich, middels haar wettelijk vertegenwoordigers [G] en [aangeefster] , als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 25.834,87. Dit bedrag bestaat uit € 20.334,87 materiële schade en € 5.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel wordt toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel, omdat de vordering voldoende onderbouwd is.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering ten aanzien van de materiele kosten te weten de reeds gemaakte reiskosten, de toekomstige reiskosten, de gederfde inkomsten van de moeder van de benadeelde partij en de kosten voor de luierbroekjes, omdat deze kosten onvoldoende onderbouwd zijn. Enkel de gemaakte reiskosten van € 48,86 van en naar het studioverhoor kunnen worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman verzocht dat deze wordt gematigd tot een bedrag van € 2.000,00.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering voor wat betreft de reiskosten naar CLAS en de gemiste inkomsten van de moeder van [slachtoffer 1] niet ontvankelijk verklaren. Een goede beoordeling van deze vorderingen zou een onevenredige belasting voor het strafproces betekenen. Uit de bijlagen bij de vordering blijkt namelijk niet hoe vaak behandeling door CLAS nodig was. Ook is niet duidelijk of die behandelingen alleen zagen op problematiek die in rechtstreeks verband staat met het bewezen verklaarde. Een goede beoordeling van de vordering voor gemiste inkomsten als ZZP-er van de moeder van [slachtoffer 1] vereist (uitgebreid) inzicht in feiten en omstandigheden met betrekking tot de toerekening, alsmede een verantwoording van de werkzaamheden en inkomsten die moeder verrichtte en had voordat de schade intrad vergeleken met de inkomsten en kosten (en besparingen) van daarna. Zonder nadere toelichting behoort ook het schatten van de schade niet tot de mogelijkheden.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost van de reiskosten van en naar het studioverhoor ter hoogte van in totaal € 48,86 is voldoende onderbouwd gesteld, niet betwist, en daarom toewijsbaar. Dat [slachtoffer 1] als gevolg van het bewezen verklaarde weer in haar bed is gaan plassen blijkt uit bijlage 1 bij de vordering. Dat zorgt voor kosten voor luierbroekjes. Die kosten komen als materiële schade voor vergoeding in aanmerking, zij het dat het gaat om een periode vanaf de aanvang van de bewezenverklaarde periode (6 januari 2021) en niet al vanaf begin december 2020, daarom voor een periode van 26 maanden (in plaats van de gevorderde 27 maanden). Dat betekent dat de vordering tot een bedrag van € 1.029,60 (26 x 4 x 9,90) toewijsbaar is.
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. [slachtoffer 1] had wel pijn, maar niet is gebleken dat zij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Ook bevat het dossier weinig concrete informatie over psychisch letsel dat [slachtoffer 1] zou hebben opgelopen door het bewezen verklaarde. Nadere bewijslevering op dit punt zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank is wel van oordeel dat [slachtoffer 1] als gevolg van de aard en ernst van de normschending in haar persoon is aangetast als gevolg van hetgeen bewezen is verklaard. Rekening houdend met wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend, is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade op dit moment naar billijkheid in ieder geval kan worden geschat op € 2.000,00. De vordering is in zoverre ook niet betwist. Daarom zal de rechtbank de vordering voor immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 2.000,00.
De rechtbank zal de vordering tot het totaalbedrag van € 3.078,46 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 januari 2021 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.078,46, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 januari 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 40 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55, 57, 247 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 9 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van drie (3) jarenvast;
- als algemene voorwaarden geldt dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] (geboren [2015] ) en [slachtoffer 2] (geboren [2009] );
* zich niet zal bevinden in de gemeente [woonplaats] ;
* zich op de afspraken met de reclassering van het Leger des Heils te Utrecht zal blijven melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Betrokkene houdt zich daarbij aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn
;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 1 Nokia telefoon (G2824670);
  • 1 Toshiba computer (G2824675);
  • 1 Dell computer (G2824678);
  • 1 Antec computer (G2824626);
  • 1 computer (G2824679);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 3.078,46;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 3.078,46 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 40 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Böhmer, voorzitter, mrs. P.K. van Riemsdijk en A.A.T. Werner, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 maart 2023.
De jongste en oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2020 tot en met 17 mei 2021 te Vianen, gemeente Vijfheerenlanden, met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [2015] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar:
- meermalen, althans éénmaal (over) de (blote) vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer 1] betast en/of gewreven en/of aangeraakt en/of
- meermalen, althans éénmaal, de wangen en/of hals/nek en/of het hoofd en/of de borst en/of de hand(en) van die [slachtoffer 1] gekust en/of
- meermalen, althans éénmaal, die [slachtoffer 1] op schoot genomen en/of (daarbij) zijn armen om die [slachtoffer 1] heen gedaan en/of op haar buik gelegd en/of die [slachtoffer 1] geknuffeld;
(art 247 Wetboek van Strafrecht, art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2020 tot en met 17 mei 2021 te Vianen, gemeente Vijfheerenlanden, een ander, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [2015] , door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht tegen die [slachtoffer 1] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar, vanuit zijn (positie van) fysieke en/of psychische overwicht en/of onverhoeds en/of ongevraagd en/of tegen de wil van die [slachtoffer 1] :
- meermalen, althans éénmaal, de wangen en/of hals/nek en/of het hoofd en/of de borst en/of de hand(en) van die [slachtoffer 1] gekust en/of
- meermalen, althans éénmaal, die [slachtoffer 1] op schoot genomen en/of (daarbij) zijn armen om die [slachtoffer 1] heen gedaan en/of op haar buik gelegd en/of die [slachtoffer 1] geknuffeld;
(art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 27 mei 2021 te Vianen, gemeente Vijfheerenlanden, met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [2009] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar één of meermalen de (al dan niet met kleding bedekte) borst(en) en/of de borststreek en/of de (blote) vagina van die [slachtoffer 2] gestreeld/betast/aangeraakt;
(art 247 Wetboek van Strafrecht, art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 17 mei 2021 te Vianen, gemeente Vijfheerenlanden, een ander, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [2009] , door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht tegen die [slachtoffer 2] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar, vanuit zijn (positie van) fysieke en/of psychische overwicht en/of onverhoeds en/of ongevraagd en/of tegen de wil van die [slachtoffer 2] één of meermalen de (al dan niet met kleding bedekte) borst(en) en/of de borststreek en/of de (blote) vagina van die [slachtoffer 2] gestreeld/betast/aangeraakt;
(art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 mei 2021, 8 juni 2021 en 22 april 2022, genummerd PL0900-2021154346, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 171. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] van 22 mei 2021, p. 9-10.
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 15 maart 2023.
4.Proces-verbaal van aangifte door [aangever ] van 2 juni 2021, p. 100-102.
5.Proces-verbaal uitwerking studioverhoor van 21 juni 2021, p. 117-122.
6.De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 15 maart 2023.