ECLI:NL:RBMNE:2023:130

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
16-021702-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van onttrekking van een minderjarige aan het wettige gezag door tegenstrijdige verklaringen van de aangeefster

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 11 januari 2023, stond de verdachte terecht voor de onttrekking van een minderjarige aan het wettige gezag. De tenlastelegging betrof de periode van 29 november 2019 tot en met 7 februari 2020, waarin de verdachte de minderjarige [minderjarige] zou hebben onttrokken aan de zorg van de moeder, [aangeefster]. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 11 januari 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. H.C. van Ooijen, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. L. Pothast, hun standpunten naar voren brachten.

De officier van justitie meende dat de aangifte van [aangeefster] betrouwbaar was en ondersteund door objectieve vaststellingen van verbalisanten. De verdediging daarentegen betwistte de betrouwbaarheid van de verklaringen van [aangeefster], die volgens hen inconsistent waren en niet als overtuigend bewijs konden dienen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van [aangeefster] zo tegenstrijdig waren dat het onduidelijk bleef welke verklaringen authentiek waren. Dit leidde tot ernstige twijfels over de bewijsvoering.

Uiteindelijk kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit en hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. De beslissing werd genomen in het belang van de rechtszekerheid en de bescherming van de rechten van de verdachte, gezien de onduidelijkheid in de verklaringen van de aangeefster.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.021702.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1987 te [geboorteplaats 1] ,
wonende aan [adres] [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 11 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.C. van Ooijen en van hetgeen de uitdrukkelijk gemachtigde raadsvrouw van verdachte, mr. L. Pothast, advocaat te Amsterdam, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
in de periode van 29 november 2019 tot en met 7 februari 2020 te Renswoude, althans in Nederland en/of Italië, de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2018, heeft onttrokken en/of onttrokken gehouden aan het wettig over hem gestelde gezag van [aangeefster] , terwijl voornoemde minderjarige beneden de twaalf jaren oud was.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De aangifte van [aangeefster] , moeder van [minderjarige] , is betrouwbaar en wordt ondersteund doordat verbalisanten objectief hebben vastgesteld dat [minderjarige] op enig moment niet aanwezig was op het [Locatie] in [woonplaats] . De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat mevrouw [aangeefster] een kwetsbaar persoon is en daarom makkelijk beïnvloedbaar is. Hierin schuilt de verklaring achter de berichten van aangeefster [aangeefster] dat zij haar aangifte wil intrekken en dat deze vals is, aldus de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. De raadsvrouw heeft gesteld dat de aangifte en de verklaringen van aangeefster [aangeefster] niet betrouwbaar zijn en daarom niet als overtuigend bewijsmiddel kunnen dienen. Aangeefster heeft zeer wisselend verklaard en bovendien heeft zij meermalen en op verschillende tijdstippen aangegeven dat haar aangifte en de nadien afgelegde verklaringen bij de politie vals waren. Omdat niet met zekerheid is vast te stellen welke verklaringen authentiek zijn en welke verklaringen vals zijn, betekent dit dat er te veel twijfel bestaat en dat vrijspraak moet volgen.
Voor het geval de rechtbank op basis van de inhoud van het huidige dossier toch tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw het voorwaardelijk verzoek gedaan om aangeefster alsnog als getuige te horen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, nu er geen wettig en overtuigend bewijs is. De rechtbank licht dit als volgt toe.
Aangeefster [aangeefster] heeft op 29 november 2019 aangifte gedaan. Op 25 januari 2021 heeft zij een nadere verklaring afgelegd. Uit het dossier blijkt echter dat aangeefster meerdere keren heeft aangegeven bij de politie dat haar verklaringen vals waren en dat zij haar aangifte wilde intrekken. Wat de rechtbank ook duidelijk uit het dossier is gebleken, is dat aangeefster een kwetsbaar persoon is. Omdat de verklaringen van aangeefster elkaar zodanig tegenspreken dat de rechtbank onduidelijk acht welke verklaring authentiek is en welke verklaring vals is, twijfelt de rechtbank aan de verklaringen van aangeefster. Deze twijfel aan de verklaringen van aangeefster raakt niet alleen de vraag wat de pleegplaats was van het ten laste gelegde feit, maar ook de vraag of [minderjarige] daadwerkelijk buiten het bereik en de invloedsfeer van aangeefster is gebracht. Nu de inhoud van de overige bewijsmiddelen onvoldoende houvast biedt om deze twijfels weg te nemen, heeft de rechtbank niet de overtuiging dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde. Dit betekent dat verdachte zal worden vrijgesproken.
Gelet hierop komt de rechtbank niet toe aan het voorwaardelijk verzoek van de raadsvrouw de verzochte getuige te horen.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij;
-
heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Michon, voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. A. van den Driest, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 januari 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij
in of omstreeks de periode van 29 november 2019 tot en met 07 februari 2020,
te Renswoude, althans in Nederland en/of Italië,
opzettelijk een minderjarige,
te weten [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2018,
heeft onttrokken en/of onttrokken gehouden,
aan het wettig over voornoemde minderjarige gestelde gezag van degene die dat
gezag desbevoegd over voornoemde minderjarige uitoefende (te weten [aangeefster]
)
immers heeft hij, verdachte:
- terwijl hij geen gezag had over die [minderjarige] en/of zonder toestemming
van [aangeefster] , die [minderjarige] meegenomen naar Italië en/of
- die [minderjarige] zodanig feitelijk buiten het bereik en/of de invloedssfeer
van [aangeefster] gebracht,
dat de uitoefening van het gezag door die [aangeefster] onmogelijk was geworden,
zulks terwijl voornoemde minderjarige beneden de twaalf jaren oud
was;
( art 279 lid 2 Wetboek van Strafrecht )