ECLI:NL:RBMNE:2023:1312

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
16/203028-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valsheid in geschrift en onttrekking aan het verkeer van een stroomstootwapen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2023, stond de verdachte terecht op beschuldiging van valsheid in geschrift en het onttrekken van een stroomstootwapen aan het verkeer. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar de aanvraag van hypothecaire leningen bij ING Bank N.V. en NIBC Vastgoed Hypotheek, waarbij de verdachte en een medeverdachte verdacht werden van het vervalsen van werkgeversverklaringen en loonstroken. Tijdens de zittingen op 17 oktober 2022 en 8 maart 2023 werden de standpunten van de officier van justitie, mr. M. Lousberg, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. I.N. Weski, mr. F.J.H.M. Berndsen en mr. M.M.P.E. van Helmond, besproken. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging en dat er geen sprake was van een inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet overtuigend kon worden bewezen dat hij valse geschriften had opgemaakt of gebruikt. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat het in beslag genomen stroomstootwapen onttrokken moest worden aan het verkeer, terwijl de telefoon aan de verdachte werd teruggegeven. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs en de rechten van de verdachte in het strafproces.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/203028-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] .
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 17 oktober 2022 en 8 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Lousberg en van hetgeen verdachte en zijn raadslieden, mr. I.N. Weski, advocaat te Rotterdam, en mr. F.J.H.M. Berndsen en mr. M.M.P.E. van Helmond, beiden advocaat te Breda, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 1 mei 2014 tot 11 augustus 2015 te Rotterdam, ten behoeve van de aanvraag van een hypothecaire lening bij ING Bank N.V., in vereniging werkgeversverklaringen en/of loonstroken valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst (dan wel doen opmaken of doen vervalsen) en/of opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze geschriften.
Feit 2: in de periode van 22 april 2016 tot 1 juli 2016 en van 1 december 2016 tot 7 februari 2017 te Rotterdam, ten behoeve van de aanvraag van een hypothecaire lening bij NIBC Vastgoed Hypotheek, in vereniging werkgeversverklaringen en/of loonstroken valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst (dan wel doen opmaken of doen vervalsen) en/of opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze geschriften.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging van verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
Ter terechtzitting heeft de verdediging een beroep gedaan op artikel 359a Wetboek van Strafvordering en zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat met het handelen door het Openbaar Ministerie inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor er geen sprake meer is van een eerlijk proces. De verdediging stelt dat sprake is van grove veronachtzaming van de belangen van verdachte bij een eerlijke behandeling van zijn zaak dan wel dat met het handelen door het Openbaar Ministerie een fundamentele inbreuk is gemaakt op de grondslagen van het strafproces, waardoor het wettelijk systeem in de kern is geraakt. Voorts stelt de verdediging dat de redelijke termijn in die mate is overschreden dat dat tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dient te leiden.
De officier van justitie heeft dienaangaande aangevoerd dat overschrijding van de redelijke termijn niet pleegt te leiden tot niet-ontvankelijkheid. Verder heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het onderhavige opsporingsonderzoek aanvankelijk was gericht op andere strafbare feiten, waartoe verschillende opsporingsbevoegdheden en handhavings-middelen zijn ingezet. Die inzet was proportioneel en kan niet leiden tot niet-ontvankelijkheid.
De rechtbank overweegt allereerst dat een overschrijding van de redelijke termijn niet zonder meer kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie (vergelijk Hoge Raad 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578).
Voorts overweegt de rechtbank dat ook het overigens aan het verweer ten grondslag gelegde niet kan leiden tot het oordeel dat een ernstige inbreuk is gemaakt op de verdedigingsrechten die van dien aard is en zodanig ernstig is dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat met het handelen van het Openbaar Ministerie met grove veronachtzaming voorbij is gegaan aan de belangen van verdachte en diens recht op een eerlijk proces. Evenmin is onderbouwd dat een fundamentele inbreuk is gemaakt op de grondslagen van het strafproces, waardoor het wettelijk systeem in de kern is geraakt. Het feit dat aanvankelijk sprake was van een aanzienlijk ruimere verdenking dan uiteindelijk in de tenlastelegging is opgenomen, waardoor verdachte is onderworpen aan verscheidene onderzoekshandelingen en inzet van bestuursrechtelijke bevoegdheden, maakt dit alles niet anders. Van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek, als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering is niet gebleken.
Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen, zodat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van beide feiten partieel vrij te spreken van het ten laste gelegde valselijk (doen) opmaken dan wel (doen) vervalsen van geschriften. De officier van justitie acht het ten aanzien van beide feiten ten laste gelegde opzettelijk gebruikmaken van valse dan wel vervalste geschriften wel wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank overweegt dat het procesdossier aanwijzingen bevat die een tenlastelegging van gebruikmaking van valse dan wel vervalste geschriften met betrekking tot een fictief dienstverband kunnen rechtvaardigen. Echter, gelet op de zich in het procesdossier bevindende contra-indicaties, in het bijzonder de verklaringen van toenmalige werkgevers en de bewijsstukken van salarisbetalingen, is de rechtbank van oordeel dat niet buiten redelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat sprake was van een fictief dienstverband van verdachte en/of diens medeverdachte. Om die reden heeft de rechtbank niet de overtuiging dat de in de tenlastelegging genoemde geschriften vals waren of valselijk waren opgemaakt.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van beide ten laste gelegde feiten.
Bewijsverweren
Gelet op de vrijspraak, behoeven de door de verdediging gevoerde verweren ten aanzien van het bewijs geen nadere bespreking.

5.BESLAG

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder verdachte in beslag genomen telefoon terug te geven aan verdachte en het in beslag genomen stroomstootwapen te onttrekken aan het verkeer.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Onder verdachte is een stroomstootwapen in beslag genomen. Het voorhanden hebben van een stroomstootwapen is een strafbaar feit. De rechtbank zal krachtens artikel 36b Wetboek van Strafrecht de onttrekking aan het verkeer van het stroomstootwapen opleggen omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Daarnaast zal de rechtbank de teruggave aan verdachte als beslagene gelasten van de in beslag genomen telefoon.

6.BESLISSING

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
o 1 stroomstootwapen (Omschrijving: M DRAA18012_564163, zwart, chassisnr: [chassisnummer] );
- gelast de teruggave aan verdachte van:
o 1 telefoon (Omschrijving: Zwart, merk: Blackberry / C S2).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak, voorzitter, mr. L.C. Michon en mr. A.E. van der Wal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 maart 2023.
Mr. Van der Wal is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 mei 2014 tot en met 11 augustus 2015, in Rotterdam, althans (telkens) (elders) in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) een (of meer) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en),
namelijk (een of meer) loonstro(o)k(en) en/of werkgeversverklaring(en) van [bedrijf 1]
B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. (Dossier, p. 1248 e.v.) zijnde (een)
geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen -
met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of
door anderen te doen gebruiken, valselijk en/of in strijd met de waarheid heeft
opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen
vervalsen en daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt als ware het echt en
onvervalst,
bestaande die valsheid hierin, dat valselijk, immers in strijd met de waarheid,
- in die werkgeversverklaring is opgenomen dat [verdachte] vanaf 3 november 2014 in
vaste dienst was als intermediair bij [bedrijf 1] B.V. met een brutosalaris
van € 37.700,- en € 3.016,- vakantietoeslag en/of
-op de loonstrook van [bedrijf 1] B.V. aan [verdachte] is vermeld dat [verdachte]
in dienst was bij [bedrijf 1] B.V. vanaf 3 november 2014 en/of over de
periode van 20-4-2015 tot 17-5-2015 160 uren heeft gewerkt tegen een loon van €
2.900,- en uitbetaling vakantiegeld van € 1.792,70 en/of
- in die werkgeversverklaring is opgenomen dat [medeverdachte] vanaf 1 mei 2014 in dienst
was als algemeen medewerker bij [bedrijf 2] B.V. met een brutosalaris van € 24.000,-
en € 1.920,- vakantietoeslag en/of
-op de loonstrook van [bedrijf 2] B.V. aan [medeverdachte] is vermeld dat [medeverdachte] vanaf
1-5-2014 in dienst was bij [bedrijf 2] B.V. en dat [medeverdachte] over de periode van
01-04-2015 tot 30-4-2015 176 uren heeft gewerkt tegen een loon van € 2.000,-
en bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
voornoemde valse loonstro(o)k(en) en/of werkgeversverklaring(en) heeft overlegd /
doen toekomen aan ING Bank N.V., ten behoeve van een aanvraag voor een
hypothecaire lening (van € 86.729,- met onderpand [adres 2] , [postcode 2]
[plaats] – offerte ING Bank N.V. p. 2997 dossier, aanvullend pvb, bijlage 1).
Art 225 lid 2 Wetboek van strafrecht
Art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de perioden van 22
april 2016 tot en met 1 juli 2016 en 1 december 2016 tot en met 7 februari 2017, in
Rotterdam, althans (telkens) (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een (of meer) vals(e) en/of vervalst(e)
geschrift(en),
namelijk (een of meer) rapporten betreffende inkomen, bezittingen en schulden
en/of aangifte(n) inkomstenbelasting (dossier, p. 759 e.v. en aanvullend
proces-verbaal, bijlagen 2,3,4, en 6)
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen - met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
valselijk en/of in strijd met de waarheid heeft opgemaakt en/of heeft doen
opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen en daarvan opzettelijk
gebruik heeft gemaakt als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid
hierin, dat valselijk, immers in strijd met de waarheid,
- in het rapport betreffende inkomen, bezittingen en schulden 2015 is opgenomen
dat [verdachte] in dienst zou zijn bij [bedrijf 1] B.V. en loon heeft ontvangen
(in totaal € 27.014,-) en/of
- in het rapport betreffende inkomen, bezittingen en schulden 2015 is opgenomen
dat [medeverdachte] in dienst zou zijn bij [bedrijf 2] B.V. en loon heeft ontvangen (in totaal
14.176,-) en/of
- in die aangifte inkomstenbelasting 2015 is opgenomen dat [verdachte] heeft gewerkt
bij [bedrijf 1] B.V. en loon heeft ontvangen (in totaal € 38.467,-) en/of
- in die aangifte inkomstenbelasting 2015 is opgenomen dat [medeverdachte] heeft gewerkt bij
[bedrijf 2] B.V. en loon heeft ontvangen (in totaal € 18.080,-)
en bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
voornoemd valse rapport en/of aangifte inkomstenbelasting heeft overlegd / doen
toekomen aan NIBC Vastgoed Hypotheek, ten behoeve van (een) aanvra(a)g(en)
voor (een) hypothecaire lening(en) (van € 497.200,- en/of € 177.800 - offertes 10 mei
2016 en 1 december 2016, dossier p. 1137, p. 1152 en aanvullend proces-verbaal van
bevindingen, p. 2995).
Art 225 lid 2 Wetboek van strafrecht
Art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht