ECLI:NL:RBMNE:2023:1348

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
10249518 AV EXPL 22-36
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over garantie en schade aan bedrijfswagen door brandstofvervuiling

In deze zaak heeft eiser, een ondernemer, zijn gedaagde, een besloten vennootschap, in kort geding gedagvaard vanwege schade aan zijn bedrijfswagen, een Renault Trafic, die volgens hem onder de garantie valt. De gedaagde heeft echter gesteld dat de schade is veroorzaakt door brandstofvervuiling, wat volgens de Algemene Voorwaarden Garantieplus niet onder de garantie valt. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 januari 2023, waarna de kantonrechter op 19 januari 2023 vonnis heeft gewezen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de schade aan de motor van de bedrijfswagen inderdaad het gevolg is van brandstofvervuiling. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat de schade een andere oorzaak heeft. De kantonrechter oordeelt dat de vorderingen van eiser in conventie niet toewijsbaar zijn, omdat er geen spoedeisend belang is en de zaak niet geschikt is voor kort geding. Eiser heeft zijn bedrijfswagen niet volledig verloren, aangezien hij gebruik kan maken van een privéauto.

In reconventie heeft gedaagde vorderingen ingesteld voor betaling van kosten van vervangend vervoer en diagnosekosten. De kantonrechter heeft ook deze vorderingen afgewezen, omdat gedaagde geen spoedeisend belang heeft aangetoond. Eiser is in conventie de in het ongelijk gestelde partij en moet de proceskosten van gedaagde vergoeden. Gedaagde is in reconventie ook de in het ongelijk gestelde partij en moet de proceskosten van eiser vergoeden. De kostenveroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 10249518 AV EXPL 22-36 CMR/51145
Kort geding vonnis van 19 januari 2023
inzake
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eiser] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. H.J. de Groot,
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. J.A.W. van Beuningen.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft op 3 januari 2023 [gedaagde] in kort geding gedagvaard. [gedaagde] heeft vervolgens een conclusie van eis in reconventie ingediend.
1.2.
Op 11 januari 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekeningen heeft gehouden. De gemachtigden van partijen hebben een pleitnota voorgedragen.
1.3.
Hierna is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Op 13 juni 2020 heeft [eiser] van [gedaagde] een Renault Trafic (hierna: de bedrijfswagen) met kenteken [kenteken] gekocht. Bij de koop van de bedrijfswagen is een garantie overeengekomen. In artikel 12.2 van de Algemene Voorwaarden Garantieplus (hierna: de algemene voorwaarden) is het volgende opgenomen:

12.2 De volgende Schadevoorvallen worden niet gedekt:
-
Schadevoorvallen veroorzaakt door fouten van de gebruiker (bijvoorbeeld, niet naleving van de richtlijnen van de fabrikant opgenomen in het Garantie- en Onderhoudsoverzicht, waaronder het niet uitvoeren van voorgeschreven onderhoud, niet naleving van de waarschuwingen op het dashboard, een brandstoffout of brandstof die niet voldoet aan de richtlijnen van de fabrikant, onvoldoende of geen smeermiddel, koelvloeistof, brandstof, etc.); (…)
2.2.
Eind augustus 2022 is de bedrijfswagen stil komen te staan op de snelweg vanwege een motorstoring. De bedrijfswagen is vervolgens bij [gedaagde] afgeleverd voor het stellen van een diagnose en het herstellen hiervan. Na zelf onderzoek gedaan te hebben, komt [gedaagde] tot de conclusie dat er sprake is van brandstofvervuiling in de motor. [gedaagde] heeft vervolgens AR-analyse in Duiven ingeschakeld voor een brandstof- en olieanalyse. Ook uit deze analyse volgt dat er sprake is van vervuilde brandstof en olie in de motor. Op grond van deze onderzoeken is het volgens [gedaagde] aannemelijk dat de schade aan de motor gerelateerd is aan de inspuiting, waardoor op grond van artikel 12.2 van de algemene voorwaarden de schade niet onder de garantie valt. [gedaagde] is daarom niet overgegaan tot kosteloos herstel van de bedrijfswagen. [gedaagde] heeft aan [eiser] een offerte verstrekt met daarin de kosten van het herstel.
2.3.
[eiser] heeft op 7 december 2022 [expertisebedrijf] ingeschakeld voor een contra-expertise. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden op 23 december 2022. Op verzoek van [expertisebedrijf] heeft [gedaagde] de hogedrukpomp en injectoren van de motor laten onderzoeken door [bedrijf] B.V. in Harderwijk. [bedrijf] heeft geconcludeerd dat er schade is aan de looprol en de aandrijfas van de hogedrukpomp, veroorzaakt door een gebrek aan smering. Dit kan zijn veroorzaakt door bijvoorbeeld het tanken van benzine in plaats van diesel of het rijden zonder brandstof, aldus [bedrijf] .
2.4.
Volgens [eiser] is het onduidelijk wat de oorzaak is van de schade aan de motor. Ook stelt hij dat de vermeende brandstofvervuiling niet door zijn handelen komt. Volgens [eiser] valt de schade dus wel onder de garantie. Daarom vordert hij in deze procedure kosteloos herstel van de bedrijfswagen, op straffe van een dwangsom. Daarnaast vordert [eiser] schadevergoeding van € 100,00 per dag vanaf 11 november 2022 tot de dag dat de bedrijfswagen is hersteld, omdat [gedaagde] in verzuim is met de nakoming van haar verplichting tot herstel.
2.5.
[gedaagde] vordert in reconventie betaling van in totaal € 6.307,67, bestaande uit de kosten van het vervangende voertuig dat [gedaagde] aan [eiser] ter beschikking heeft gesteld en de kosten voor het stellen van de diagnose van de motorstoring. Daarnaast vordert [gedaagde] de verwijdering van de bedrijfswagen door [eiser] op straffe van een dwangsom.

3.De beoordeling

3.1.
In dit kort geding moet, op basis van de processtukken en dat wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, worden beoordeeld of het in deze zaak aannemelijk is dat de vorderingen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat, vooruitlopend daarop, toewijzing van de vorderingen mede gelet op de wederzijdse belangen is gerechtvaardigd. De eisende partij moet er een spoedeisend belang bij hebben dat op het oordeel in de bodemprocedure vooruit wordt gelopen. Vanwege de aard van een kort geding procedure, is in een kort geding geen plaats voor bewijslevering.
3.2.
Wat betreft de vorderingen van [eiser] kunnen er in de eerste plaats vraagtekens geplaatst worden bij de spoedeisendheid hiervan. [eiser] stelt dat zijn bedrijfsvoering in het geding is omdat hij de bedrijfswagen niet kan gebruiken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] verklaard dat hij op dit moment zijn privé auto gebruikt voor zijn bedrijfsvoering. [eiser] zit dus niet zonder vervangend vervoer. [eiser] heeft weliswaar verteld dat hij in deze auto niet al zijn gereedschap en andere spullen kan meenemen en dus kleinere klussen doet, maar niet is gesteld of gebleken dat hij hierdoor minder inkomen heeft dan gebruikelijk.
3.3.
Bovendien is het, nog los van de vraag of [eiser] wel een spoedeisend belang heeft, onvoldoende aannemelijk geworden dat de vorderingen van [eiser] in een eventuele bodemprocedure zullen worden toegewezen. [gedaagde] heeft meerdere onderzoeken en analyses uitgevoerd of laten uitvoeren. Uit elk onderzoek kwam dezelfde conclusie naar voren, namelijk dat er sprake is geweest van brandstofvervuiling waardoor de schade aan de motor van de bedrijfswagen is ontstaan. [eiser] heeft daar tegenover geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de schade een andere oorzaak kan hebben. [gedaagde] heeft dan ook voldoende aannemelijk gemaakt dat de schade aan de motor door brandstofvervuiling is ontstaan. Dergelijke schade valt op grond van artikel 12.2 van de algemene voorwaarden niet onder de garantie die [eiser] en [gedaagde] zijn overeengekomen, waardoor [gedaagde] niet is gehouden de bedrijfswagen kosteloos te herstellen. De vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen.
3.4.
De kantonrechter overweegt nog ten overvloede dat dit geen zaak is die geschikt is voor een behandeling in kort geding. Zo heeft [eiser] voordat het resultaat van de door hem uitgevoerde contra-expertise bekend was het kort geding gestart. Inmiddels is het resultaat van de contra-expertise bekend bij [eiser] , maar wil hij nog meer onderzoek doen naar de oorzaak van de schade en het causale verband. Zoals gezegd is er in een kort geding geen ruimte voor bewijslevering en is nader onderzoek tijdens deze procedure dus niet mogelijk.
3.5.
Wat betreft de vorderingen in reconventie heeft [gedaagde] geen spoedeisend belang. Het gaat ten eerste om een geldvordering, namelijk betaling van de kosten van vervangend vervoer en de kosten voor het stellen van een diagnose. Niet is gebleken dat [gedaagde] een spoedeisend belang heeft bij de betaling hiervan. Hetzelfde geldt voor de vordering tot verwijdering van de bedrijfswagen door [eiser] . Niet is gesteld waarom [gedaagde] het eindvonnis in een nog te voeren bodemprocedure niet kan afwachten. Vanwege het ontbreken van het spoedeisend belang worden de vorderingen van [gedaagde] afgewezen.
3.6.
[eiser] is in conventie de in het ongelijk gestelde partij en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten worden in conventie aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 498,00 aan salaris gemachtigde.
3.7.
[gedaagde] is in reconventie de in het ongelijk gestelde partij en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat de eis in reconventie voortvloeit uit de vorderingen in conventie, worden de proceskosten in reconventie aan de zijde van [eiser] begroot op € 249,00 (het toepasselijke salaris van € 498,00 gehalveerd) aan salaris gemachtigde.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 498,00 aan salaris gemachtigde;
in reconventie
4.3.
wijst de vorderingen af;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 249,00 aan salaris gemachtigde;
in conventie en in reconventie
4.5.
verklaart de kostenveroordelingen onder 4.2. en 4.4. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2023.