Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
1.De stukken
- het vonnis van deze rechtbank van 19 oktober 2018 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag;
- stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling (hierna: tbs) is ingegaan op 26 januari 2021;
- de vordering van de officier van justitie van 6 december 2022, die strekt tot verlenging van de tbs met twee jaar;
- het verlengingsadvies van [verblijfplaats] (hierna: de inrichting) van 25 november 2022, opgemaakt door [medewerker GGZ 1] (hoofd van de inrichting) en drs. [medewerker GGZ 2] (hoofd behandeling), drs. [medewerker GGZ 3] (directeur behandelzaken) en dr. [medewerker GGZ 4] (psychiater), inhoudend het advies om de tbs met verpleging te verlengen met twee jaar;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene over de periode maart 2021 tot en met 23 november 2022.
2.Het onderzoek ter terechtzitting
3.Het standpunt van de inrichting
4.Het standpunt van de officier van justitie
5.Het standpunt van de verdediging
6.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig zijn die een beëindiging van de tbs rechtvaardigen. Een verlenging van de tbs met een jaar zou bij betrokkene de verwachting kunnen wekken dat dit wel het geval is.