4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Feit 1 primair
De aangifte van [aangeefster] namens [slachtoffer 1] d.d. 22 mei 2021
V: Kun je de namen en leeftijden van jullie gezinssamenstelling vertellen?
A: [slachtoffer 1] . Zij is van [2015]
V: Waar kom je aangifte van doen?
A: Seksueel misbruik.
V:Namens wie doe je aangifte?
A: Voor mijn dochter [slachtoffer 1] .
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: [verdachte] , hij is mijn overbuurman. Hij woont op [adres] in [woonplaats] .
V: In welke periode is dit gebeurd?
A: [slachtoffer 1] speelt nu een half jaar ook met [A] . Zo lang komt ze daar ook thuis. [slachtoffer 1] geeft aan dat het vanaf het begin gebeurd is.
V: Je komt aangifte doen van seksueel misbruik van jouw dochter [slachtoffer 1] . Vertel ons daar eens alles over.
A: [slachtoffer 1] en [B] waren beneden, het was voor schooltijd. Ik hoorde [slachtoffer 1] tegen [B] zeggen dat ze het zo leuk had gevonden omdat met hem te spelen bij [A] . [slachtoffer 1] zei dat hij haar steeds kusjes gaf en aan haar zat. Ze zei dat ze dit niet wilde en dat ze daar nooit meer heen ging. Ik ben naar beneden gelopen zag dat ze heel erg schrok, haar gezichtje stond strak. Toen zei [slachtoffer 1] : "Ik wil nooit meer naar [A] mama." Ik zei: "Dat is goed meisje, waarom wil je nooit meer naar [A] ?" Ze zei: "'Omdat [verdachte] mij kusjes geeft en ik wil dat niet." Ik ben bij haar gaan zitten. Ik heb mijn ogen dicht gedaan. Ik zei: "Mama doet haar ogen dicht. Kun je me aanwijzen waar [verdachte] jou kusjes geeft?" Ze legde haar handje op mijn voorhoofd, wang en bij mijn hals en mijn borst. Toen zei ze: "Ik moet ook steeds bij [verdachte] op schoot zitten en ik wil dat niet." Toen zei [B] : "Dat klopt mama, dat klopt." Woensdag is [slachtoffer 1] gewoon naar school gegaan. Daarna ben ik met [slachtoffer 1] naar de paardjes gereden. Ik heb haar nog een keer gevraagd of ze het me uit kon leggen. Ze zei opnieuw: "Hij geeft mij steeds kusjes." Ik zei: "Kun je het nog een keer aanwijzen?" Ze zei: "Nee mama ik wil het niet." Ik zei: "Mama doet haar ogen dicht, dan ziet ze het niet." Ze heeft opnieuw mijn voorhoofd, wang en hals aangetikt. Ik vroeg wat er nog meer was. Ze zei dat ze bij hem op schoot moest zitten. [B] en [A] hoefden dan niet alleen zij. Ze vroeg waarom ze dat moest doen. Hij zei dan omdat zij een klein meisje was. Ik heb haar gevraagd of hij nog meer had gedaan bij haar, of er nog meer was gebeurd. Ze zei ja. Ik vroeg of ze me dat kon laten zien. Waarop ze haar broek opentrok, naar voren. Ze zei dat hij aan haar doossie zit. We noemen haar vagina een doossie. Ze zei: "Hij zit aan mij doossie." Ik zei dat ik wilde zien wat hij dan deed. Ze deed haar onderbroekje open en maakte een wrijfbeweging met haar hand over haar doossie heen. Ze zei: "Hij doet me pijn mama." Ik vroeg waar hij haar dan pijn deed. Ze ging met haar handje dieper haar onderbroekje in richting haar schaamlipjes. Ze zei: "Daar doet hij mij pijn mama." Ik heb haar gevraagd: " [slachtoffer 1] is dit één keer gebeurd?" Ze zei: "Nee mama, dat is heel vaak gebeurd, al vanaf het begin."
De verklaring van verdachte
[slachtoffer 1] kwam vanaf begin 2021 doorgaans op woensdagen langs. Dan gingen we gamen op zolder. Daarvoor kwam ze ook wel eens langs, maar dan gingen we niet gamen op zolder. Het begon met op schoot zitten. Vanaf januari 2021 ben ik te ver gegaan. Ik heb [slachtoffer 1] kusjes gegeven op haar nek, hals, wangen en hoofd. Ik heb mijn armen om haar heen gedaan, mijn handen op haar buik gelegd en haar geknuffeld. Ik ben daarbij met mijn handen onder haar t-shirt geweest. Ik heb haar aangeraakt bij en gewreven over haar vagina. Ik voelde hier een bepaalde opwinding bij. Het is wel eens voorgekomen dat ik haar 10 tot 15 minuten aan het betasten was.
Feit 2 primair
De aangifte van [aangever ] namens [slachtoffer 2] d.d. 2 juni 2021
V: Wilt u ons vertellen waarvoor u vandaag bij ons bent?
A: Mijn vriendin [C] werd woensdag 19 mei gebeld door [E] dat ze ging scheiden. Het bleek dat [verdachte] , de man van [E] , aan het overbuurmeisje had gezeten. Hun oudste zoon, [A] had toen gezegd dat papa had geprobeerd om de vriendin van [D] te kussen. [D] is mijn oudste dochter. De laatste keer dat ze bij [E] en [verdachte] waren geweest, was de zaterdag daarvoor.
V: En toen?
A: Toen een gesprekje met [slachtoffer 2] . Ik zei haar dat de vader van [A] iets had gedaan wat niet oke was. Ik zag dat haar gezicht betrok. [F] en ik zeiden "Kom eens op schoot zitten en vertel eens". Voordat ze bij me op schoot zat hoorde ik haar zeggen "De papa van [A] heeft hier aan gezeten". Ik zag dat ze hierbij met haar hand over haar borst wreef. De volgende dag, vrijdag 21 mei, was [slachtoffer 2] naar [F] gegaan en zei dat ze nog even wilde praten. Daar kwam uit dat ze "Stop" had gezegd, maar dat hij niet stopte en het pas stopte toen ze naar huis gingen.
V: Dat aanraken van [slachtoffer 2] door [verdachte] , wanneer zou dat gebeurd zijn?
A: Zaterdag 15 mei.
V: Namens wie doe je aangifte?
A: Mijn dochter, [slachtoffer 2] , geboren op [2009]
V; Waar is het aanraken van [slachtoffer 2] gebeurd?
A: In [woonplaats] , in de woning van [verdachte] .
Het studioverhoor van [slachtoffer 2] d.d. 21 juni 2021
V: Waar heeft hij aan gezeten?
A: Voor bij mijn borsten en bij mijn spleetje.
V: Wat bedoel je met je spleetje?
A: Dat hij met zijn hand in mijn onderbroek ging.
V: En dat hij aan jou borsten en aan jou ging zitten, is dat 1 keer of vaker gebeurd?
A: Één keer of twee keer. Dat weet ik niet precies.
V: En waar in huis gebeurde het?
A: Op zolder. Daar staan computers. En daar was hij aan het meekijken toen wij aan het gamen waren.
V: Weet je ook hoe hij van achteren heet?
A: [verdachte] Zon volgens mij.
V: Vertel eens dat hij aan je borsten ging zitten. Vertel mij daar eens alles over.
A: Hij ging soort van kietelen dat ik niet fijn vind. Hij ging gewoon de hele tijd eraan zitten. Het was telkens anders. Niet dat hij de hele tijd dezelfde beweging maakte.
V: En kun je dat uitleggen welke beweging hij maakte?
A: Hij zat er gewoon in te knijpen, dat deed hartstikke pijn. En uiteindelijk begon hij ze ook heen en weer te laten wiebelen.
V: En [slachtoffer 2] , waarmee deed hij dat mee?
A: Met zijn eigen hand.
V: Je vertelt het heel duidelijk aan mij. ik begrijp goed wat je aan het vertellen bent. Hoe ging het toen verder. Je zegt hij zat aan mijn borsten. En was dat meteen onder je shirtje of erop of anders?
A: Hij zat er gelijk onder. Toen ging hij ook naar mijn buik en toen bij mijn blaas en bij mijn spleetje. En toen op mijn onderbroek en toen onder mijn onderbroek. Dat is toen twee keer gebeurd.
V: En zei jij wat toen hij aan je borsten zat?
A: Stop ik vind het niet fijn dat je eraan zit. Maar hij negeerde dat volgens mij gewoon.
V: Wat deed hij dan?
A: Hij wreef over mijn blaas en over mijn spleetje.
V: Hij deed zijn hand daar en de knoop open. Hoe vaak zat hij aan je speetje die dag?
A: Best vaak. Maar ik heb het niet bijgehouden. lk vond het niet fijn.
V: Hoe stopt dat dan?
A: Dat is niet stoppen. Telkens als iemand binnen kwam dan stopte hij.
V: Hij zat aan jou. Moest je iets bij hem doen?
A: lk heb zijn hand soms weggeduwd. ik heb verder niet aan hem gezeten.
V: Wat [verdachte] bij je deed, mocht je dat aan iemand vertellen?
A: Daar heeft hij niets over gezegd, maar dat heb ik niet gedaan. Bang was dat iemand boos wordt of zei dat ik aan het liegen was.
De verklaring van verdachte
Op 15 mei 2021 was [slachtoffer 2] bij mij thuis en hebben wij gegamed op zolder. [slachtoffer 2] zat toen op mijn schoot.
Bewijsoverweging
In zedenzaken gaat het in de kern vaak om het woord van de aangever tegen dat van de verdachte. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat in dergelijke gevallen niet is vereist dat de handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangever op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
De rechtbank overweegt hier als volgt.
Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben kort nadat het gebeurde een verklaring afgelegd aan hun ouders over hetgeen hen is overkomen. [slachtoffer 1] heeft haar moeder meteen concreet en gedetailleerd verteld over de handelingen van verdachte. [slachtoffer 2] heeft tijdens haar studioverhoor tegenover de professionals uitgebreider verklaard dan tegen haar ouders. Zij heeft gezegd dat zij eerder niet alles heeft verteld, omdat zij bang was dat niemand haar zou geloven. De rechtbank kan deze angst van [slachtoffer 2] begrijpen.
De rechtbank heeft geen twijfel aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de meisjes. Die vinden voldoende steun in andere bewijsmiddelen. De rechtbank gaat daarom uit van de volledige lezing van de meisjes, wat [slachtoffer 1] betreft van de (uitgebreidere) lezing die haar moeder van haar heeft gehoord. Dat licht de rechtbank als volgt toe.
Ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank gaat uit van de verklaring die aangeefster van [slachtoffer 1] heeft vernomen, omdat de latere studioverklaring consistent is met de eerdere verklaring die zij aan aangeefster deed. Dat de studioverklaring minder ver gaat is verklaarbaar omdat het studioverhoor voortijdig ophield omdat [slachtoffer 1] daar niet meer verder wilde gaan. De verklaring vindt voldoende steun in andere bewijsmiddelen, onder meer omdat verdachte het overige ten laste gelegde onder feit 1 primair ter terechtzitting heeft bekend.
Ten aanzien van feit 2 primair wordt de verklaring van [slachtoffer 2] ondersteund door de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Verdachte heeft bevestigd dat [slachtoffer 2] op 15 mei 2021 bij hem thuis was, zij op zolder hebben gegamed en dat zij op zijn schoot zat. Dit komt overeen met de verklaring van [slachtoffer 2] . Dat verdachte het overige ontkent, doet niet af aan de bewezenverklaring nu de rechtbank uitgaat van de lezing van [slachtoffer 2] . De eigen waarneming van de vader van [slachtoffer 2] waaruit blijkt dat het gezicht van [slachtoffer 2] betrok toen hij aangaf dat verdachte iets had gedaan wat niet goed was, draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank.
De manier waarop beide feiten tot stand zijn gekomen, komt overeen: eerst gaat verdachte met zijn eigen kinderen en de meisjes gamen op zolder, hij neemt de meisjes op schoot en pleegt ontuchtige handelingen bij hun. De omstandigheid dat er sprake is van twee afzonderlijke, betrouwbaar geachte aangiftes van nagenoeg identieke delicten tegen dezelfde verdachte leidt naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak tot de conclusie dat deze verklaringen elkaar over en weer, niet alleen in feitelijke, maar ook in bewijstechnische zin, ondersteunen.
Tot slot merkt de rechtbank op dat er in beide gevallen geen contra-indicaties zijn gebleken voor de verklaringen van de meisjes.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en het onder feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Zorg en waakzaamheid
Ten aanzien van het onder feit 1 primair ten laste gelegde komt de rechtbank ook tot een bewezenverklaring van de strafverzwarende component, te weten dat [slachtoffer 1] ten tijde van het ten laste gelegde feit aan de zorg of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer 1] – toen ongeveer 5 jaar oud – meestal op de woensdagen na school met zijn kinderen kwam spelen. Verdachte was op die dagen vrij en hielp hen dan met het gamen op zolder. Dit maakt dat verdachte vaak de enige volwassene was die op de kinderen lette en voor hen zorgde tijdens deze speelafspraken.
Dit is anders in het geval van [slachtoffer 2] ten aanzien van het onder feit 2 primair ten laste gelegde. Zij was met haar stiefmoeder op bezoek bij het gezin van verdachte. Stiefmoeder had de zorg en waakzaamheid over [slachtoffer 2] . Dat hield niet op toen [slachtoffer 2] naar boven ging om te spelen. [slachtoffer 2] was namelijk oud genoeg om zelf enige tijd zonder direct toezicht op zolder te spelen. Dat verdachte daar ook was betekent daarom niet dat hij de zorg of waakzaamheid over [slachtoffer 2] verkreeg. Er zijn geen andere aanwijzingen in het dossier waaruit blijkt dat [slachtoffer 2] was toevertrouwd aan de zorg of waakzaamheid van verdachte.
Periode
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van de onder feit 1 primair ten laste gelegde periode. Verdachte heeft verklaard dat hij vanaf januari 2021 te ver ging met [slachtoffer 1] en dat hij op de kinderen paste en met hen gamede op de woensdagen. De moeder van [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] sinds een half jaar met en bij de kinderen van verdachte speelt. De rechtbank neemt daarom als begindatum van de bewezenverklaarde periode de eerste woensdag in 2021, te weten 6 januari 2021.
Gelet op hetgeen eerder is overwogen komt de rechtbank enkel tot een bewezenverklaring van het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 2] op 15 mei 2021. De rechtbank zal daarom alleen deze datum bewezen verklaren en niet de gehele ten laste gelegde periode onder feit 2 primair.