ECLI:NL:RBMNE:2023:13

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
9778283
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling teveel betaalde partneralimentatie en beslag- en incassokosten

In deze zaak vordert eiser, [eiser], terugbetaling van een bedrag van € 4.013,44 van gedaagde, [gedaagde], dat door middel van executoriaal beslag op zijn rekening is geïncasseerd. De partijen waren ooit getrouwd en in de echtscheidingsbeschikking was bepaald dat eiser partneralimentatie moest betalen aan gedaagde. Echter, het gerechtshof had de werking van deze beschikking geschorst voor een deel van de alimentatie. Gedaagde heeft op 3 december 2020 beslag gelegd op de rekening van eiser, waarna een bedrag van € 4.013,44 is afgeschreven. Eiser heeft gedaagde meerdere keren aangemaand om dit bedrag terug te betalen, maar gedaagde heeft slechts een deel van het bedrag betaald na dagvaarding.

De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding niet nietig was, ondanks dat de woonplaats van eiser niet was vermeld. De rechter oordeelt dat gedaagde niet in haar belangen is geschaad door deze omissie. Vervolgens is de kern van de zaak de vraag wie de kosten van het beslag moet dragen. De kantonrechter oordeelt dat de kosten voor rekening van eiser blijven, omdat het beslag rechtmatig was. Eiser had nog een bedrag van € 3.525,- van gedaagde tegoed, maar gedaagde heeft pas na dagvaarding een deel van dit bedrag betaald.

De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van het resterende bedrag van € 25,-, wettelijke rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, die lager is vastgesteld dan gevorderd. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van eiser. Het vonnis is uitgesproken op 11 januari 2023 door mr. I.L. Rijnbout.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 9778283 \ UC EXPL 22-2235
Vonnis van 11 januari 2023
in de zaak van
[eiser],
woonplaats kiezende te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. N.H. Fridsma,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. H.E. Brokers-van Dijk.

1.De procedure

1.1.
HHet verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 maart 2022
  • de conclusie van antwoord
  • de akte inroepen nietigheid dagvaarding
  • de mondelinge behandeling van 1 december 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar deze zaak over gaat

2.1.
Partijen zijn getrouwd geweest. Hun huwelijk is op [2020] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van [2020] . In de echtscheidingsbeschikking was bepaald dat [eiser] aan [gedaagde] met ingang van de datum van inschrijving van de beschikking € 2.216,- per maand partneralimentatie moest betalen en is de wijze van verdeling van de gemeenschap van goederen gelast. Op 2 februari 2021 heeft het gerechtshof de werking deze beschikking geschorst voor zover de partneralimentatie het bedrag van € 1.313,- te boven gaat en voor wat betreft de beslissing over de echtelijke woning.
2.2.
Op 3 december 2020 heeft [gedaagde] executoriaal beslag laten leggen op de ING-rekening van [eiser] , waarna op 29 januari 2021 € 4.013,44 is afgeschreven van de ING-rekening van [eiser] met als omschrijving ‘afhandeling beslag’.
2.3.
In november 2021 hebben partijen een afrekening van de notaris ontvangen na verkoop van de echtelijke woning aan een derde. Partijen zijn het er over eens dat [eiser] hierna nog een bedrag tegoed had van [gedaagde] , omdat bij die afrekening geen rekening is gehouden met het bedrag dat al middels het beslag was betaald. [eiser] heeft [gedaagde] meermaals aangemaand om aan hem € 4.013,44 te betalen en daarbij de kosten en de wettelijke rente aangezegd. [gedaagde] heeft daar niet op gereageerd, maar heeft op 31 maart 2022 € 3.500,- aan [eiser] betaald.
2.4.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 4.013,44, vermeerderd met rente en kosten. Hij stelt dat hij recht heeft op vergoeding van het bedrag dat door het beslag is geïncasseerd, omdat hiervoor geen grondslag was.
2.5.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
2.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

Nietigheid dagvaarding
3.1.
[gedaagde] heeft de nietigheid van de dagvaarding ingeroepen omdat daarin de woonplaats van [eiser] ontbreekt. Dat beroep wordt verworpen omdat [gedaagde] is verschenen in deze procedure en niet heeft onderbouwd dat zij hierdoor in haar belangen is geschaad.
De vordering
3.2.
Partijen zijn het er over eens dat [eiser] nog een bedrag van [gedaagde] tegoed had. Volgens [gedaagde] was dat € 3.525,-, omdat dat het bedrag is dat zij uit het beslag heeft ontvangen. Volgens [eiser] was dat € 4.013,44, het bedrag dat van zijn rekening is geïncasseerd. Tussen partijen is niet in geschil dat het verschil tussen deze bedragen de kosten van het beslag betreffen. De vraag die beantwoord moet worden is dus wie van partijen deze kosten moet dragen.
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat deze kosten voor rekening van [eiser] moeten blijven. De beslissing op grond waarvan beslag is gelegd is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het betoog van [eiser] dat het gerechtshof ten onrechte een akte non-appel heeft afgegeven en dat [gedaagde] daarvan misbruik heeft gemaakt door beslag te laten leggen gaat niet op. [eiser] had immers geen grieven gericht tegen de echtscheiding zelf, zodat het gerechtshof de akte non-appel terecht heeft afgegeven. Dat betekent dat het beslag door [gedaagde] op 3 december 2020 niet onrechtmatig was. Dat het gerechtshof daarna, op 2 februari 2021, de werking van de beschikking deels heeft geschorst, brengt daarin geen verandering.
Conclusie
3.4.
Omdat de kosten van het beslag voor rekening van [eiser] blijven, had hij nog € 3.525,- van [gedaagde] tegoed. Hiervan heeft [gedaagde] pas na dagvaarding een deel (€ 3.500,-) betaald. [gedaagde] moet daarom naast de resterende € 25,- ook de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten aan [eiser] betalen.
Kosten
3.5.
De vordering van € 529,30 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief van € 526,34 bij € 3.525,- in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 477,50 toe.
3.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 129,74
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde €
498,00(2 punten x tarief € 249,00)
Totaal € 871,74
3.7.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 502,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 3.525,- met ingang van 11 februari 2022, tot 31 maart 2022 en over € 25,- met ingang van 31 maart 2022 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 871,74, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling;
- de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van betaling,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023.