Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
1.De stukken
- het vonnis van deze rechtbank van 14 januari 2020 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belaging;
- stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling (hierna: tbs) is ingegaan op 29 januari 2020;
- de beslissing van deze rechtbank van 2 februari 2022, waarbij de termijn van tbs voor het laatst is verlengd met een jaar;
- de vordering van de officier van justitie van 25 december 2022, die strekt tot verlenging van de tbs met een jaar;
- het verlengingsadvies van 8 november 2022 van [Instelling] , opgemaakt door [A] (regiebehandelaar en GZ-psycholoog) en [B] (manager behandelzaken), inhoudend het advies om de tbs te verlengen met een jaar;
- het reclasseringsadvies van 3 januari 2023, opgesteld door S. van den Bovenkamp, reclasseringswerker;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene over de periode 28 december 2021 tot en met 24 augustus 2022.
2.Het onderzoek ter terechtzitting
3.Het standpunt van de inrichting en de reclassering
4.Het standpunt van de officier van justitie
5.Het standpunt van de verdediging
6.Het oordeel van de rechtbank
Door de naderende einddatum van de tbs is de resocialisatie van betrokkene in een stroomversnelling geraakt, wat spanning bij betrokkene veroorzaakt en zijn draagkracht te boven lijkt te gaan. Dit is risicoverhogend en (voorwaardelijke) beëindiging van de dwangverpleging is alleen al om die reden niet verantwoord.