ECLI:NL:RBMNE:2023:1349

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
10236264 UE VERZ 22-370
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een kleuterjuf op basis van disfunctioneren en onvoldoende zelfreflectie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 februari 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van een onderwijsinstelling tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een kleuterjuf, die sinds 1 oktober 2018 in dienst was. De verzoekster, een stichting in het primair onderwijs, heeft het verzoek ingediend op grond van disfunctioneren van de leerkracht, die onvoldoende zelfreflectie en pedagogisch handelen vertoonde. De procedure begon met een verzoekschrift op 12 december 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 18 januari 2023. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de leerkracht meerdere keren is aangesproken op haar functioneren en dat er verschillende verbetertrajecten zijn doorlopen, maar dat deze niet tot de gewenste verbetering hebben geleid. De kantonrechter oordeelde dat de leerkracht ongeschikt was om de bedongen arbeid te verrichten en dat er geen herplaatsingsmogelijkheden waren. De arbeidsovereenkomst is ontbonden per 1 april 2023, met toekenning van een transitievergoeding van € 2.393,89 bruto aan de leerkracht. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10236264 UE VERZ 22-370 CMR/51145
Beschikking van 15 februari 2023
inzake
de stichting
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [verzoekster] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. A. Yandere,
tegen:
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [verweerster] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. M.M. van Breet.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
[verzoekster] heeft op 12 december 2022 een verzoekschrift met producties ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerster] . [verweerster] heeft hierop gereageerd door middel van een verweerschrift met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 januari 2023. [verzoekster] heeft haar standpunten aan de hand van een pleitnota toegelicht. Verder hebben partijen vragen van de kantonrechter beantwoord en hebben zij op elkaars standpunten gereageerd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
Hierna is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] is een onderwijsinstelling in het primaire onderwijs.
2.2.
[verweerster] , geboren op [1960] , is sinds 1 oktober 2018 in dienst van [verzoekster] in de functie van leerkracht. Zij geeft les aan een kleuterklas. Per 1 augustus 2020 is de arbeidsovereenkomst gewijzigd naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, voor de arbeidsduur van 6 uur per week. Op 26 augustus 2020 is de arbeidsduur gewijzigd naar 12 uur per week. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Primair Onderwijs van toepassing. Het loon bedraagt € 1.371,90 bruto per maand, exclusief de eindejaarsuitkering van 8,33% en de vakantietoeslag van 8%.
2.3.
Op 4 maart 2021 vindt er een gesprek plaats tussen de heer [A] , de locatieleider van [verzoekster] , en [verweerster] , naar aanleiding van een incident tussen [verweerster] en een van haar leerlingen. In het gespreksverslag staat, voor zover van belang, het volgende:

Definitief gespreksverslag [A (voornaam)] met [verweerster (voornaam)] van donderdag 4 maart
Aanleiding is situatie die zich de vrijdag voor de vakantie heeft voorgedaan waarbij [verweerster (voornaam)] een jongetje dat afscheid nam die dag op de gang zette nadat hij haar geschopt had, zij haar schoolsleutels kwijtraakte en de hele middag daarnaar op zoek is geweest.
[A (voornaam)] geeft aan dat hij zich zorgen maakt over wat zich heeft voorgedaan. Op de eerste plaats omdat er dingen zijn gebeurd die niet hadden mogen gebeuren (kind beschuldigen – ook waar anderen bij zijn – zonder dat daar bewijs voor is; (negatieve) dingen over een kind zeggen waar het kind bij is) en op de tweede plaats omdat uren op zoek zijn naar sleutels en dat niet los kunnen laten zorgelijk gedrag is waar je bij vermoedt dat er meer/andere dingen aan de hand zijn. (…)
[verweerster (voornaam)] geeft aan spijt te hebben van hoe zij omgegaan is met beschuldigen kind en bespreken kind en ziet in dat dit niet had gemogen, waarbij zij aangeeft dat zij wel gevraagd was naar wat er aan de hand was met kind erbij door [B (voornaam)] . [A (voornaam)] geeft aan dat zij dan had kunnen zeggen ‘niet hier met kind erbij’.
(…)
Tav gebeuren ’s middags geeft [verweerster (voornaam)] aan dat dit normaal voor haar is; zij bijt zich hierin vast en moet en zal het opgelost hebben. [A (voornaam)] geeft aan dat niet normaal te vinden maar een overreactie en dat je jezelf niet in de hand hebt als het zo loopt. Hij geeft aan het zorgelijk te vinden en iets dat zij in de gaten moet houden. (…)
2.4.
Op 8 april 2021 vindt er nog een gesprek plaats, dit keer tussen [verweerster] en mevrouw [B] (vervangend schoolleider) en mevrouw [C] (HR-adviseur) van [verzoekster] . In het gespreksverslag staat, voor zover van belang, het volgende:

(…) Er zijn zorgen over [verweerster (voornaam)] ;
Privé zijn er omstandigheden die veel aandacht vragen (…). Komt meer vermoeid op school; kan niet aangeven hoe dat effect heeft op het functioneren in de klas. Vindt 1K een pittige klas.
(…)
Het lijkt of [verweerster (voornaam)] moeite heeft met grenzen stellen; ze gaat soms over een grens (incident met [D (voornaam)] ) en zoekt dan geen ondersteuning. (…)
[verweerster (voornaam)] geeft aan dat ze perfectionistisch is en dat de duidelijke instructie ontbreekt. Ook de directe feedback van collega’s hoort ze te weinig.
[B (voornaam)] en [C (voornaam)] geven aan dat ze bij [verweerster (voornaam)] steeds horen dat de oorzaken van knelpunten bij anderen liggen. [verweerster (voornaam)] ervaart dat niet zo, maar kan ook niet aangeven wat haar aandeel is.
Afspraken
(…)

Begeleiding in het functioneren in de klas: we schakelen de [onderwijsadviesbureau] in om begeleiding in te zetten.
(…)
2.5.
Op 9 april 2021 meldt [verweerster] zich ziek. Naar aanleiding hiervan wordt de bedrijfsarts ingeschakeld. Op 9 juni 2021 wordt afgesproken dat [verweerster] zal beginnen met re-integreren. Tijdens de re-integratie wordt bepaald dat [verweerster] bij volledig herstel zal beginnen aan een verbetertraject. In een gespreksverslag van 15 juli 2021 staat hierover het volgende:

(…) [verweerster (voornaam)] denkt dat zij vooral moet leren hulp vragen. Wij geven aan dat we denken dat [verweerster (voornaam)] niet goed vooruit gedacht heeft. Dat is wel nodig om de situatie in een klas het hoofd te bieden. Die is namelijk altijd gecompliceerd met kinderen en ouders en allerlei handelingen.
De zelfreflectie lijkt nog niet voldoende ontwikkeld. [verweerster (voornaam)] geeft aan dat dit mogelijk altijd al minder makkelijk was. Zij heeft dit niet eerder gehoord dat haar zelfreflectie tekortschoot.
(…)
Na herstel start het functioneringstraject van [onderwijsadviesbureau] . Zelfreflectie is een voorwaarde om in ontwikkeling te komen en het traject met succes te volbrengen. (…)
2.6.
[verweerster] is op 11 oktober 2021 volledig hersteld. Diezelfde dag vindt er een gesprek plaats tussen [verzoekster] en [verweerster] , waarin haar functioneren nogmaals wordt besproken. In het gespreksverslag is het volgende geschreven:

Vanmorgen heeft bedrijfsarts [E (voornaam)] aangegeven dat [verweerster (voornaam)] weer volledig hersteld is en waar aan het werk zou kunnen gaan. Dit gesprek is een vervolg om te kijken hoe verder.
[verweerster (voornaam)] geeft aan dat het goed gaat met haar en dat ze graag weer aan het werk wil na de herfstvakantie. Zij heeft de thema’s die er lagen naar haar idee voldoende aangepakt (zelfreflectie, hulp vragen, vooruitdenken) en een goede periode bij [F (voornaam)] en [G (voornaam)] gehad, die haar steeds meer ruimte konden geven.
[A (voornaam)] geeft aan dat hij grote zorgen heeft of [verweerster (voornaam)] wel kan functioneren in haar beroep als kleuterleerkacht. Hierbij baseert hij zich op bevindingen die hij zelf heeft, gesprekken met [B (voornaam)] en de gesprekken die eerder zijn gevoerd tussen [C (voornaam)] , [H (voornaam)] en [verweerster (voornaam)] .
Deze bevindingen komen er samengevat op neer:
  • De zelfreflectie – het reflecteren op eigen handelen – is (te) beperkt;ook in de reflectie op de gebeurtenissen dit voorjaar missen wij de reflectie op het effect van eigen handelen op kinderen en ouders;
  • Voor collega’s is het (als gevolg hiervan) moeilijk met haar samen te werken: afstemming is problematisch;
  • Er zijn klachten van ouders (we realiseren ons dat dat bij elke leerkracht wel voorkomt, maar zijn dan van andere orde is hier bovenmatig);
  • Het schort aan het pedagogisch handelen: er zijn veel voorvallen het afgelopen jaar waar het handelen van [verweerster (voornaam)] niet is zoals je van een leerkracht zou mogen verwachten.
(…)
2.7.
In de periode van 16 december 2021 tot 25 februari 2022 volgt [verweerster] een verbetertraject, onder begeleiding van mevrouw [I] (hierna: [I] ). Zij is adviseur bij de schoolbegeleidingsdienst [onderwijsadviesbureau] . Er is een verbeterplan opgesteld, waarin het volgende staat opgenomen:

Verbeterplan [verweerster]
(…)
1.
Zelfreflectie is beperkt ontwikkeld.Dit heeft zich in de afgelopen weken geduid in het niet onder ogen kunnen zien van het eigen aandeel in situaties. Schriftelijk heeft [verweerster (voornaam)] enige blijk van zelfinzicht gegeven, in het daaropvolgende gesprek was daarvan weinig te merken.
Doelstelling:ontwikkelen van zelfreflectie en daarmee een basis leggen voor de ontwikkeling van punt 2 tot en met 5.
Stappen:

Aanhoren feedback zonder te ontkennen of een verklaring buiten zichzelf te zoek

Feedback ontvangen en een alternatieve handeling voorstellen

Actief om feedback vragen

Actief reflecteren op het handelen
2.
Omgang met collega’s en organisatie; [verweerster (voornaam)] is daarin niet afgestemd op haar omgeving. Luistert slecht, brengt haar eigen standpunt naar voren zonder af te wachten wat bedoeld is, kan niet de verhouding vinden tussen de formele en de informele contacten.
Doelstelling: professionele werkrelatie met collega’s en organisatie
Stappen:

Luisteren en anderen kunnen laten uitspraken

Samenvatten wat de ander gezegd heeft voordat ze een reactie geeft.

Blijk geven van inzicht waar welke vragen gesteld kunnen worden.
3.
Omgang met klas; [verweerster (voornaam)] kan niet zelfstandig structuur bieden. Als er een structuur van buitenaf geboden wordt kan zij hierin wel functioneren, maar bij onhelderheid raakt ze in paniek en doet een beroep op collega’s.
Doelstelling: zelfstandig een kleuterochtend of een ochtend noodopvang kunnen vormgeven.
Stappen:

Structuur bieden in de context van de kleuterklas

Structuur bieden aan activiteiten met een klein groepje leerlingen

Structuur bieden aan een activiteit met de gehele klas

Structuur bieden tijdens een gehele kleuterochtend op aanwijzing van de vaste leerkracht

Structuur bieden tijdens een gehele kleuterochtend zonder aanwijzingen van de vaste leerkracht.
4.
Omgang met leerlingen: [verweerster (voornaam)] heeft geen objectieve houding ten opzichte van leerlingen; heeft lievelingetjes en kan niet uit de voeten met leerlingen met een extra vraag. Ook hier ontbreekt het luisteren en adequaat reageren.
Doelstelling: ieder kind wordt gezien en gehoord, [verweerster (voornaam)] reageert pedagogisch en didactisch passend op de individuele vragen.
Stappen:

Luisteren naar leerlingen

Waarnemen als ergens in de klas uit de pas loopt en dat aankaarten bij de leerkracht

Pedagogisch ingrijpen als er in de klas iets gebeurt.

Didactisch handelen.
5.
Omgang met ouders: [verweerster (voornaam)] vertoont een onprofessionele houding ten opzichte van ouders; te weinig afstand en vertellen van persoonlijke dingen naast het niet communiceren als er iets aan de hand is.
Doelstelling: aan dit verbeterpunt kan pas gewerkt worden als blijkt dat [verweerster (voornaam)] aan alle voorgaande punten voldoet. Pas dan is er sprake van zelfstandige dagen binnen een kleuterklas.
2.8.
Omdat de verbeteringen te gering zijn op het gebied van zelfreflectie, omgang met leerlingen, omgang met de klas en omgang met ouders en collega’s, wordt er vanaf 17 maart 2022 weer een verbetertraject gestart. De begeleiding wordt verzorgd door een interne begeleider.
2.9.
Op 9 mei 2022 meldt [verweerster] zich ziek. De bedrijfsarts wordt ingeschakeld en zij adviseert mediation.
2.10.
Op 1 juni 2022 is het mediationtraject gestart. Tijdens de mediation hebben partijen werkafspraken gemaakt. Zij hebben besloten dat er nog een verbetertraject zal worden opgestart, maar dat er in de tussentijd ook een vaststellingsovereenkomst zal worden opgesteld voor het geval het verbetertraject niet tot het gewenste resultaat leidt.
2.11.
In een re-integratieoverleg op 15 september 2022 spreken [verzoekster] en [verweerster] het volgende af over het verbetertraject:

(…) 6 oktober om 11 uur bespreken we het advies van de bedrijfsarts en indien dat positief is kijken we vooruit naar het verbetertraject.
Wij stellen als coach voor: [J] . Zij is een ervaren vrijeschoolkleuterleerkracht en coach. (…)
[verweerster (voornaam)] heeft zelf ook nagedacht over coaches en dacht aan [K] en [L] . Beiden hebben niet echt een coachingspraktijk, maar mocht de klik met [J (voornaaam)] er helemaal niet zijn kunnen we andere mogelijkheden onderzoeken.
Kennismaking met [J (voornaaam)] vindt in principe op 11 oktober plaats. Het traject wordt gebaseerd op het verbeterplan zoals dat eerder vastgelegd is. Er is geen twijfel over de kwaliteiten van [verweerster (voornaam)] als kleuterjuf in het algemeen, maar er is een discrepantie tussen de verwachtingen van de [verzoekster] en het functioneren van [verweerster (voornaam)] . In het verbeterplan wordt deze discrepantie zichtbaar gemaakt en dit vormt dus het uitgangspunt van het coachingstraject en de eindevaluatie op of rond 6 december. (…)
2.12.
Op 8 november 2022 komt de coach die is aangesteld, mevrouw [J] (hierna: [J] ), in de klas van [verweerster] observeren. Naar aanleiding hiervan geeft [J] aan dat zij geen mogelijkheden ziet om een coachingstraject te starten. In de schriftelijke terugkoppeling van [J] staat hierover onder andere, voor zover van belang, het volgende:

(…) Zelfreflectie: reflecteren op eigen gedrag, de eigen rol, eigen professionele beroepshouding of op het eigen persoonlijk functioneren.
[verweerster (voornaam)] geeft geen blijk van reflecteren op eigen handelen. [verweerster (voornaam)] legt de oorzaak buiten zichzelf. Bij collega’s, bij de kinderen en bij de school.
Dit maakt ontwikkeling onmogelijk. [verweerster (voornaam)] is daardoor niet leerbaar.
(…)
Bereidheid tot zelfreflectie is een voorwaarde voor een coachingstraject.
Pedagogisch klimaat:
(…)
[verweerster (voornaam)] doet uitspraken die niet bijdragen aan een gezond, positief pedagogisch klimaat. De sfeer is afstandelijk.
Rust, warmte, omhulling, humor ontbreken. Er is geen echte aandacht en contact.
Kinderen worden niet gezien en gehoord. Er is geen positieve sfeer.
(…)
Op basis van deze/mijn waarnemingen zie ik geen opening voor het begeleiden van een (succesvol ) coachingstraject. (…)
2.13.
[verzoekster] heeft toen besloten het verbetertraject niet te starten.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekster] verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 2 sub d Burgerlijk Wetboek (BW), omdat [verweerster] ongeschikt is de bedongen arbeid te verrichten. Ter onderbouwing van haar verzoek stelt [verzoekster] dat het functioneren van [verweerster] onder de maat is. [verweerster] functioneert namelijk onvoldoende waar het gaat om zelfreflectie, de omgang met collega’s en de organisatie, de omgang met de klas, de omgang met ouders en de pedagogische omgang met kinderen, terwijl dat allemaal competenties zijn waar een lerares over zou moeten beschikken. [verweerster] is voldoende in de gelegenheid gesteld om haar functioneren te verbeteren middels meerdere verbetertrajecten en zowel interne als externe begeleiding, maar met onvoldoende resultaat. Bovendien zijn er geen herplaatsingsmogelijkheden.
3.2.
[verweerster] voert – kort samengevat – het volgende verweer. [verweerster] voert ten eerste aan dat het mediationtraject dat partijen zijn gestart niet is beëindigd. Daarnaast voert [verweerster] aan dat zij niet in de gelegenheid is gesteld haar functioneren te verbeteren in een laatste verbetertraject. Het laatste verbetertraject is immers niet gestart, terwijl partijen dit tijdens de mediation wel hadden afgesproken. Zij verzoekt daarom het ontbindingsverzoek af te wijzen.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak moet worden beoordeeld of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. Een verzoek tot ontbinding kan op grond van artikel 7:671b lid 2 BW alleen worden ingewilligd indien aan de voorwaarden voor opzegging als bedoeld in artikel 7:669 BW is voldaan. Uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden opgezegd indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door [verzoekster] gestelde feiten en omstandigheden een redelijke grond op. Hierna wordt toegelicht waarom.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat geen sprake is van een opzegverbod.
Ongeschiktheid tot het verrichten van de bedongen arbeid (d-grond)
4.3.
[verzoekster] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er sprake is van een redelijke grond in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub d BW, namelijk de ongeschiktheid van [verweerster] om het bedongen arbeid te verrichten. Hiervoor is vereist dat [verzoekster] [verweerster] hiervan tijdig in kennis heeft gesteld en haar in voldoende mate de gelegenheid heeft gesteld haar functioneren te verbeteren.
4.4.
Tussen partijen staat vast dat [verweerster] onvoldoende functioneert als het gaat om verschillende competenties waarover zij als lerares van een kleuterklas op de vrije school wel zou moeten beschikken, zoals zelfreflectie, omgang met kinderen, omgang met de klas, omgang met collega’s en omgang met ouders. Dat heeft [verweerster] immers niet betwist en dit blijkt ook uit de gespreksverslagen tussen [verzoekster] en [verweerster] . Beoordeeld moet worden of [verweerster] van [verzoekster] voldoende de gelegenheid heeft gekregen om haar functioneren te verbeteren. Volgens [verweerster] is dat namelijk niet het geval.
4.5.
Uit de vele gespreksverslagen blijkt dat [verzoekster] vanaf het begin van 2021 tot aan dit verzoek [verweerster] meerdere keren heeft aangesproken op haar functioneren ten aanzien van de verschillende competenties waarover zij in haar functie moet beschikken. [verzoekster] heeft [verweerster] daarna begeleid en laten begeleiden met het doel om haar functioneren te verbeteren.
4.6.
Het eerste verbetertraject is op 16 december 2022 gestart, onder leiding van [I] . [verweerster] heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken dat dit verbetertraject voldoende is geweest en dat zij voldoende is begeleid. Voor dit verbetertraject is een uitgebreid verbeterplan opgesteld (zie onder 2.7). In het verbeterplan zijn voor alle punten waar [verweerster] onvoldoende functioneert, namelijk haar zelfreflectie, de omgang met collega’s en de organisatie, de omgang met de klas, de omgang met de leerlingen en de omgang met ouders, doelstellingen opgesteld. Bij elke doelstelling zijn een aantal (concrete) stappen beschreven waardoor het doel behaald kan worden. Daarmee heeft [verzoekster] voldoende duidelijk gemaakt wat zij van [verweerster] verwacht, en heeft [verweerster] voldoende handvatten gekregen om aan haar functioneren te werken. [verweerster] heeft nog gesteld dat [I] niet onafhankelijk is, maar dit heeft zij onvoldoende onderbouwd. [I] is immers vanuit [onderwijsadviesbureau] ingeschakeld en niet valt in te zien waarom zij als externe begeleider niet onafhankelijk is en waarom haar begeleiding dan onvoldoende zou zijn geweest. Ook is niet gebleken dat [verweerster] dit gedurende het verbetertraject al eens heeft aangegeven.
4.7.
Omdat [verzoekster] na afloop van dit traject op 25 februari 2022 nog onvoldoende verbetering zag, is besloten om vanaf 17 maart 2022 een tweede verbetertraject te starten, dit keer onder begeleiding van een interne begeleider. [verweerster] stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is geweest van een tweede verbetertraject, maar van een verlenging van het eerste verbetertraject. Of het nu een tweede traject of een verlenging van het eerste traject wordt genoemd maakt echter geen verschil, de strekking ervan blijft hetzelfde. Het staat immers vast dat [verweerster] na het eerste verbetertraject onvoldoende verbetering heeft laten zien in haar functioneren op het gebied van zelfreflectie, omgang met leerlingen, omgang met de klas en omgang met ouders en collega’s, en daarna nogmaals een traject heeft moeten volgen om haar functioneren te verbeteren. Ook over dit verbetertraject is niet gesteld of gebleken dat [verweerster] onvoldoende begeleid is. De begeleider was in dit traject weliswaar een interne begeleider, maar [verweerster] heeft niet onderbouwd waarom deze begeleider niet geschikt zou zijn. Bovendien is niet gebleken dat [verweerster] gedurende dit tweede verbetertraject bezwaren had over (de werkwijze van) deze begeleider.
4.8.
Na de ziekmelding van [verweerster] op 9 mei 2022, zijn partijen op aanraden van de bedrijfsarts mediation gestart. Tijdens de mediation hebben twee gesprekken plaatsgevonden. Een van de werkafspraken die partijen tijdens mediation hebben gemaakt, is het starten van nog een verbetertraject. [J] werd hiervoor als coach aangesteld. Na een observatie bij [verweerster] in de klas op 8 november 2022, heeft [J] besloten dat het starten van een verbetertraject niet haalbaar zou zijn, met name vanwege het gebrek aan zelfreflectie van [verweerster] . [verzoekster] heeft dit advies opgevolgd en is geen derde verbetertraject gestart. Volgens [verweerster] heeft zij hierdoor onvoldoende de gelegenheid gekregen om haar functioneren te verbeteren. Vaststaat dat het niet starten van het derde verbetertraject met name komt door het gebrek aan zelfreflectie van [verweerster] . [verweerster] heeft ook niet betwist dat het bij haar aan zelfreflectie ontbreekt. Dat [verweerster] aan haar zelfreflectie moest werken en dat dit ook een voorwaarde was voor het verbeteren van haar functioneren, is in meerdere gespreksverslagen terug te lezen. Ook in het verbeterplan staat dat het ontwikkelen van zelfreflectie de basis is voor het ontwikkelen van de overige punten. Het had voor [verweerster] dan ook duidelijk moeten zijn dat dit een belangrijk punt van aandacht is, ook voor het opstarten van een verbetertraject. Bovendien heeft zij in de twee eerdere verbetertrajecten al de gelegenheid gekregen om hier aan te werken, zonder (voldoende) resultaat. Het stond [verzoekster] dan ook vrij om het advies van [J] zonder verder onderzoek op te volgen, aangezien deze verbeterpunten ook in de vorige trajecten naar voren kwamen.
4.9.
Daarnaast stelt [verweerster] dat [J] niet onafhankelijk was, omdat zij op de vrije school in [plaats] werkte toen de heer [H] , de bestuurder van [verzoekster] , daar directeur was. [verweerster] heeft echter onvoldoende onderbouwd waarom [J] , die op het moment dat zij werd aangesteld al ruim drie jaar niet meer voor [H] werkte en inmiddels een eigen coachingspraktijk heeft opgestart, niet onafhankelijk tot haar besluit kon komen. Haar advies is immers gebaseerd op haar eigen observaties van [verweerster] in de klas. Bovendien was het [verweerster] die een begeleider wilde die bekend is met de vrije school (zoals [J] ), en volgens [verzoekster] blijven er dan niet veel opties over. Dat is door [verweerster] ook niet betwist. Uit de stelling van [verweerster] dat de observatie niet was aangekondigd en dat het daarom die dag niet goed verliep in de klas, blijkt ook dat [verweerster] onvoldoende in staat is om op haar eigen handelen te reflecteren, een punt wat kennelijk juist van belang is voor (het verbeteren van) haar functioneren.
4.10.
[verweerster] voert tot slot nog aan dat [verzoekster] in strijd heeft gehandeld met het MfN Mediationreglement door de werkafspraken die tijdens mediation zijn overeengekomen niet na te komen en door deze procedure te starten terwijl de mediation nog niet is geëindigd. [verweerster] verbindt hier echter geen rechtsgevolg aan. Mocht [verweerster] hiermee bedoelen dat daardoor de procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet kan worden ingezet, volgt de kantonrechter dit verweer niet. Het afronden van een mediationtraject is immers geen voorwaarde voor het starten van een procedure tot het ontbinden van de arbeidsovereenkomst op grond van disfunctioneren. Bovendien valt uit de werkafspraak af te leiden dat de mediation ook een eindig karakter had. Afgesproken is namelijk dat er een verbetertraject zou worden gestart, maar dat er tegelijkertijd ook een vaststellingsovereenkomst zou worden opgesteld voor het geval het verbetertraject niet tot het gewenste resultaat zou leiden. Nu het derde verbetertraject niet is gestart, had [verweerster] moeten begrijpen dat haar arbeidsovereenkomst, en daarmee ook de mediation, zou worden beëindigd. Hoewel [verzoekster] haar voor deze procedure geen vaststellingsovereenkomst heeft aangeboden, hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling nog de mogelijkheid gehad om een dergelijke overeenkomst te sluiten, maar dat heeft niet tot een resultaat geleid.
4.11.
Gezien alles wat hiervoor is besproken, is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gebleken dat [verweerster] ongeschikt is om haar arbeid te verrichten en heeft zij voldoende de gelegenheid gehad om haar functioneren te verbeteren.
4.12.
De conclusie is dus dat sprake is van een redelijke grond voor opzegging, en daarmee voor ontbinding, van de arbeidsovereenkomst. [verzoekster] heeft onderzocht of herplaatsing in een andere functie mogelijk is, maar dat is niet het geval. De meest voorkomende functie is de functie van leerkracht, maar gebleken is dat [verweerster] niet geschikt is voor deze functie. Voor andere passende functies staan geen vacatures open. Herplaatsing van [verweerster] is dan ook niet mogelijk.
4.13.
Omdat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, bepaalt de kantonrechter het einde van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671b lid 9 sub a BW op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, waarbij de duur van deze procedure in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat een termijn van ten minste een maand resteert. De opzegtermijn bedraagt twee maanden. Deze procedure heeft geduurd van 12 december 2022 tot de datum van deze beschikking (15 februari 2023). De arbeidsovereenkomst wordt daarom ontbonden met ingang van 1 april 2023.
Transitievergoeding
4.14.
[verzoekster] is een transitievergoeding verschuldigd aan [verweerster] . In haar verzoekschrift is [verzoekster] bij de berekening van de transitievergoeding uitgegaan van een dienstverband van 3 jaar en 6 maanden, terwijl [verweerster] , uitgaande van de ontbinding per 1 april 2023, 4 jaar en 6 maanden in dienst is geweest bij [verzoekster] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] dan ook een nieuwe berekening gegeven. [verzoekster] komt op een transitievergoeding van € 2.393,89 bruto. [verweerster] heeft geen verweer gevoerd tegen dit bedrag. Dit bedrag wordt dan ook toegewezen.
Proceskosten
4.15.
De kantonrechter ziet aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 april 2023;
5.2.
veroordeelt [verzoekster] om aan [verweerster] een transitievergoeding van € 2.393,89 bruto te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 1 mei 2023 tot de volledige betaling;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
5.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.A. van Steenbeek, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2023.