ECLI:NL:RBMNE:2023:1339

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
16.320376.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor diefstal met een gestolen pinpas en bedreiging met brandstichting

Op 28 maart 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die meerdere strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte werd beschuldigd van diefstal door middel van een valse sleutel, waarbij hij samen met een ander een geldbedrag van in totaal 5.496,12 euro heeft gestolen door meermalen geldbedragen bij pinautomaten te pinnen met een gestolen pinpas en de bijbehorende pincode. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van bedreiging van een medewerker van de IND met brandstichting op 13 december 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de terechtzitting op 14 maart 2023 heeft de verdachte de feiten bekend, en de rechtbank heeft de bewijsvoering als voldoende beschouwd, onder andere op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van aangifte.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft de feiten gekwalificeerd als diefstal door twee of meer verenigde personen en bedreiging met brandstichting. Gezien het uitgebreide strafblad van de verdachte, die in aanmerking komt voor de ISD-maatregel, heeft de rechtbank deze maatregel voorwaardelijk opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft recentelijk stappen gezet om zijn leven te verbeteren, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar beslissing om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een proeftijd van twee jaar, waarin hij zich aan de opgelegde voorwaarden moet houden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.320376.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
verblijvende op [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A.E.M.C. Koudijs, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 28 augustus 2022 tot 29 augustus 2022 te Amersfoort en/of te Muiden en/of te Amsterdam samen met een ander een geldbedrag (in totaal 5.496,12 euro) heeft gestolen door middel van een valse sleutel, te weten een pinpas met (bijbehorende) pincode door meermalen meerdere geldbedragen bij pinautomaten te pinnen en/of bij meerdere winkels een of meerdere goederen aan te schaffen;
Feit 2
op 13 december 2022 te Den Haag en/of te Amersfoort [slachtoffer] heeft bedreigd met brandstichting.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen [1] :
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 maart 2023 ten aanzien van beide feiten; [2]
- proces-verbaal van aangifte; [3]
- proces-verbaal van bevindingen; [4]
voorts ten aanzien van feit 2:
- proces-verbaal van aangifte; [5]
- proces-verbaal van bevindingen. [6]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op tijdstippen in de periode van 28 augustus 2022 tot 29 augustus 2022 te Amersfoort en te Muiden en te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander een geldbedrag (te weten in totaal 5.496,12 euro) dat geheel aan [aangever] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een pinpas tot het gebruik waarvan zij niet gerechtigd waren en de (bijbehorende) pincode van die [aangever] door meerdere malen geldbedragen bij pinautomaten
te pinnen en bij meerdere winkels meerdere goederen aan te schaffen;
2.
op 13 december 2022 in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met brandstichting,
door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: "ik kom langs bij de IND,
ik kom naar binnen, ik kom de hele boel op stelten zetten als ik geen antwoord krijg
van jullie, als jullie me niet kunnen helpen, kies maar of ik verbrand jullie gebouw",
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Feit 2
bedreiging met brandstichting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte op dit moment voldoet aan de criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel, maar heeft bepleit de ISD-maatregel voorwaardelijk aan verdachte op te leggen. Het leven van verdachte is begin 2022 op het goede spoor gekomen. Hij begon een eigen bedrijf en werkte voor zijn geld. Hij is ook nu nog intrinsiek gemotiveerd om niet meer in het oude patroon van het plegen van strafbare feiten te vervallen. Verdachte realiseert zich dat hij zich geen misstap meer kan veroorloven. Daarnaast zullen in de komende periode een aantal zaken waarvan hij in cassatie is gegaan onherroepelijk worden, zodat feitelijk de dreiging van het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel om die reden nog veel langer dan 2 jaar boven zijn hoofd zal blijven hangen. Deze laatste kans door een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen moet aan verdachte geboden worden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder ze zijn gepleegd
Verdachte heeft samen met een ander met een gestolen pinpas en bijbehorende pincode geldbedragen opgenomen en aankopen gedaan. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte betrokken was bij de diefstal van die pas, maar hij heeft zich wel laten verleiden om fors misbruik te maken van die pas. Daarmee heeft hij de eigenaar van de pas benadeeld en veel overlast gegeven. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin.
Daarnaast heeft hij een medewerker van de IND, die hem te woord stond in het kader van de verblijfsdocumenten van verdachte, verbaal bedreigd. Dat is maatschappelijk volstrekt onaanvaardbaar gedrag. Ambtenaren moeten hun werk kunnen uitvoeren zonder aan bedreigingen te worden blootgesteld.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van 26 januari 2023, waaruit blijkt dat verdachte al vaak is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport over verdachte van 24 februari 2023, opgesteld door mw. T. Clarke, reclasseringsmedewerker bij het Leger des Heils. Hierin wordt vermeld dat de reclassering enerzijds twijfel heeft bij de haalbaarheid van een ambulant traject, maar aan de andere kant ziet dat verdachte motivatie toont om een laatste kans te krijgen en aangeeft mee te willen werken aan de interventies die de reclassering nodig acht. Alhoewel het Zorg- en Veiligheidshuis neigt naar het adviseren van een onvoorwaardelijke ISD, ziet de reclassering nog mogelijkheden binnen een fors kader. Geadviseerd wordt een voorwaardelijke ISD op te leggen, met als bijzondere voorwaarden de meldplicht, ambulante behandeling, beschermd wonen, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en een gebiedsverbod voor Amersfoort.
De voorlopige hechtenis van verdachte is sinds 3 maart 2023 geschorst. Aan deze schorsing zijn reeds de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbonden.
8.3.3
De maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het hiervoor genoemde strafblad blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan deze feiten driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf dan wel taakstraf, te weten
  • een taakstraf van 40 uur, opgelegd op 5 december 2018;
  • een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk opgelegd op 13 februari 2018 en waarbij het voorwaardelijke strafdeel bij beslissing van 24 december 2019 geheel ten uitvoer is gelegd; en
  • een gevangenisstraf van 8 maanden, opgelegd op 18 november 2020.
De in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat ook is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie stelt, te weten dat verdachte een zeer actieve veelpleger is, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Zoals blijkt uit het reclasseringsrapport moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan.
Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Aldus is aan de formele eisen voor het opleggen van een ISD-maatregel voldaan.
De rechtbank heeft geworsteld met de vraag of deze ISD-maatregel onvoorwaardelijk dan wel voorwaardelijk moet worden opgelegd. Het strafblad van verdachte en het gemak waarmee verdachte opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd, rechtvaardigen het opleggen van een onvoorwaardelijke maatregel. Anderzijds heeft verdachte onderbouwd aangevoerd dat hij de eerste helft van 2022 op het goede pad was en zelfstandig inkomen verwierf. Nadat zijn legale verblijfsstatus wegviel en hij niet meer kon werken, is verdachte opnieuw in de fout gegaan en recidiveerde hij. Verdachte heeft nu weer een verblijfsdocument voor de komende vijf jaar. Uit het reclasseringsrapport volgt dat verdachte een stevig pakket aan bijzondere voorwaarden nodig heeft. Deze voorwaarden zijn momenteel verbonden aan de geschorste voorlopige hechtenis. De reclassering ziet het zitten om verdachte nog eenmaal een kans te bieden in een voorwaardelijk kader.
De inhoud van het advies in combinatie met de veranderingen in het leven van verdachte, zoals het verrichten van betaald werk in een woonomgeving ver uit de buurt van zijn criminele netwerk in [woonplaats] , maken dat de rechtbank zich aansluit bij het advies van de reclassering om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. In die afweging heeft een rol gespeeld dat verdachte tegen het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel ongetwijfeld in hoger beroep zal gaan en er op dat moment het kader dat nu reeds is ingezet, zal komen te vervallen en er geen begeleiding zal zijn. De rechtbank acht dit onwenselijk.
Daarbij komt dat in het geval verdachte recidiveert, naast de dreiging van de omzetting in een onvoorwaardelijke ISD-maatregel er gedurende meerdere jaren een vordering tot ISD boven het hoofd blijft hangen, vanwege de zaken die binnenkort mogelijk onherroepelijk zullen worden.
Deze maatregel bestrijkt een periode van twee jaar, waarbij de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, niet in mindering zal worden gebracht op de duur van de maatregel, mocht de maatregel worden omgezet. De rechtbank stelt daarbij een proeftijd van twee jaren en zal als bijzondere voorwaarden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden opleggen.
Een bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden wordt niet gegeven, nu de feiten waarvoor verdachte veroordeeld wordt niet gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 38p, 57, 285, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de maatregel niet in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat de maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:

Meldplicht bij reclassering
zich meldt zich binnen 2 werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis bij het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering Amsterdam op het adres Weesperzijde 70, 1091 EH Amsterdam. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

Ambulante behandeling
zich laat behandelen door forensische verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.

Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
verblijft zodra er plek is in RIBW Vast en Verder of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele schorsing of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.

Dagbesteding
zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. In het geval van het voortzetten van werkzaamheden als ZZP’er geeft verdachte volledige openheid
en inzage in zijn inkomsten uit deze werkzaamheden. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.

Meewerken aan schuldhulpverlening
meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.

Locatieverbod
zich niet bevindt in [woonplaats] zolang de reclassering dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op de naleving van het locatieverbod.
Opdracht toezicht
Aan de reclassering wordt opdracht gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Spee, voorzitter, mrs.mr. L.M. Reijnierse en A.E. van der Wal, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 maart 2023.
Mr. Van der Wal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 augustus 2022 tot
29 augustus 2022 te Amersfoort en/of te Muiden en/of te Amsterdam, althans in
Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag (te weten in totaal 5.496,12 euro), in elk geval enig goed, dat geheel
of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te
nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
een valse sleutel, te weten een pinpas tot het gebruik waarvan hij/zij niet gerechtigd
was/waren en de (bijbehorende) pincode van die [aangever] door meerdere malen,
althans eenmaal een of meerdere geldbedragen bij een of meerdere pinautomaten
te pinnen en/of bij een of meerdere winkels een of meerdere goederen aan te
schaffen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 13 december 2022 te 's-Gravenhage en/of te Amersfoort, althans
in Nederland
[slachtoffer] heeft bedreigd met brandstichting,
door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: "ik kom langs bij de IND,
ik kom naar binnen, ik kom de hele boel op stelten zetten als ik geen anwoord krijg
van jullie, als jullie me niet kunnen helpen, kies maar of ik verbrand jullie gebouw",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 december 2022, genummerd PL0900-2022261799, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 249. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal
2.Proces-verbaal terechtzitting 14 maart 2023 (nader op te maken bij appel)
3.Proces-verbaal van aangifte van [aangever] met bijlagen, pagina 30t/m 36
4.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] , pagina 37 t/m 39
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 136
6.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 2] , pagina 138