ECLI:NL:RBMNE:2023:1278

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
1601945922
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en drugsbezit bij een drugsdeal met vrijspraak voor poging tot moord

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 20 maart 2023, stond de verdachte terecht voor openlijk geweld en het bezit van harddrugs. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 23 januari 2022 te Utrecht, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij een gewelddadige drugsdeal. De tenlastelegging omvatte onder andere de poging tot moord en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, [slachtoffer], door hem met een mes in de rug te steken. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de steekpartij. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot moord, maar achtte het openlijk geweld en het bezit van harddrugs wel bewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte, [medeverdachte 1], samen gebruik maakten van een huurauto waarin harddrugs waren aangetroffen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, omdat de verdachte van de zwaarste tenlastelegging was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.019459.22 en 16.176820.22 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 26 april 2022, 20 juli 2022, 27 september 2022, 21 december 2022 en 6 maart 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.A. de Leon-van den Berg, advocaat te Utrecht, alsmede hetgeen mr. H. Giard, advocaat te Utrecht namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGINGEN

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de zaak met parketnummer 16.019459.22
1
primair
op 23 januari 2022 te Utrecht, samen met anderen, heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden door hem met een mes diep in de rug te steken;
subsidiair
op 23 januari 2022 te Utrecht, samen met anderen, zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer] door hem met een mes diep in de rug te steken;
meer subsidiair
op 23 januari 2022 te Utrecht, samen met anderen, heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes diep in de rug te steken;
2
op 23 januari 2022 te Utrecht, samen met anderen, openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] door hem met een mes diep in de rug te steken, te slaan en te schoppen, wat tot zwaar lichamelijk letsel heeft geleid;
in de zaak met parketnummer 16.176820.22
op 23 januari 2022 te Utrecht, samen met anderen, harddrugs in bezit heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan.
Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van de in de zaak met parketnummer 16.019459.22 onder 1 ten laste gelegde feiten. Immers, niet verdachte, maar medeverdachte [medeverdachte 1] heeft het slachtoffer met een mes gestoken. Bewijs van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] ontbreekt, reeds omdat niet bewezen kan worden dat verdachte ervan op de hoogte was dat medeverdachte [medeverdachte 1] een mes had, laat staan dat hij het mes wilde gaan gebruiken. Er is aldus geen bewijs voor medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor vrijspraak van (al) de in de zaak met parketnummer 16.019459.22 onder 1 ten laste gelegde feiten, omdat vaststaat dat verdachte niet met het mes heeft gestoken en er evenmin sprake is van medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16.019459.22 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Uit het dossier blijkt dat niet verdachte, maar medeverdachte [medeverdachte 1] het slachtoffer heeft gestoken. Van belang is dat niet bewezen kan worden dat verdachte ervan op de hoogte was dat medeverdachte [medeverdachte 1] een mes had, laat staan dat medeverdachte [medeverdachte 1] het mes wilde gaan gebruiken.
Er is geen bewijs dat medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte bij het steken van het slachtoffer bewust en nauw hebben samengewerkt, zodat verdachte niet als medepleger van het in de zaak met parketnummer 16.019459.22 onder 1 tenlastegelegde kan worden aangemerkt.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het in de zaak met parketnummer 16.019459.22 onder 1 tenlastegelegde.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
in de zaak met parketnummer 16.019459.22
De officier van justitie acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
in de zaak met parketnummer 16.176820.22
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
in de zaak met parketnummer 16.019459.22
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde.
Verdachte heeft geen bijdrage van voldoende gewicht geleverd bij het openlijk plegen van geweld. Er is geen bewijs dat verdachte het slachtoffer heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen, aldus de raadsvrouw.
in de zaak met parketnummer 16.176820.22
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde omdat verdachte alleen aanwezig is geweest in een huurauto waarin drugs zijn aangetroffen, wat onvoldoende is voor een veroordeling. Immers, verdachte had geen wetenschap van de drugs die in de auto waren verborgen en hij kon daarover in ieder geval niet beschikken. Er is geen sprake van medeplegen omdat niet is gebleken dat er bewust en nauw is samengewerkt met medeverdachte.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
in de zaak met parketnummer 16.019459.22
Bewijsmiddelen [1]
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde
Ten aanzien van [slachtoffer] is een letselrapportage opgemaakt waarin onder meer het volgende wordt vermeld:
“Lichaamsdeel: rug
Beschrijving: Ter plaatse van de linkerschouder een grillig naar beneden verlopende
deels kromme huiddefect bestaande uit twee tegen elkaar liggende lijnen met een lengte van 13 cm. 17 hechtingen houden de wondranden bijeen.
Soort: steekwond.
Het letsel is zeer goed passend bij een steekverwonding. [2]
Lichaamsdeel: buik
Beschrijving: Aan de buikzijde zijn meerdere paarse huidverkleuringen aanwezig
Soort: bloeduitstorting
Gemelde toedracht: Betrokkene gaf aan dat hij geschopt en geslagen is.
De gemelde toedracht past goed bij het letsel. [3]
Lichaamsdeel: heup
Beschrijving: Boven linker bekkenkam een huidverklaring rood gekleurd en meerdere huidveranderingen omgeven door een blauwe huidverkleuring.
Soort: bloeduitstorting
Gemelde toedracht: Betrokkene gaf aan dat hij geschopt en geslagen is.
De gemelde toedracht past goed bij het letsel. [4]
Uit de aangifte blijkt onder meer het volgende:
“Plaats delict: [Straat] te Utrecht
Pleegdatum: 23 januari 2022
Ik wilde drugs kopen. Ik had niet genoeg geld en daardoor draaide " [Bijnaam 2] " helemaal door en werd ik geschopt en geslagen. Ik ben gestoken in mijn rug. [5] Ik voelde aan beide kanten van mijn lichaam dat ik een knie in mijn lichaam kreeg. Ik zag dat [Bijnaam 2] dit deed. Ik zag en voelde dat ze op mij aan het intrappen waren. Ze hebben mij op mijn borst, hoofd, op mijn rug en op mijn benen en mijn nek getrapt. Toen kreeg ik nog een trap van [Bijnaam 1] . [6]
V: Wie is dit op foto 1?
A: Dat is [Bijnaam 1] .
V: Wie is dit op foto 2?
A: Dat is zijn broer. De oudere broer. [Bijnaam 2] . [7]
Foto 1, die als bijlage aan het proces-verbaal is toegevoegd, betreft een foto van [verdachte] . [8]
Foto 2, die als bijlage aan het proces-verbaal is toegevoegd, betreft een foto van [medeverdachte 1] . [9]
Aangever heeft verder onder meer het volgende verklaard:
“Ik kreeg van [Bijnaam 2] een paar goede klappen. [10] Ik zag [Bijnaam 1] in mijn richting lopen. Hij gaf mij nog twee trappen. [11]
Een getuige heeft onder meer het volgende verklaard:
“Ik zag dat er twee mannen bij het slachtoffer stonden, ik zag dat dit slachtoffer door deze twee mannen werd geslagen en geschopt. [12]
in de zaak met parketnummer 16.176820.22
In een proces-verbaal staat vermeld dat verdachte en medeverdachte gebruikmaken van een Audi Avant A4 met kenteken [kenteken] op basis van een huurovereenkomst die op naam van verdachte is gesteld, onder vermelding van medeverdachte [medeverdachte 1] als extra bijrijder. [13]
In een proces-verbaal wordt onder meer het volgende vermeld:
“In het voertuig met kenteken [kenteken] zagen wij tussen het dak en het hemeltje ter hoogte van de zonneklep aan de bestuurderszijde een doorzichtig plastic zakje gevuld met bolletjes. In het doorzichtig plastic zakje zagen wij bolletjes met een witte substantie en bolletjes met een bruine instantie.
In het voertuig is geen verborgen ruimte aangetroffen.
De bestaande ruimte tussen het dak en hemeltje is origineel. [14]
Uit een kennisgeving van inbeslagneming blijkt onder meer het volgende:
“Omstandigheden: aangetroffen bij doorzoeking voertuig met kenteken [kenteken] .
Goednummer: PL0900-2022022634-2959229
Bijzonderheden: 18x gele, 7x bruine en 18x witte bolletjes”
In een proces-verbaal wordt onder meer het volgende vermeld:
“Sporendrager
Goednummer: PL0900-2022022634-2959229
SIN: AAPH1396NL
Aantal: 43 stuks
Bijzonderheden: 18x gele, 7x bruine en 18x witte bolletjes
Gewicht netto: 9,45 gram
Monster A:
SIN: AAOQ1787NL
Monster B:
SIN: AAOQ1788NL
Monster C:
SIN: AAOQ1789NL [15]
Onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft onder meer de volgende resultaten opgeleverd:
“Kenmerk: AAOQ1787NL
Omschrijving: poeder en brokjes bruin, 0,92 gram
Conclusie: bevat heroïne [16]
Kenmerk: AAOQ1788NL
Omschrijving: poeder en brokjes wit, 3,64 gram
Conclusie: bevat cocaïne [17]
Kenmerk: AAOQ1789NL
Omschrijving: poeder en brokjes wit, 4,89 gram
Conclusie: bevat cocaïne [18]
Bewijsoverwegingen
in de zaak met parketnummer 16.019459.22
Openlijk geweld – geen strafverzwarende omstandigheden
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben, blijkens de inhoud van de genoemde bewijsmiddelen, samen op straat geweld gebruikt tegen het slachtoffer. Verdachte heeft daarbij het slachtoffer meermalen geschopt. Daarmee heeft verdachte een wezenlijke en substantiële bijdrage geleverd aan het geweld dat op de [Straat] tegen het slachtoffer is gebruikt.
Uit het dossier volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] het slachtoffer met een mes heeft gestoken, wat zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer tot gevolg heeft gehad. De strafverzwarende omstandigheid dat het gebruikte geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, geldt uitsluitend voor de dader van wie komt vast te staan dat het door hemzelf gepleegde geweld het zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad. Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat niet verdachte, maar medeverdachte [medeverdachte 1] tegen het slachtoffer dusdanig geweld heeft gebruikt dat dit zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad, dient verdachte van deze strafverzwarende omstandigheid te worden vrijgesproken.
in de zaak met parketnummer 16.176820.22
Aanwezig hebben harddrugs
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de aangetroffen harddrugs zich in de machtssfeer van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] bevonden. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] maakten beiden gebruik van het voertuig waarin deze verdovende middelen zijn aangetroffen en op het huurcontract staan allebei hun namen vermeld. Het kan niet anders dan dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben geweten van de aanwezigheid van deze verdovende middelen in het voertuig. De suggestie dat de drugs mogelijk afkomstig zijn van de vorige huurder van de auto wijst de rechtbank als volstrekt ongeloofwaardig van de hand. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de huurovereenkomst blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] al sinds december 2021 over het voertuig beschikten. Bovendien werden de drugs niet in een verborgen ruimte, maar tussen het dak en het hemeltje ter hoogte van de zonneklep bewaard.
Dat verdachte de aangetroffen heroïne en cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad samen met medeverdachte [medeverdachte 1] , acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de zaak met parketnummer 16.019459.22
2
op 23 januari 2022 te Utrecht, met een ander, op of aan de openbare weg, te weten de [Straat] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit
- met kracht met een mes diep in de rug steken en
- meerdere malen, met kracht tegen het hoofd stompen en/of slaan en
- meerdere malen, met kracht tegen het hoofd en het lichaam schoppen en/of trappen.
in de zaak met parketnummer 16.176820.22
op 23 januari 2022 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,92 gram heroïne en 8,53 gram cocaïne, zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Noodweer
De verdediging heeft namens verdachte een beroep gedaan op noodweer als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Aangevoerd is dat verdachte en zijn medeverdachten in de auto zaten, toen aangever via het openstaande raam een mes op de keel van verdachte heeft gezet en gedrukt. Aangever stond door het autoraam over verdachte heen gebogen en verdachte kon geen kant op omdat hij in de gordel zat. Verdachte heeft enkel een schoen naar het slachtoffer gegooid en heeft daarmee adequaat gehandeld en heeft voldaan aan de vereiste proportionaliteit en subsidiariteit, aldus de verdediging. Verdachte was er niet van op de hoogte dat medeverdachte [medeverdachte 1] het slachtoffer met een mes had gestoken.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk zijn. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Uit pagina 152 van het dossier blijkt dat verdachte zich vrijwel direct na de steekpartij bij het politiebureau heeft gemeld - omdat aangever hem van zijn telefoon zou hebben beroofd - maar dat hij daarbij niet heeft aangegeven dat aangever hem een mes op de keel heeft gezet, terwijl dat gelet op de heftigheid daarvan zonder meer voor de hand had gelegen. Op het politiebureau zijn onmiddellijk foto’s gemaakt van verdachte maar daarbij zijn geen verwondingen aan de keel geconstateerd (pagina 57). Dit strookt niet met de inhoud van de uitgeluisterde telefoongesprekken die verdachte voerde in de gevangenis. Daarin zegt hij onder meer dat ‘zijn keel vanaf zijn nek tot zijn baard was opgesneden en op het bureau een hele streep te zien was’(pagina 242 van het dossier).. De raadsvrouw heeft gewezen op de foto’s op pagina 64 en 65 van het dossier, waarop een (klein) wondje op de wang van verdachte is te zien, maar verdachte heeft ter zitting verklaard dat dit wondje niet door het mes maar door krabben is ontstaan.
Ook is van belang dat medeverdachte [medeverdachte 2] geen mes heeft gezien, terwijl hij in de auto als bijrijder naast verdachte zat en opkeek toen er werd geroepen: ‘Wat doe je?’.
De rechtbank constateert dat het dossier de verklaring van aangever over de toedracht van de steekpartij, te weten een uit de hand gelopen drugsdeal waarbij de afnemer werd aangevallen door de dealers, ondersteunt. De rechtbank stelt voorop dat aangever hierover consistent en gedetailleerd heeft verklaard, zodat er geen aanleiding is om zijn verklaringen als onbetrouwbaar terzijde te schuiven. Volgens aangever heeft hij kort voor de steekpartij op de dealertelefoon van ‘ [Bijnaam 2] ’ drugs besteld (dit wordt bevestigd op pagina 265) maar had hij onvoldoende geld terwijl hij (met name) de heroïne hard nodig had. Volgens aangever griste hij de heroïne uit de handen van verdachte en wilde hij er snel vandoor gaan, toen medeverdachte [medeverdachte 1] uit de auto stapte en er een worsteling ontstond. Dat de steekpartij moet worden bezien tegen de achtergrond van een uit de hand gelopen drugsdeal, wordt bevestigd doordat in de auto van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] verdovende middelen zijn aangetroffen (pagina 167).
De raadsvrouw heeft erop gewezen dat aangever heeft erkend dat hij zelf ook ‘een eigen aandeel‘ heeft gehad in de steekpartij, maar de rechtbank maakt daaruit niet op dat aangever heeft bekend dat hij de agressor is geweest door met een mes naar de drugsdeal te komen. Dit past net zo goed bij de verklaring van aangever dat hij een bolletje heroïne weggriste, zonder dat hij betaald had, wat vervolgens een aanleiding was voor het geweld.
De rechtbank kent in dit kader evenmin doorslaggevende betekenis toe aan de omstandigheid dat meerdere personen verklaren dat er is geroepen ‘Wat doe je?’. Deze uitroep past immers tenminste zo goed bij de situatie waarin aangever een bolletje heroïne weggriste, als bij het door de verdediging geschetste scenario waarin aangever een mes op de keel van verdachte zette.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen of eens anders lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Het beroep op noodweer kan dan ook niet slagen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
in de zaak met parketnummer 16.019459.22
2
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
in de zaak met parketnummer 16.176820.22
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Noodweerexces
De verdediging heeft namens verdachte een beroep gedaan op noodweerexces, als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Aangevoerd is dat het handelen van verdachte verontschuldigbaar is, omdat het is veroorzaakt door een hevige gemoedsbeweging die een direct gevolg was van de wederrechtelijke aanranding door aangever. Verdachte is eerder slachtoffer geweest van een steekincident en hij heeft uit angst gehandeld.
Op grond van de onder het kopje ‘6 Strafbaarheid van de feiten’ vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, zodat het beroep op noodweerexces reeds daarom niet slaagt.
Putatief noodweerexces
De verdediging heeft namens verdachte een beroep gedaan op putatief noodweerexces.
De rechtbank is op grond van de onder het kopje ‘6 Strafbaarheid van de feiten’ vermelde feiten en omstandigheden van oordeel dat niet alleen geen sprake is geweest van een noodweersituatie, maar dat verdachte evenmin redelijkerwijs in de veronderstelling heeft verkeerd zich in een dergelijke situatie te bevinden. Het beroep op putatief noodweerexces slaagt daarom niet.
Er is ook overigens geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 300 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 53 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Verder heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij wil binnenkort zijn opleiding voortzetten en hij heeft de zorg voor zijn broertje in het kader van een persoonsgebonden budget.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feitenen
de omstandigheden waaronder die zijn begaan
Toen een drugsdeal niet naar wens verliep, hebben verdachte en zijn broer, medeverdachte [medeverdachte 1] , het slachtoffer te grazen genomen. Zij hebben het slachtoffer geslagen en geschopt en de broer van verdachte heeft het slachtoffer gestoken met een mes. Verdachte en zijn broer hebben zich niet over het slachtoffer ontfermd maar zijn er vandoor gegaan.
Dergelijk geweld kan voor een slachtoffer langdurige nadelige gevolgen hebben en draagt bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken komt naar voren dat verdachte zich met name laat leiden door eigen belang en geen enkel inzicht toont in de ernst van het door hem en door zijn broer gepleegde geweld.
Ook heeft verdachte zich samen met zijn broer schuldig gemaakt aan het bezit van harddrugs.
De persoon van de verdachte
Bij het bepalen van een passende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie (hierna: strafblad) betreffende verdachte van 7 januari 2023;
- een reclasseringsadvies van Inforsa Reclassering van 29 augustus 2022;
- een psychologisch rapport, opgemaakt door GZ-psycholoog M.M. Beijer en klinisch psycholoog B. Koudstaal, van 20 mei 2022.
Uit het strafblad blijkt dat verdachte niet eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld. De reclassering adviseert toezicht met een behandelverplichting, omdat er aanwijzingen zijn voor een narcistische dynamiek en antisociale ontwikkeling. De psycholoog gaat uit van een matig risico op herhaling en wijst onder meer op de beperkte reflectieve vermogens en de sociaal wenselijke façade van verdachte, waardoor er beperkt inzicht is in zijn belevingswereld.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat
een gevangenisstraf van 8 maandenpassend en geboden is. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal hierop in mindering worden gebracht. Dat betekent dat verdachte zijn straf reeds heeft uitgezeten en dat hij niet meer terug hoeft naar de gevangenis.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. Daarbij heeft de rechtbank eveneens de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, betrokken.

10.BESLAG

Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten 43 stuks Cocaïne, onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot dit voorwerp is bovendien het in de zaak met parketnummer 16.176820.22 bewezen verklaarde feit begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de overige in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 1 STK Jas (PL0900-2022022634-2941161);
- 1 STK Jas (PL0900-2022022634-2937899);
- 2 STK Schoenen (PL0900-2022022634-2937894);
- 1 STK Broek (PL0900-2022022634-2937933);
- 1 STK Trui (PL0900-2022022634-2937936).

11.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.485,-. Dit bedrag bestaat uit € 485,- materiële schade en € 8.000,-immateriële schade, ten gevolge van het in de zaak met parketnummer 16.019459.22 onder 1 tenlastegelegde.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van [slachtoffer] kan in zijn geheel worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente en met het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De vordering van [slachtoffer] vormt volgens de verdediging een onevenredige belasting van het strafgeding, omdat de vordering te laat is ingediend en niet eenvoudig van aard is. De raadsvrouw heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de vordering vanwege de bepleite vrijspraak niet-ontvankelijk is.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat er geen aanleiding is de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering omdat deze erg laat is ingediend, reeds omdat de raadsvrouw er blijk van heeft gegeven ook binnen deze korte termijn in staat te zijn tot het voeren van inhoudelijk verweer ten aanzien van de vordering. Bovendien is de vordering, die hoofdzakelijk bestaat uit een vordering van immateriële schadevergoeding, niet complex van aard.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu verdachte in de zaak met parketnummer 16.019459.22 van het onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot dit moment begroot op nihil.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36c, 47, 57, 141 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het in de zaak met parketnummer 16.019459.22 onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het in de zaak met parketnummer 16.019459.22 onder 1 en in de zaak parketnummer 16.176820.22 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
43 STK Cocaïne (PL0900-2022022634-2959229);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Jas (PL0900-2022022634-2941161);
  • 1 STK Jas (PL0900-2022022634-2937899);
  • 2 STK Schoenen (PL0900-2022022634-2937894);
  • 1 STK Broek (PL0900-2022022634-2937933);
  • 1 STK Trui (PL0900-2022022634-2937936).
Benadeelde partij
  • verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Spee, voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. S. Ourahma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen – van der Hoek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 maart 2023.
Mr. P.C. Quak is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 16.019459.22:
1
hij op of omstreeks 23 januari 2022 te Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] ,
opzettelijk
van het leven te beroven,
die [slachtoffer] (met kracht) met een (groot) mes, althans met een scherp
en/of puntig voorwerp, (diep) in de rug, althans in het bovenlichaam heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 287 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 januari 2022 te Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer] ,
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een geperforeerde long (waardoor een klaplong is
ontstaan) en/of een steekwond (van 13 centimeter) in de rug, althans het
bovenlichaam,
heeft toegebracht door
die [slachtoffer] (met kracht) met een (groot) mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, (diep) in de rug, althans het bovenlichaam, te steken/ te snijden;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 januari 2022 te Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [slachtoffer] (met kracht) met een (groot) mes, althans met een scherp
en/of puntig voorwerp, (diep) in zijn rug, althans in zijn bovenlichaam, heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 23 januari 2022 te Utrecht, althans in Nederland,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de [Straat] ,
in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit
- meerdere malen, althans eenmaal, met (kracht) met een (groot) mes, althans met
een scherp en/of puntig voorwerp, (diep) in de rug, althans het (boven)lichaam,
steken en/of snijden en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het
(boven)lichaam stompen en/of slaan en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het
(boven)lichaam schoppen en/of trappen,
terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten een geperforeerde long (waardoor een klaplong is ontstaan) en/of een steekwond (van 13 centimeter) in de rug, althans het bovenlichaam;
(Artikel art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
in de zaak met parketnummer 16.176820.22:
hij op of omstreeks 23 januari 2022 te Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 0,92 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne en/of ongeveer 8,53 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. De processen-verbaal van het onderzoek 31Loes22 zijn als bijlagen opgenomen bij de volgende in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, opgemaakt door politie Midden Nederland:
2.Een geschrift, te weten de letselrapportage forensische geneeskunde van GGD Utrecht van 28 januari 2022, pagina 472.
3.Een geschrift, te weten de letselrapportage forensische geneeskunde van GGD Utrecht van 28 januari 2022, pagina 475.
4.Een geschrift, te weten de letselrapportage forensische geneeskunde van GGD Utrecht van 28 januari 2022, pagina 476.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 23 januari 2022, pagina 25.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 25 januari 2022, pagina 39.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 25 januari 2022, pagina 40.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 25 januari 2022, pagina 43.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 25 januari 2022, pagina 44.
10.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] op 18 augustus 2022 bij de rechtercommissaris, pagina 3.
11.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] op 18 augustus 2022 bij de rechtercommissaris, pagina 4.
12.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pagina 105.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, genummerd 220127.1800.114496. BEV, pagina 160 tot en met 162.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, genummerd PV 2022 0207 00211, pagina 167.
15.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, genummerd PLO900-2022022634-57, pagina 72.
16.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI, pagina 74.
17.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI, pagina 75.
18.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI, pagina 76.