8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft haar buurvrouw meerdere malen met een mes in haar onderarm gestoken/gesneden. Naast de pijn en het letsel dat het slachtoffer heeft ondervonden moet deze gebeurtenis voor het slachtoffer zeer beangstigend zijn geweest. Zeker nu het plaatsvond in haar eigen woning, zijnde een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen en de aanval vanuit het niets werd ingezet door haar eigen buurvrouw.
Het slachtoffer en verdachte waren al geruime tijd buren en hadden geen problemen met elkaar. Het steekincident kwam voor het slachtoffer dan ook als donderslag bij een heldere hemel. Het slachtoffer is door het toedoen van verdachte gewond geraakt en heeft hier een blijvend litteken aan overgehouden op haar arm. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk feit nog lang de psychische en emotionele gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Dat is in deze zaak ook het geval. Het handelen van de verdachte heeft een grote impact op het slachtoffer gehad, zoals blijkt uit de onderbouwing van de vordering benadeelde partij en de slachtofferverklaring ter zitting. Zoals hiervoor reeds is weergegeven verkeerde verdachte ten tijde van deze geweldshandelingen in – kort gezegd – een psychose en vallen de gepleegde geweldshandelingen in de richting van haar buurvrouw haar niet toe te rekenen.
De adviezen over de kans op herhaling en over de afdoening
Als gezegd hebben de psychiaters G.J. Taams en L.P.J. Röst op 8 juli 2022 en dr. M. ten Berge, GZ-psycholoog, op 11 oktober 2022 een NIFP rapportage over de persoon van verdachte uitgebracht. De psychiaters hebben in aanvulling op hun rapport schriftelijk vragen beantwoord van de officier van justitie. De psycholoog en een van de psychiaters, te weten de heer Röst, hebben ter terechtzitting hun adviezen aangevuld naar aanleiding van de laatste ontwikkelingen en hetgeen ter terechtzitting naar voren kwam.
De rechtbank stelt voorop dat de psychiaters ten tijde van hun onderzoek en het opmaken van het hiervoor genoemde rapport er niet van op de hoogte waren dat verdachte, zonder enig overleg en zonder dat iemand ervan af wist, was gestopt met het innemen van haar antipsychotica met als doel zwanger te raken, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot het bewezenverklaarde. Voorts stelt de rechtbank vast dat de situatie van verdachte in de loop van haar detentie, in het bijzonder doordat verdachte na de geboorte van haar dochter weer de nodige medicatie is gaan gebruiken, is gestabiliseerd.
Omtrent de kans op herhaling hebben de psychiaters in hun rapport van 8 juli 2022 toegelicht dat het risico op recidive sterk samenhangt met de psychotische stoornis en daaruit voortvloeiende gedachten en angsten. Het risico op recidive wordt als laag tot laag-matig ingeschat, waarbij het risico hoger wordt ingeschat indien de psychotische symptomen persisteren. Volgens de psychiaters is het gunstig dat verdachte altijd hulp heeft gezocht voor haar klachten en ook nu open staat voor behandeling. Ook lijkt zij in staat te profiteren van behandeling doordat zij goed leerbaar is en een positieve attitude heeft jegens instanties. Complicerend is volgens de psychiaters dat sprake is van een afhankelijke relatie en dat de psychotische symptomen sterk lijken samen te hangen met haar huidige woonplek, terwijl er geen zicht is op een alternatieve woonplek. Ook is het opvallend dat betrokkene haar buurvrouw slechts kort in de ochtend sprak, om vervolgens in korte tijd, zonder verdere aanleiding, over te gaan tot het plegen van het ten laste gelegde. Deze snelle escalatie naar fysiek geweld, richting een relatief onbekend persoon, maakt het recidiverisico moeilijker in te schatten. Verdere behandeling en onderzoek, zoals bijvoorbeeld een delictanalyse, zouden hier mogelijk meer grip op kunnen geven.
Om de kans op herhaling te verkleinen is volgens de psychiaters een behandeltraject noodzakelijk. Dit traject moet gericht zijn op zowel medicamenteuze als gedragsmatige behandeling. Ook moet de behandeling gericht zijn op de gestelde schizofrenie en de afhankelijke persoonlijkheidsstoornis. Verder moet er aandacht zijn voor de impact van het krijgen van een kind alsook op het welzijn van het kind zelf, gezien haar eigen verleden met mishandeling . Dergelijke behandeling zou kunnen worden geboden binnen het kader van een zorgmachtiging.
De kans op herhaling kan volgens de psychiaters nog verder verlaagd worden door middel van een meer forensisch geënte behandelmethodiek, zoals een delictanalyse, het risico gestuurd begeleiden en behandeling meer specifiek gericht op agressieregulatie. Een dergelijke behandeling kan binnen een forensische zorginstelling worden geboden. Dit vereist echter een andere maatregel dan een zorgmachtiging. Bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel zijn, gelet op het advies het ten laste gelegde verdachte niet toe te rekenen, niet mogelijk en een TBS-maatregel, al dan niet in voorwaardelijke zin, wordt door de psychiaters in dit rapport als te ingrijpend geacht.
De psycholoog heeft in haar rapport van 11 oktober 2022 weergegeven dat in de weging van de aanwezige risico- en beschermende factoren vooral de invloed van paranoïde psychotische ideeën – in combinatie met een vermijdende coping stijl – belangrijke factoren lijken in een eventuele toekomstige escalatie. Bij adequate behandeling en monitoring – en bij voortzetting van de medicatie na de geboorte van het kindje – wordt de kans op gewelddadig gedrag als laag ingeschat. Wanneer verdachte de (medicamenteuze) behandeling zal staken – in combinatie met verhoogde stressniveaus – wordt deze kans hoger ingeschat, namelijk als matig. Door de psycholoog wordt een behandeling geadviseerd, zowel medicamenteus als gedragsmatig, gericht op de psychotische problematiek, maar ook op de vermijdende en afhankelijke persoonlijkheidstrekken. Door de psycholoog wordt geadviseerd de behandeling in eerste instantie klinisch aan te bieden. Wanneer verdachte voldoende stabiel functioneert in de nieuwe levensfase, zou overgegaan kunnen worden tot begeleiding en behandeling in ambulante vorm.
De mogelijkheid zou kunnen zijn om de genoemde behandeling in het kader van de zorgmachtiging aan te bieden. Een ander optie zou volgens de psycholoog kunnen zijn de behandeling binnen een TBS-maatregel met voorwaarden te laten plaatsvinden. Gezien de blanco justitiële voorgeschiedenis lijkt dit een zware maatregel. Dit kader biedt echter wel de mogelijkheid tot (maatwerk)behandeling binnen forensisch kader, waarbij onder andere ook de mogelijkheid bestaat tot een uitgebreidere delict analyse en -preventie. Ook zijn er ruime mogelijkheden tot gefaseerde resocialisatie en tot monitoring en begeleiding op de lange termijn. Gezien de aankomende veranderingen in de leefsituatie biedt de TBS-maatregel inhoudelijk meer mogelijkheden op het gebied van recidive preventie dan een behandeling in het kader van een zorgmachtiging (behandeling binnen de reguliere ggz). Gezien de motivatie van verdachte, haar commitment aan behandeling en het laag tot matige recidiverisico wordt ingeschat dat deze maatregel in voorwaardelijke vorm kan volstaan.
Bij beslissing van 8 november 2022 heeft de rechtbank aanvullende vragen aan de psychiaters gesteld. Ook heeft de rechtbank toen de officier van justitie de opdracht gegeven om (opnieuw) de mogelijkheden omtrent een zorgmachtiging te laten onderzoeken. Dit laatste heeft er uiteindelijk toe geleid dat een verzoekschrift tot zorgmachtiging d.d. 29 december 2022 door de officier van justitie is ingediend.
Op de vragen van de rechtbank hebben de psychiaters schriftelijk te kennen gegeven dat zij op 28 september 2022 overleg hebben gehad met de psycholoog. Voor de psychiaters werd toen pas duidelijk dat verdachte in aanloop naar het ten laste gelegde zonder enig overleg al enige tijd haar antipsychotica niet meer gebruikte. Verdachte had dat niet kenbaar gemaakt aan de psychiaters. Het feit dat verdachte zonder enig overleg haar medicatie had gestaakt en daarover ook in het kader van het Pro Justitia onderzoek daarover geen openheid gaf, geeft volgens de psychiaters een ander beeld van haar medicatietrouw. Interventies als meer toezicht op medicatiegebruik en goede voorlichting van de noodzaak tot medicatiegebruik voor haar en haar systeem, zijn dan ook hiervoor geïndiceerd. Daarnaast dient ook aandacht te blijven bestaan voor eventuele agressieve gedachten en gevaarlijk gedrag, zoals het meedragen van (steek)wapens. In het geval dat de rechtbank verdachte een TBS-maatregel met voorwaarden zou opleggen, achten de psychiaters het aangewezen dat de behandeling in aanvang klinisch zal worden gestart. Hoewel verdachte thans is gestabiliseerd, is er veel onzekerheid over de vraag hoe de gestelde stoornissen zich manifesteren rondom en naar haar bevalling.
Namens reclassering Nederland heeft de heer M. van Wilsum, reclasseringswerker, een zogenaamd maatregelenrapport opgesteld. In dit rapport van 22 december 2022 is weergegeven dat de reclassering positief adviseert over een TBS-maatregel met voorwaarden. De reclassering kan het toezicht daarop uitoefenen. De reclassering is van mening dat verdachte dusdanig is gestabiliseerd, dat klinische behandeling niet langer nodig is en dat de behandeling kan ambulant plaatsvinden. Daarbij komt dat er geen beletselen zijn voor terugkeer naar haar eigen woning, onder meer omdat het slachtoffer inmiddels is verhuisd.
Verdachte heeft zich tegenover de reclassering bereid verklaard tot medewerking aan de voorwaarden. Ter terechtzitting van 5 januari 2023 heeft de verdachte ook ten overstaan van de rechtbank te kennen gegeven dat bij eventuele oplegging van een TBS-maatregel met voorwaarden zij de in het rapport genoemde voorwaarden, waaronder een ambulante behandeling, zal naleven.
Ter terechtzitting van 5 januari 2023 zijn de psycholoog, psychiater Röst en de reclasseringswerker als deskundigen gehoord. Aan hen is onder meer gevraagd binnen welk kader de behandeling het beste zou kunnen plaatsvinden.
Zowel de psycholoog als de psychiater hebben te kennen gegeven dat verdachte door het innemen van haar medicatie en het verblijf binnen de gestructureerde omgeving van detentie inmiddels dermate is gestabiliseerd dat een start met een klinische behandeling niet langer is aangewezen. Volstaan kan worden met een ambulante behandeling, zoals ook geadviseerd door de reclassering. De psycholoog en de psychiater adviseren de behandeling en overige voorwaarden te laten plaatsvinden binnen een forensisch kader en in dit geval dus binnen de TBS-maatregel met voorwaarden. Binnen dit kader kan verdachte langer gemonitord worden dan binnen het kader van een zorgmachtiging. Een zorgmachtiging wordt immers voor een periode van zes maanden afgegeven en een dergelijk kader is vooral gericht op de zorg voor de patiënt en veel minder op het terugdringen van het gevaar op herhaling. Daarbij komt dat verdachte niet altijd medicatietrouw is geweest, en niet altijd openheid heeft gegeven aan haar behandelaars, en stressfactoren na de beëindiging van de detentie weer kunnen toenemen.
De op te leggen maatregel
Naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting en de aanwezige rapportages resteren naar het oordeel van de rechtbank in dit geval twee mogelijkheden, te weten hetzij behandeling en begeleiding met medicatie in het kader van een zorgmachtiging, hetzij behandeling en begeleiding met medicatie in het kader van een TBS-maatregel met voorwaarden.
Met betrekking tot de zorgmachtiging heeft de raadsman aangevoerd dat deze is gebaseerd op een later onderzoek dan de onderzoeken van de psychiaters en de psycholoog. Aan het onderzoek dat geleid heeft tot het verzoekschrift zorgmachtiging moet dan ook meer waarde worden gehecht dan de eerdere onderzoeken door de psychiaters en de psycholoog. De raadsman heeft er verder op gewezen dat de schriftelijke beantwoording van de psychiaters niet zonder meer begrijpelijk is. Het stoppen van de medicatie moet immers al bij aanvang van hun onderzoek bekend zijn geweest. Dat dit pas later bij hen bekend is geworden en een nieuw gegeven opleverde is volgens de raadsman niet juist.
De rechtbank stelt vast dat psychiater Röst en de psycholoog Ten Berge ter terechtzitting van 5 januari 2023 aanwezig zijn geweest bij onder meer de behandeling van de feiten en de behandeling van de persoon van verdachte. Zij hebben vastgesteld dat het toestandsbeeld van verdachte in positieve zin is veranderd en dat verdachte is gestabiliseerd. Beide deskundigen hebben toen, zoals reeds hiervoor weergegeven, mede op basis van hun waarnemingen geadviseerd om de behandeling binnen een TBS-maatregel met voorwaarden te laten plaatsvinden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om meer waarde te hechten aan het onderzoek dat geleid heeft tot het verzoekschrift zorgmachtiging
Uit het rapport van de psychiaters en de latere beantwoording van de vragen is gebleken dat zij er ten tijde van het opmaken van hun rapport niet van op de hoogte waren dat verdachte was gestopt met het innemen van haar medicatie. Ook ter terechtzitting van 5 januari 2022 heeft psychiater Röst dit nog bevestigd. De rechtbank heeft geen enkele reden te twijfelen aan het standpunt van de psychiaters over hun kennis met betrekking tot het staken met de medicatie.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de zorgmachtiging dat, hoewel verlengingen mogelijk zijn, de zorgmachtiging in eerste instantie voor zes maanden wordt afgegeven. Daarbij zal de zorgmachtiging worden getoetst aan het bepaalde in artikel 3:3 Wvggz, waarbij de zorg voor verdachte voorop staat. Dit heeft tot gevolg dat het mogelijk is dat eerder dan vanuit recidivebeperking wenselijk is, zorg wordt afgeschaald of de zorgmachtiging zelfs komt te vervallen, waardoor de in het kader van recidivebeperking noodzakelijk geachte langdurige zorg en/of monitoring niet kan worden gegarandeerd. De zorgmachtiging acht de rechtbank in dit geval dan ook niet passend.
Gelet op hetgeen de deskundigen ter terechtzitting hebben verklaard, is de rechtbank van oordeel dat een TBS-maatregel met voorwaarden in dit geval passend en geboden is. Met deze maatregel wordt het vereiste forensische kader geboden. Hierbij heeft de rechtbank er ook rekening mee gehouden dat bij de tenuitvoerlegging van deze maatregel, anders dan bij een zorgmachtiging, ook aandacht is voor onder meer delict- en risicoanalyse. De TBS-maatregel is erop gericht, anders dan de zorgmachtiging, om de kans op herhaling zo veel mogelijk te beperken. Voorts kan deze maatregel voor een langere tijd (maximaal negen jaar) gelden, hetgeen te prevaleren valt boven een kortdurende maatregel van – in eerste instantie - zes maanden.
De rechtbank wijst erin dit kader op dat het thans ongewis is hoe het verdachte zal vergaan na beëindiging van haar zeer gestructureerde situatie in detentie. Bovendien is zij in het verleden niet altijd medicatietrouw geweest, hetgeen de kans op herhaling vergroot, zeker nu zij op zitting heeft verklaard dat zij het zelf niet uitsluit dat zij in de toekomst opnieuw zwanger zal (willen) raken. Ook is verdachte nog jong. Al het voorgaande maakt dat de rechtbank in dit geval de oplegging van de TBS-maatregel prevaleert boven het geven van een zorgmachtiging.
De rechtbank constateert dat op grond van artikel 37a Sr aan alle vereisten om tot oplegging van de TBS-maatregel is voldaan. De bewezen verklaarde poging tot zware mishandeling is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Ten tijde van het plegen van dit misdrijf bestond bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Verder kan het risico op herhaling, dat ingeschat wordt als laag, bij het staken van medicatie en een verhoogd stressniveaus, oplopen tot matig. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dan ook oplegging van genoemde maatregel.
Verdachte is niet eerder behandeld binnen een justitieel kader. Nu gebleken is dat verdachte gemotiveerd is tot behandeling en probleembesef en -inzicht heeft, hoopt de rechtbank dat zij haar afspraken blijft nakomen en zij haar medicatie trouw blijft innemen, hetgeen er uiteindelijk toe zal leiden dat de kans op herhaling geminimaliseerd wordt.
De rechtbank overweegt tenslotte dat de reclassering heeft geadviseerd om als voorwaarde op te nemen dat verdachte meewerkt aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out zou dan maximaal zeven weken duren, met de mogelijkheid van verlening met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
Deze geadviseerde voorwaarde zal de rechtbank niet opleggen gezien het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2022 (ECLI:NL:HR:1027). In dit arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat in de situatie waarin de klinische fase voorbij is, het niet aan de reclassering is om die klinische fase weer te heropenen. Deze beslissing is voorbehouden aan de rechter. De rechtbank overweegt hierbij dat voor dergelijke situaties binnen de TBS artikelen 6:6:10a en 6:6:11 Sv uitkomst bieden. Deze artikelen geven de rechter-commissaris namelijk de bevoegdheid een crisisplaatsing te bevelen op vordering van het openbaar miniserie respectievelijk de voorlopige verpleging te bevelen in afwachting van omzetting door de rechtbank.
TBS-maategel niet beperkt
De poging tot zware mishandeling waarvoor de TBS-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd, is een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Dat betekent dat de duur van de TBS-maatregel niet is beperkt tot vier jaar (in de zin van artikel 38e Sr) als de TBS-maatregel met voorwaarden op enig moment zou worden omgezet naar een TBS-maatregel met bevel tot verpleging.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de noodzaak van behandeling en inname van medicatie, ter beperking van het gevaar voor recidive, zal de rechtbank – op grond van artikel 38, zesde lid, Sr – bevelen dat de TBS-maatregel met voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geen oplegging gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM, artikel 38z Sr)
De reclassering heeft geadviseerd om naast een TBS-maatregel met voorwaarden ook een GVM op te leggen. De rechtbank ziet daartoe in dit geval geen aanleiding. Hierbij heeft zij gelet op de eventuele duur van de TBS-maatregel met voorwaarden (maximaal negen jaar) in verhouding met het recidiverisico (laag tot matig) en de bijzondere (persoonlijke) omstandigheden van dit geval (leeftijd verdachte, eventuele wens om weer zwanger te raken en de eventuele maximale duur van de TBS-maatregel).
De voorlopige hechtenis van verdachte zal worden opgegeven.
Afwijzing van de zorgmachtiging
Het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging wordt afgewezen. Hiervan is een separate beslissing opgemaakt.