Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank beoordeelt in deze zaak of het college in redelijkheid gebruik heeft mogen maken van zijn bevoegdheid om maatwerkvoorschriften te stellen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
7. Voordat de rechtbank toekomt aan de inhoudelijke kant van de zaak, zal zij twee formele punten bespreken. Ten eerste de vraag of het beroep voor zover ingediend door [Eiser] ontvankelijk is. Ten tweede heeft de rechtbank op de zitting beslist dat de ingediende geluidfragmenten niet bij de beoordeling zullen worden betrokken.
Eiser [Eiser] kan niet in beroep worden ontvangen
8. Het beroep is ingesteld door [Eiseres] en [Eiser] . De zienswijze is alleen naar voren gebracht door [Eiseres] . Uit het uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat [Eiseres] de manege exploiteert in de vorm van een eenmanszaak. Volgens het uittreksel is [Eiser] gevolmachtigde. Als gevolmachtigde is hij bevoegd om namens [Eiseres] rechtshandelingen te verrichten. Blijkens de toelichting ter zitting is het beroep om die reden mede namens [Eiser] ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [Eiser] in de hoedanigheid van gevolmachtigde geen zelfstandig eigen belang dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, maar een afgeleid belang. Om die reden kan hij niet als belanghebbende worden aangemerkt. Gelet daarop, in samenhang met het feit dat hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht, kan hij niet in beroep worden ontvangen. Dit volgt uit artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht en de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) naar aanleiding van het Varkens in Nood-arrest.De rechtbank zal het beroep voor zover ingediend door [Eiser] niet-ontvankelijk verklaren.
Geluidfragmenten op USB-stick worden niet bij beoordeling betrokken
9. Het college heeft een USB-stick naar de rechtbank gezonden. De geluidfragmenten daarop horen bij een e-mail van omwonende [Derde partij 1] van 17 augustus 2020. De rechtbank is van oordeel dat deze geluidfragmenten op de USB-stick op de zaak betrekking hebbende stukken zijn en deel uitmaken van het procesdossier. Om die reden is aan de gemachtigde van [bedrijf 1] op de zitting ook een USB-stick overhandigd. Op de zitting heeft de rechtbank besloten dat zij de geluidfragmenten niet zal beluisteren, omdat dat naar haar oordeel geen toegevoegde waarde heeft voor de beoordeling van het geschil. Het gaat in deze zaak om de vraag of het college in redelijkheid maatwerkvoorschriften heeft kunnen stellen en dat vergt een objectieve beoordeling. Van de geluidsfragmenten is niet met exactheid vast te stellen waar, wanneer en onder welke omstandigheden deze zijn gemaakt. Daarmee bieden zij geen objectieve informatie.
10. De rechtbank komt tot het oordeel dat het college in redelijkheid maatwerkvoorschriften heeft kunnen opleggen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
11. Artikel 2.20, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer biedt het college de mogelijkheid om in afwijking van de geluidnormen uit artikel 2.17 van dat besluit bij maatwerkvoorschriften andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax vast te stellen.
12. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat het college beleidsruimte heeft bij de beslissing om maatwerkvoorschriften vast te stellen. Indien wordt besloten tot het vaststellen daarvan, heeft het college een zekere beoordelingsruimte bij de vaststelling van wat nodig is ter bescherming van het milieu.
13. Aan [bedrijf 1] zijn twee maatwerkvoorschriften opgelegd.
14. In maatwerkvoorschrift 1 is bepaald dat de waarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet meer mogen bedragen dan 40/35/35 dB(A). Dit is een aanscherping ten opzichte van artikel 2.17, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer op grond waarvan de waarden voor de dag-, avond- en nachtperiode voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau niet meer mogen bedragen dan 45/40/35 dB(A).
15. Maatwerkvoorschrift 2 bepaalt dat het geluidniveau in de buitenbak binnen twee maanden na inwerkingtreding van het besluit aan de normen van voorschrift 1 voldoet.
16. Uit de stukken en wat op zitting is besproken, is duidelijk geworden dat [bedrijf 1] alleen opkomt tegen de norm van 35 dB(A) voor de avondperiode. De aan het bestreden besluit ten grondslag liggende metingen van zowel het referentieniveau van het omgevingsgeluid als de emissiemetingen heeft [bedrijf 1] niet betwist. Het geschil spitst zich toe op de vragen of er een noodzaak is om voor de avond een strengere norm op te leggen en of het [bedrijf 1] daaraan kan voldoen.
Is er een toereikende motivering om een lagere geluidnorm te stellen?
17. [bedrijf 1] meent dat een noodzaak om in het belang van de bescherming van het milieu maatwerkvoorschriften vast te stellen ontbreekt. Metingen hebben laten zien dat doorgaans aan de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt voldaan. Daarnaast wijst [bedrijf 1] erop dat slechts één omwonende geluidoverlast ervaart en dat de ervaring van geluid bovendien subjectief is.
18. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat de directe omgeving van de manege is te karakteriseren als een landelijke omgeving. Het college heeft voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het door de manage veroorzaakte geluid aansluiting gezocht bij de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening. In deze handreiking worden voor een landelijke omgeving de volgende richtwaarden aanbevolen: 40/35/30 dB(A) voor de dag-, avond- en nachtperiode. Om te kunnen bepalen welke normen voor [bedrijf 1] moeten gelden, is onderzoek gedaan naar het referentieniveau van het omgevingsgeluid. Op verschillende momenten zijn metingen uitgevoerd. De resultaten staan in de tabellen 1 en 2 in het bestreden besluit. Daaruit volgt dat het referentieniveau in de avondperiode tussen de 31 en 35 dB(A) lag en in de nachtperiode tussen de 28 en 35 dB(A). Op basis van het referentieniveau van het omgevingsgeluid heeft het college de geluidnormen voor de dag- en avondperiode aangescherpt, maar niet voor de nachtperiode.
19. De rechtbank vindt dat het college in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om maatwerkvoorschriften op te leggen. Daarbij neemt zij het volgende in aanmerking. De klachten van omwonenden over geluidoverlast zijn niet doorslaggevend geweest bij de besluitvorming. Deze klachten vormden de aanleiding om de geluidsituatie van de manege te onderzoeken. Voor het college is, naar ter zitting nader is toegelicht, het karakter van de omgeving bepalend geweest bij de beslissing om ter bescherming van het milieu de geluidnormen aan te scherpen. Niet in geschil is dat de omgeving van de manege aangemerkt kan worden als een landelijke omgeving. De Nota van Toelichting bij het Activiteitenbesluit milieubeheer vermeldt ook juist als voorbeeld de situatie waarin het omgevingsgeluid in een stille woonwijk of landelijk gebied zodanig laag is dat de geluidnormen tot hinder van de omgeving kunnen leiden, als reden om maatwerkvoorschriften te kunnen stellen.Dat al aanpassingen in de bedrijfsvoering zijn doorgevoerd en uit geluidonderzoeken naar voren is gekomen dat tijdens de paardrijlessen meestal aan de geluidnormen van het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt voldaan, betekent niet dat het college daarom niet van zijn bevoegdheid tot het opleggen van maatwerkvoorschriften gebruik mocht maken. De rechtbank volgt [bedrijf 1] niet in het betoog dat het college, om van deze bevoegdheid gebruik te mogen maken, had moeten aantonen dat sprake is van geluidoverlast.
Kan de manege in de avond aan de norm voldoen?
20. [bedrijf 1] betoogt dat het niet mogelijk is om in de avonden aan de geluidnorm te voldoen. Volgens [bedrijf 1] had het college moeten aantonen dat met het omkasten van de speakers aan de norm kan worden voldaan.
21. De rechtbank overweegt dat het college een belangenafweging heeft moeten maken, waarbij niet alleen het milieubelang een rol speelt, maar ook de bedrijfsbelangen van [bedrijf 1] . In deze belangenafweging is het college ervan uitgegaan dat [bedrijf 1] ook in de avond aan de strengere norm kan voldoen. [bedrijf 1] denkt dat er als gevolg van het maatwerkvoorschrift in de avondperiode helemaal geen ruimte meer is om geluid te mogen produceren, omdat het referentieniveau al 35 dB(A) bedraagt. Op de zitting heeft de geluiddeskundige van het college een toelichting gegeven op het verschil tussen het referentieniveau van het omgevingsgeluid en de waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in de verschillende perioden. Deze waarden zijn niet gelijksoortig van karakter. Bij de meting daarvan moeten verschillende geluidbronnen en correctiefactoren worden betrokken. Gelet op deze toelichting is de vrees van [bedrijf 1] dat de enkele omstandigheid dat het referentieniveau 35 dB(A) bedraagt al betekent dat er voor de gewenste bedrijfsvoering in de avondperiode geen geluidruimte meer is, niet terecht.
22. Uitgangspunt bij het opleggen van maatwerkvoorschriften is dat deze naleefbaar moeten zijn. Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling.Naar het oordeel van de rechtbank wordt hieraan voldaan. Uit uitgevoerde metingen in oktober 2020 is gebleken dat het mogelijk is om les te geven met versterkt stemgeluid, zonder dat de norm van 35 dB(A) wordt overschreden. Op 16 oktober 2020 werd in de avond les gegeven met versterkt stemgeluid, waarbij een geluidniveau is gemeten van 33,3 dB(A). Op andere avonden werd de norm wel overschreden.
Kan van [bedrijf 1] gevergd worden dat er maatregelen worden getroffen?
23. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of het van [bedrijf 1] gevergd kan worden om maatregelen te treffen zodat op alle avonden aan de norm kan worden voldaan. Van belang hierbij is dat het college heeft gekozen voor een maatwerkvoorschrift met geluidgrenswaarden. Dit wordt een doelvoorschrift genoemd. Het college heeft niet gekozen voor een middelvoorschrift waarin een specifieke techniek of maatregel is voorgeschreven. [bedrijf 1] kan dus zelf de toe te passen maatregel kiezen. Het college heeft in het bestreden besluit als voorbeeld genoemd het omkasten van de speakers. Op zitting is duidelijk geworden dat daarmee het omkasten van de installatie is bedoeld, waardoor de installatie alleen aan- en uitgezet kan worden en de instellingen niet meer kunnen worden veranderd. [bedrijf 1] heeft aangevoerd dat geluiddeskundige [naam 3] van [bedrijf 2] heeft laten weten onvoldoende vertrouwen te hebben in het effect van het omkasten, maar dit standpunt staat niet in een rapport of anderszins op papier verwoord, zodat de rechtbank daaraan geen gewicht kan toekennen.
24. Met partijen is op de zitting ook over andere oplossingen gesproken, zoals het verplaatsen van de speakers, het gebruik van oortjes of het plaatsen van ijsbaanspeakers. [bedrijf 1] heeft op de zitting weliswaar opgemerkt dat het gebruik van een microfoon bij groepslessen noodzakelijk is, maar gelet op de besproken opties vindt de rechtbank het aannemelijk dat er maatregelen getroffen kunnen worden waardoor het [bedrijf 1] op alle avonden groepslessen kan geven zonder de norm van 35 dB(A) te overschrijden. Het college heeft daar in de belangenafweging vanuit kunnen gaan. Dat het verplaatsen van de speakers kostbaar is omdat het hele terrein dan open moet, zoals door [bedrijf 1] op de zitting naar voren is gebracht, is voor de rechtbank geen reden om te oordelen dat het treffen van maatregelen onevenredig bezwarend is. Niet onderbouwd is welke kosten hiermee gepaard gaan. Daarbij komt nog dat ook andere maatregelen getroffen kunnen worden om aan de norm te kunnen voldoen. De rechtbank oordeelt dat het college in de belangenafweging in voldoende mate rekening heeft gehouden met de bedrijfsbelangen van [bedrijf 1] en in redelijkheid een zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang van de bescherming van het milieu dan aan de bedrijfsbelangen.