ECLI:NL:RBMNE:2023:1351

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
10245753 UE VERZ 22-376
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Discussie over de hoogte en berekening van de transitievergoeding in een arbeidsovereenkomst zonder vaste arbeidsomvang

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, de besloten vennootschap [verweerster] B.V. Het geschil betreft de hoogte en de berekening van de transitievergoeding na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst van [verzoeker] is per 1 november 2022 beëindigd met toestemming van het UWV, omdat hij langdurig arbeidsongeschikt was. [verzoeker] heeft recht op een transitievergoeding op basis van artikel 7:673 van het Burgerlijk Wetboek, maar er is onenigheid over de hoogte van deze vergoeding.

[verweerster] heeft een transitievergoeding van € 27.992,98 bruto betaald, maar [verzoeker] stelt dat dit bedrag te laag is. Hij verzoekt de kantonrechter om een herberekening van de transitievergoeding, waarbij rekening moet worden gehouden met een voorverlenging van de referteperiode, omdat er geen vaste arbeidsomvang is overeengekomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen vaste arbeidsomvang is afgesproken en dat de periode van arbeidsongeschiktheid niet in aanmerking genomen mag worden bij de berekening van de gemiddelde arbeidsduur. Dit betekent dat de transitievergoeding opnieuw berekend moet worden op basis van het gemiddelde aantal gewerkte uren per maand in de twaalf maanden voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [verweerster] de transitievergoeding moet herberekenen en het verschil tussen de opnieuw berekende transitievergoeding en het reeds betaalde bedrag aan [verzoeker] moet betalen. De kantonrechter heeft [verweerster] ook veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker], die zijn begroot op € 879,00. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken over arbeidsomvang in arbeidsovereenkomsten en de gevolgen daarvan voor de berekening van transitievergoedingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10245753 UE VERZ 22-376 CMR/51145
Beschikking van 15 maart 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [verzoeker] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. S.M.M. Teklenburg en mr. D. Buter (Stichting Achmea Rechtsbijstand),
tegen:
de besloten vennootschap
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [verweerster] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. J.K. den Haan.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
[verzoeker] heeft op 14 december 2022 een verzoekschrift ingediend. [verweerster] heeft daarop geantwoord met een verweerschrift.
1.2.
Op 1 februari 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Beide partijen hebben hun standpunten aan de hand van een pleitnota toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
Hierna is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[verzoeker] is op 20 november 2000 in dienst getreden van [verweerster] in de functie van internationaal chauffeur. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Beroepsgoederenvervoer van toepassing.
2.2.
De arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en [verweerster] is met toestemming van het UWV per 1 november 2022 beëindigd, omdat [verzoeker] langdurig arbeidsongeschikt was. Vanwege de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, heeft [verzoeker] op grond van artikel 7:673 Burgerlijk Wetboek (BW) recht op een transitievergoeding. [verzoeker] en [verweerster] zijn het niet eens over de manier waarop de transitievergoeding moet worden berekend en dus over de hoogte van de transitievergoeding. [verweerster] heeft een transitievergoeding van € 27.992,98 bruto betaald en zij stelt dat dit het juiste bedrag is, maar volgens [verzoeker] heeft hij een te lage transitievergoeding ontvangen. [verzoeker] verzoekt daarom om een veroordeling van [verweerster] tot:
het (laten) berekenen van een gewijzigde (en correcte) transitievergoeding op basis van de loongegevens die daaraan ten grondslag moeten worden gelegd na toepassing van de voorverlenging, en;
betaling van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen transitievergoeding en het reeds betaalde deel van de transitievergoeding.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter wijst de verzoeken van [verzoeker] toe. Hierna wordt toegelicht waarom.
3.2.
Voor de berekening van de transitievergoeding wordt op grond van artikel 2 lid 1 sub a van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding (hierna: het Besluit) onder loon verstaan: het bruto uurloon vermenigvuldigd met de overeengekomen arbeidsduur per maand, of, indien geen of een wisselende arbeidsduur is overeengekomen, het bruto uurloon vermenigvuldigd met het gemiddelde aantal gewerkte uren per maand in de twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt.
3.3.
In artikel 2 lid 1 van de Regeling looncomponenten en arbeidsduur (hierna: de Regeling) is een uitzondering gemaakt op de in het Besluit genoemde periode van twaalf maanden. Hierin is geregeld dat indien geen of een wisselende arbeidsduur is overeengekomen, de periode van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte niet in aanmerking wordt genomen bij de berekening van de gemiddelde arbeidsduur. Dat wordt de voorverlenging van de referteperiode genoemd.
3.4.
[verweerster] heeft conform artikel 2 lid 1 sub a van het Besluit de transitievergoeding berekend aan de hand van het loon over de periode november 2021 tot en met oktober 2022, dus de twaalf maanden voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst.
[verzoeker] stelt echter dat partijen geen vaste arbeidsomvang zijn overeengekomen. Daarom moet op grond van artikel 2 lid 1 van de Regeling de periode dat [verzoeker] niet in staat was arbeid te verrichten vanwege ziekte, niet bij de berekening van de gemiddelde arbeidsduur worden betrokken, waardoor [verzoeker] recht heeft op een hogere transitievergoeding. Voordat hij arbeidsongeschikt werd, werkte [verzoeker] immers gemiddeld meer uren per maand.
3.5.
De vraag die moet worden beantwoord is dus of [verzoeker] en [verweerster] een vaste arbeidsomvang zijn overeengekomen of niet. Dat bepaalt namelijk of de referteperiode al dan niet moet worden voorverlengd, wat van belang is voor de hoogte van het loon dat betrokken wordt bij de berekening van de transitievergoeding. Voor de beantwoording van deze vraag is van belang wat er in de arbeidsovereenkomst is opgenomen over de arbeidsomvang.
3.6.
Geen van partijen heeft de arbeidsovereenkomst als productie overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling is de arbeidsovereenkomst daarom op een telefoon aan de kantonrechter getoond. In artikel 3 van de arbeidsovereenkomst staat dat [verzoeker] en [verweerster] een brutoloon zijn overeengekomen voor 160 uur per 4 weken. Uit de tekst van de arbeidsovereenkomst volgt dat het gaat om een afspraak over de hoogte van het loon. Niet is gebleken dat daarnaast nog een (vaste) arbeidsomvang is overeengekomen. Gezien het aantal overuren dat [verzoeker] heeft gewerkt, kan het bovendien niet de bedoeling zijn geweest dat de in de arbeidsovereenkomst genoemde 160 uur per 4 weken naast een loonafspraak, ook een afspraak is over de arbeidsomvang. [verzoeker] heeft immers onbetwist gesteld dat hij in 2019 gemiddeld 54,69 uren per maand meer heeft gewerkt dan de 160 uur waar zijn brutoloon op is gebaseerd. Ten overvloede overweegt de kantonrechter daarnaast het volgende. Als al zou worden vastgesteld dat er wel een vaste arbeidsomvang is afgesproken, dan kan op grond van het forse aantal overuren dat [verzoeker] per maand gemiddeld heeft gewerkt geconcludeerd worden dat partijen in de praktijk een wisselende arbeidsduur zijn overeengekomen. Gezien het structurele overwerk door [verzoeker] is dan immers de situatie ontstaan dat [verzoeker] en [verweerster] in de praktijk zijn overeengekomen dat er meer uren worden gewerkt dan in de arbeidsovereenkomst is vermeld. [1]
3.7.
Omdat partijen geen vaste arbeidsomvang zijn overeengekomen, geldt artikel 2 lid 1 van de Regeling. De periode dat [verzoeker] arbeidsongeschikt was vanwege ziekte, wordt niet meegenomen in de berekening van de gemiddelde arbeidsduur. Dat heeft ook gevolgen voor de berekening en de hoogte van de transitievergoeding. [verweerster] moet de transitievergoeding berekenen door het bruto uurloon te vermenigvuldigen met het gemiddelde aantal gewerkte uren per maand in de twaalf maanden voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] , zodat de voorverlenging van de referteperiode in acht wordt genomen. [verweerster] is daarnaast gehouden om het verschil te betalen tussen de opnieuw berekende transitievergoeding met het al door haar betaalde bedrag. De kantonrechter merkt op dat partijen tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht dat de transitievergoeding met inachtneming van de voorverlenging van de referteperiode € 35.713,88 bruto bedraagt. Dat zou betekenen dat [verweerster] nog € 7.180,90 (€ 35.713,88 - € 27.992,98) aan [verzoeker] moet betalen.
3.8.
[verweerster] heeft ongelijk gekregen. Zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op:
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde €
793,00(tarief gemiddelde zaak)
Totaal € 879,00

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [verweerster] tot het (laten) berekenen van de transitievergoeding op basis van de loongegevens die daaraan ten grondslag moeten worden gelegd na toepassing van de voorverlening;
4.2.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoeker] van het verschil tussen de daadwerkelijk verschuldigde transitievergoeding en het reeds betaalde deel van de transitievergoeding;
4.3.
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten aan de zijde van [verzoeker] , tot deze beschikking begroot op € 879,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.A. van Steenbeek, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2023.

Voetnoten

1.Zie de Nota van Toelichting bij artikel 2 van het Besluit (Stb. 2014, 538).