ECLI:NL:RBMNE:2023:1277

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
1602148522
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Steekpartij en openlijk geweld bij drugsdeal. Geen noodweer(exces)

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 20 maart 2023, staat verdachte terecht voor een steekpartij en openlijk geweld tijdens een drugsdeal op 23 januari 2022. De rechtbank heeft de zaak op tegenspraak behandeld, waarbij meerdere zittingen hebben plaatsgevonden. De officier van justitie, mr. F.E. Leeman, heeft de vordering en standpunten gepresenteerd, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. S. Schilder en mr. H. Giard. De tenlastelegging omvat onder andere poging tot doodslag, openlijk geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging uit te stellen.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen. Het slachtoffer, [slachtoffer], heeft verklaard dat hij tijdens een drugsdeal door verdachte met een mes in de rug is gestoken, wat heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelt dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld en de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen, omdat de feiten en omstandigheden niet aannemelijk zijn gemaakt.

De rechtbank heeft verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van € 5.485,-, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf afgewezen, omdat dit niet opportuun werd geacht in het licht van de huidige veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.021485.22 en 16.176815.22 en 16.068357.21 (tul) (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 25 april 2022, 20 juli 2022, 27 september 2022, 21 december 2022 en 6 maart 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Schilder, advocaat te Utrecht, alsmede hetgeen mr. H. Giard, advocaat te Utrecht namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGINGEN

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de zaak met parketnummer 16.021485.22
1
primair
op 23 januari 2022 te [plaats] , samen met anderen, heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden door hem met een mes diep in de rug te steken;
subsidiair
op 23 januari 2022 te [plaats] , samen met anderen, zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer] door hem met een mes diep in de rug te steken;
meer subsidiair
op 23 januari 2022 te [plaats] , samen met anderen, heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes diep in de rug te steken;
2
op 23 januari 2022 te [plaats] , samen met anderen, openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] door hem met een mes diep in de rug te steken, te slaan en te schoppen, wat tot zwaar lichamelijk letsel heeft geleid;
3
op 26 januari 2022 te [plaats] , [slachtoffer] heeft bedreigd;
in de zaak met parketnummer 16.176815.22
op 23 januari 2022 te [plaats] , samen met anderen, harddrugs in bezit heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan.
Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
in de zaak met parketnummer 16.021485.22
De officier van justitie acht het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het medeplegen. Er is geen bewijs van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten, omdat niet bewezen kan worden dat de medeverdachten ervan op de hoogte waren dat verdachte een mes bij zich had, laat staan dat hij het mes wilde gaan gebruiken.
De officier van justitie acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie acht het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
in de zaak met parketnummer 16.176815.22
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
in de zaak met parketnummer 16.021485.22
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde omdat verdachte aangever niet opzettelijk met het mes heeft gestoken. Verdachte heeft in een worsteling het mes van aangever afgepakt en het is niet aan verdachte te wijten dat aangever zichzelf vervolgens in het mes heeft gedraaid en letsel heeft opgelopen.
Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte wel opzettelijk heeft gestoken, betwist de verdediging dat verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans zou hebben aanvaard dat aangever door zijn handelen zou komen te overlijden. Wat de uiterlijke verschijningvorm betreft wordt verwezen naar het letsel dat de messteek volgens de rapportage heeft veroorzaakt en de omstandigheid dat direct adequate medische hulp beschikbaar was, zoals te verwachten was.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde vanwege het ontbreken van opzet bij verdachte en zijn medeverdachte.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde omdat de woorden die verdachte heeft gebruikt als zodanig niet bedreigend zijn. Bovendien heeft verdachte deze woorden gebruikt in een emotionele ontlading die, gezien de context, niet kon leiden tot een redelijke vrees bij aangever. Ten slotte is van belang dat bij aangever geen redelijke vrees kon zijn ontstaan omdat verdachte en aangever kort daarna nog een rustig gesprek hebben gevoerd.
in de zaak met parketnummer 16.176815.22
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit omdat verdachte slechts aanwezig is geweest in een huurauto waarin drugs zijn aangetroffen, wat onvoldoende is voor een veroordeling. Verdachte had geen wetenschap van de drugs die in de auto waren verborgen en hij kon daarover in ieder geval niet beschikken. Er is geen sprake van medeplegen, omdat niet is gebleken dat er bewust en nauw is samengewerkt met de medeverdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
in de zaak met parketnummer 16.021485.22
Bewijsmiddelen [1]
Met betrekking tot het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde
Ten aanzien van [slachtoffer] is een letselrapportage opgemaakt waarin onder meer het volgende wordt vermeld:
“Ernst van het letsel:
De uitgebreide bloeding in de thoraxwand links had zonder medisch ingrijpen fataal kunnen aflopen
Geschatte duur verdere genezing: 4 weken [2]
Samenvatting letsel:
1. actieve en uitgebreide bloeding in de brede rugspier ter plaatse van linkerschouder
2. beperkte klaplong longbeschadiging en bloed in de borstkas (Hematothorax)
3. Breuk van 8ste linker rib aan zijkant.
Toelichting letsel:
Steekverwondingen naar aanleiding van een ruzie met andere personen. Een steekwond aan de linkerzijde hoog op de rug, waarbij de brede rugspier is gekliefd en een slagader is geraakt. Tevens een breuk van de achtste rib links.
Snij- en steekwonden worden verklaard door de inwerking van klievend en/of perforerend scherprandig uitwendig mechanisch geweld, door (zich) snijden/steken met of aan een scherprandig en (in geval van een steekwond tevens) scherppuntig voorwerp of uitsteeksel van een groter object/ structuur. [3]
Lichaamsdeel: rug
Beschrijving: Ter plaatse van de linkerschouder een grillig naar beneden verlopende
deels kromme huiddefect bestaande uit twee tegen elkaar liggende lijnen met een lengte van 13 cm. 17 hechtingen houden de wondranden bijeen.
Soort: steekwond.
Het letsel is zeer goed passend bij een steekverwonding. [4]
Lichaamsdeel: buik
Beschrijving: Aan de buikzijde zijn meerdere paarse huidverkleuringen aanwezig
Soort: bloeduitstorting
Gemelde toedracht: Betrokkene gaf aan dat hij geschopt en geslagen is.
De gemelde toedracht past goed bij het letsel. [5]
Lichaamsdeel: heup
Beschrijving: Boven linker bekkenkam een huidverklaring rood gekleurd en meerdere huidveranderingen omgeven door een blauwe huidverkleuring.
Soort: bloeduitstorting
Gemelde toedracht: Betrokkene gaf aan dat hij geschopt en geslagen is.
De gemelde toedracht past goed bij het letsel. [6]
Uit de aangifte blijkt onder meer het volgende:
“Plaats delict: [straat] te [plaats]
Pleegdatum: 23 januari 2022
Ik wilde drugs kopen. Ik had niet genoeg geld en daardoor draaide " [verdachte] " helemaal door en werd ik gestoken en geschopt en geslagen. Ik ben gestoken in mijn rug. [7]
Ik voelde aan beide kanten van mijn lichaam dat ik een knie in mijn lichaam kreeg. Ik zag dat [verdachte] dit deed. Ik zag en voelde dat ze op mij aan het intrappen waren. Ze hebben mij op mijn borst, hoofd, op mijn rug en op mijn benen en mijn nek getrapt. Toen ik op de grond lag zag ik [verdachte] met een mes in zijn handen in de auto stappen. Toen kreeg ik nog een trap van [medeverdachte 1] . [8]
V: Wie is dit op foto 1?
A: Dat is [medeverdachte 1] .
V: Wie is dit op foto 2?
A: Dat is zijn broer. De oudere broer. [verdachte] . [9]
Foto 1, die als bijlage aan het proces-verbaal is toegevoegd, betreft een foto van [medeverdachte 1] . [10]
Foto 2, die als bijlage aan het proces-verbaal is toegevoegd, betreft een foto van [verdachte] . [11]
Aangever heeft verder onder meer het volgende verklaard:
“Ik kreeg van [verdachte] een paar goede klappen. [12] Ik zag [medeverdachte 1] in mijn richting lopen. Hij gaf mij nog twee trappen. [13]
Verdachte heeft het volgende verklaard:
“Ik pakte het mes. [14] Ik had het mes vast en er ontstond een worsteling. Hij is één keer geraakt. Ik heb hem een klap gegeven met de vuist. [15] Ik had het mes er meteen uitgehaald. [16]
Een getuige heeft onder meer het volgende verklaard:
“Ik zag dat er twee mannen bij het slachtoffer stonden, ik zag dat dit slachtoffer door deze twee mannen werd geslagen en geschopt. [17]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde
Uit de aangifte blijkt onder meer het volgende:
“Vandaag, 26 januari 2022, werd ik gebeld door de jongen die mij had neergestoken. Hij zei: "Je hebt je bekkie voorbij gepraat. je trekt nu je aangifte in, anders kom ik afmaken waar we mee zijn begonnen. Dan kom ik je wel afmaken.”.
Ik herken hem aan zijn zware diepe stem. Ik ben echt heel bang. Nu ik het verhaal aan u vertel begin ik opnieuw te trillen. [18]
De telefoon van verdachte is tijdens het onderzoek getapt en uitgeluisterd. In een procesverbaal heeft de politie onder meer het volgende gesprek op 26 januari 2022 vastgelegd:
“ [verdachte] ( [verdachte] ) belt [slachtoffer]
: Ja hallo.... hallo
[verdachte] : Het is nog niet afgelopen vriend.
[slachtoffer] : sorry?
[verdachte] : het is nog niet afgelopen.
[slachtoffer] : Met wie spreek ik?
[verdachte] : je mond voorbij praten toch.
[slachtoffer] : Hoe bedoel je mond voorbij praten?
[verdachte] : Hier is nog geen einde aan. Jij en de zwarte broer, allebei [19]
Verdachte heeft het volgende verklaard:
“Uit het tapgesprek blijkt wat ik heb gezegd.” [20]
in de zaak met parketnummer 16.176815.22
In een proces-verbaal staat vermeld dat verdachte en medeverdachte gebruik maken van een Audi Avant A4 met kenteken [kenteken] op basis van een huurovereenkomst die op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] is gesteld, onder vermelding van verdachte als extra bijrijder. [21]
In een proces-verbaal wordt onder meer het volgende vermeld:
“In het voertuig met kenteken [kenteken] zagen wij tussen het dak en het hemeltje ter hoogte van de zonneklep aan de bestuurderszijde een doorzichtig plastic zakje gevuld met bolletjes. In het doorzichtig plastic zakje zagen wij bolletjes met een witte substantie en bolletjes met een bruine instantie.
In het voertuig is geen verborgen ruimte aangetroffen.
De bestaande ruimte tussen het dak en hemeltje is origineel. [22]
Uit een kennisgeving van inbeslagneming blijkt onder meer het volgende:
Omstandigheden: aangetroffen bij doorzoeking voertuig met kenteken [kenteken] .
Goednummer: PL0900-2022022634-2959229
Bijzonderheden: 18x gele, 7x bruine en 18x witte bolletjes
In een proces-verbaal wordt onder meer het volgende vermeld:
“Sporendrager
Goednummer: PL0900-2022022634-2959229
SIN: AAPH1396NL
Aantal: 43 stuks
Bijzonderheden: 18x gele, 7x bruine en 18x witte bolletjes
RSIN: AAOQ1787NL, AAOQ1788NL en AAOQ1789NL
Gewicht netto: 9,45 gram
Monster A:
SIN: AAOQ1787NL
Monster B:
SIN: AAOQ1788NL
Monster C:
SIN: AAOQ1789NL [23]
Onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft onder meer de volgende resultaten opgeleverd:
Kenmerk: AAOQ1787NL
Omschrijving: poeder en brokjes bruin, 0,92 gram
Conclusie: bevat heroïne [24]
Kenmerk: AAOQ1788NL
Omschrijving: poeder en brokjes wit, 3,64 gram
Conclusie: bevat cocaïne [25]
Kenmerk: AAOQ1789NL
Omschrijving: poeder en brokjes wit, 4,89 gram
Conclusie: bevat cocaïne [26]
Bewijsoverwegingen
in de zaak met parketnummer 16.021485.22
Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde
Opzet – verdachte heeft de aanmerkelijke kans op de dood bewust aanvaard
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de kans dat het slachtoffer door verdachtes handelen zou komen te overlijden aanmerkelijk was.
Verdachte heeft het slachtoffer met een mes in de rug gestoken, waarbij een bloeding is ontstaan die zonder medisch ingrijpen fataal had kunnen aflopen. De rechtbank overweegt dat dit met kracht moet zijn gebeurd, omdat er een wond van 13 cm en omvangrijk letsel is ontstaan, waaronder een geperforeerde long (waardoor een klaplong is ontstaan), een uitgebreide bloeding en een gebroken rib. Het slachtoffer moest na de steekpartij met spoed worden geopereerd. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verklaring van verdachte dat het slachtoffer ‘zich in het mes heeft gedraaid’ niet aannemelijk is.
Op de plaats waar verdachte het slachtoffer in de rug heeft gestoken, bevinden zich verschillende vitale organen en slagaders, wat blijkt uit het feit dat bij het steken een slagader is geraakt. Verdachte moet zich bewust zijn geweest van de mogelijke gevolgen van het steken met een mes op deze plek in het lichaam en heeft de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes handelen, bewust aanvaard. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat verdachte tenminste voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer had.
Geen bewuste en nauwe samenwerking
Uit het dossier blijkt niet dat de medeverdachten ervan op de hoogte waren dat verdachte een mes had, laat staan van zijn voornemen het mes te gebruiken. Er is geen (overtuigend) bewijs dat verdachte en zijn medeverdachten bij het steken van het slachtoffer bewust en nauw hebben samengewerkt. Dat betekent dat de rechtbank niet bewezen acht dat sprake is van medeplegen zodat verdachte in zoverre dient te worden vrijgesproken.
Het onder 1 primair ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het medeplegen.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde
Openlijk geweld met strafverzwarende omstandigheden
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben samen op straat geweld gebruikt tegen het slachtoffer. Verdachte heeft daarbij het slachtoffer opzettelijk gestoken, geslagen en geschopt. Evident is dat verdachte daarmee een wezenlijke en substantiële bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat op de [straat] tegen het slachtoffer is gebruikt. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het door verdachte gebruikte geweld zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer tot gevolg heeft gehad, zodat ook de strafverzwarende omstandigheid bewezen is.
Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde
Bedreiging – redelijke vrees
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte enkele dagen na de steekpartij, terwijl het slachtoffer nog als gevolg van het door verdachte toegebrachte letsel in het ziekenhuis lag, het slachtoffer heeft gebeld en heeft bedreigd. De woorden die verdachte heeft gebruikt, moeten in die context worden bezien. De rechtbank is van oordeel dat de woorden van verdachte onder die omstandigheden bij het slachtoffer de redelijke vrees konden doen ontstaan dat verdachte opnieuw fors geweld tegen hem zou gebruiken.
Het onder 3 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
in de zaak met parketnummer 16.176815.22
Aanwezig hebben harddrugs
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de aangetroffen harddrugs zich in de machtssfeer van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] bevonden. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] maakten beiden gebruik van het voertuig en op het huurcontract staan allebei hun namen vermeld. Het kan niet anders dan dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben geweten van de aanwezigheid van deze verdovende middelen in het voertuig. De verklaring van verdachte dat de drugs mogelijk afkomstig zijn van de vorige huurder van de auto wijst de rechtbank als volstrekt ongeloofwaardig van de hand. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de huurovereenkomst blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] al sinds december 2021 over het voertuig beschikten. Bovendien werden de drugs niet in een verborgen ruimte, maar tussen het dak en het hemeltje ter hoogte van de zonneklep bewaard.
Dat verdachte de aangetroffen heroïne en cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad samen met medeverdachte [medeverdachte 1] , acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de zaak met parketnummer 16.021485.22
1
primair
op 23 januari 2022 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met kracht met een mes diep in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 23 januari 2022 te [plaats] , met een ander, op of aan de openbare weg, te weten de [straat] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit
- met kracht met een mes diep in de rug steken en
- meerdere malen, met kracht tegen het hoofd stompen en/of slaan en
- meerdere malen, met kracht tegen het hoofd en het lichaam schoppen en/of trappen,
terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten een geperforeerde long, waardoor een klaplong is ontstaan en een steekwond van 13 centimeter in de rug;
3
op 26 januari 2022 te [plaats] , [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf met zware mishandeling ,door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Het is nog niet afgelopen vriend” en “Hier is nog geen einde aan. Jij en de zwarte broer, allebei”;
in de zaak met parketnummer 16.176815.22
op 23 januari 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,92 gram heroïne en 8,53 gram cocaïne, zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Noodweer
De verdediging heeft namens verdachte een beroep gedaan op noodweer als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Aangevoerd is dat verdachte en zijn medeverdachten in de auto zaten, toen aangever via het openstaande raam een mes op de keel van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gezet en gedrukt. Omdat medeverdachte [medeverdachte 1] , die in de gordel zat, zich niet kon verdedigen, is verdachte uitgestapt en heeft tijdens een worsteling het mes van aangever weten af te pakken, waarna aangever zich in het mes heeft gedraaid en letsel heeft opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk zijn. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Uit pagina 152 van het dossier blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] zich vrijwel direct na de steekpartij bij het politiebureau heeft gemeld - omdat aangever hem van zijn telefoon zou hebben beroofd - maar dat hij daarbij niet heeft aangegeven dat aangever hem een mes op de keel heeft gezet, terwijl dat gelet op de heftigheid daarvan zonder meer voor de hand had gelegen. Op het politiebureau zijn onmiddellijk foto’s gemaakt van medeverdachte [medeverdachte 1] maar daarbij zijn geen verwondingen aan de keel geconstateerd (pagina 57). Dit strookt niet met de inhoud van de uitgeluisterde telefoongesprekken die [medeverdachte 1] voerde in de gevangenis. Daarin zegt hij onder meer dat ‘zijn keel vanaf zijn nek tot zijn baard was opgesneden en op het bureau een hele streep te zien was’(pagina 242 van het dossier). Verder wijst de rechtbank erop dat verdachte het geschetste noodweerscenario pas naar voren heeft gebracht in zijn verklaring van 20 september 2022, nadat het onderzoek (vrijwel) was afgerond. Ook is van belang dat medeverdachte [medeverdachte 2] geen mes heeft gezien, terwijl hij in de auto als bijrijder naast medeverdachte [medeverdachte 1] zat en opkeek toen er werd geroepen: ‘Wat doe je?’.
De rechtbank constateert dat het dossier de verklaring van aangever over de toedracht van de steekpartij, te weten een uit de hand gelopen drugsdeal waarbij de afnemer werd aangevallen door de dealers, ondersteunt. De rechtbank stelt voorop dat aangever hierover consistent en gedetailleerd heeft verklaard zodat er geen aanleiding is om zijn verklaringen als onbetrouwbaar terzijde te schuiven. Volgens aangever heeft hij kort voor de steekpartij op de dealertelefoon van [verdachte] drugs besteld (dit wordt bevestigd op pagina 265) maar had hij onvoldoende geld terwijl hij (met name) de heroïne hard nodig had. Volgens aangever griste hij de heroïne uit de handen van medeverdachte [medeverdachte 1] en wilde hij er snel vandoor gaan, toen verdachte uit de auto stapte en er een worsteling ontstond. Dat de steekpartij moet worden bezien tegen de achtergrond van een uit de hand gelopen drugsdeal, wordt bevestigd doordat in de auto van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] verdovende middelen zijn aangetroffen (pagina 167).
De raadsvrouw heeft erop gewezen dat aangever heeft erkend dat hij zelf ook ‘een eigen aandeel‘ heeft gehad in de steekpartij, maar de rechtbank maakt daaruit niet op dat aangever heeft bekend dat hij de agressor is geweest door met een mes naar de drugsdeal te komen. Dit past net zo goed bij de verklaring van aangever dat hij een bolletje heroïne weggriste, zonder dat hij betaald had, wat vervolgens een aanleiding was voor het geweld.
De rechtbank kent in dit kader evenmin doorslaggevende betekenis toe aan de omstandigheid dat meerdere personen verklaren dat er is geroepen ‘Wat doe je?’. Deze uitroep past immers tenminste zo goed bij de situatie waarin aangever een bolletje heroïne weggriste, als bij het door de verdediging geschetste scenario waarin aangever een mes op de keel van verdachte zette.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen of eens anders lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Het beroep op noodweer kan dan ook niet slagen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
in de zaak met parketnummer 16.021485.22
1 primair en 2
eendaadse samenloop van
poging tot doodslag
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
en
3
bedreiging met zware mishandeling;
in de zaak met parketnummer 16.176815.22
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Noodweerexces
De verdediging heeft namens verdachte een beroep gedaan op noodweerexces, als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Aangevoerd is dat het handelen van verdachte verontschuldigbaar is, omdat het is veroorzaakt door een hevige gemoedsbeweging die een direct gevolg was van de wederrechtelijke aanranding door aangever. Uit angst heeft verdachte uiteindelijk het mes van aangever afgepakt en vervolgens heeft aangever de steekwond opgelopen.
Op grond van de hierboven onder het kopje ‘6 Strafbaarheid van de feiten’ vermelde feiten en omstandigheden heeft de rechtbank overwogen dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, zodat het beroep op noodweerexces reeds daarom niet slaagt.
Er is ook overigens geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met het gezinsleven van verdachte: hij is een half jaar geleden vader geworden en het gezin heeft een nieuwe woning toegewezen gekregen. Verder wijst de raadsvrouw erop dat de feiten, volgens het advies van de psycholoog, enigszins verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend. Verdachte zit al geruime tijd in voorarrest en een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest volstaat.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feitenen
de omstandigheden waaronder die zijn begaan
Toen verdachte constateerde dat de drugsdeal van zijn broer niet naar wens verliep, hebben verdachte en zijn broer, medeverdachte [medeverdachte 1] , het slachtoffer te grazen genomen. Zij hebben het slachtoffer geslagen en geschopt en verdachte heeft het slachtoffer gestoken met een mes. Het slachtoffer is diep in de rug geraakt en liep zwaar lichamelijk letsel op, wat zonder medisch ingrijpen fataal had kunnen zijn. Verdachte en zijn broer hebben zich niet over het slachtoffer ontfermd maar zijn er vandoor gegaan. Dergelijk geweld kan voor een slachtoffer langdurige nadelige gevolgen hebben en draagt bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Enkele dagen later heeft verdachte het slachtoffer, terwijl die nog in het ziekenhuis lag om te herstellen van de operatie die hij als gevolg van de steekpartij met spoed had moeten ondergaan, telefonisch bedreigd. Hieruit blijkt dat verdachte geen enkel inzicht heeft in de ernst van het door hem gepleegde geweld.
Ook heeft verdachte zich samen met zijn broer schuldig gemaakt aan het bezit van harddrugs.
De persoon van de verdachte
Bij het bepalen van een passende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie (hierna: strafblad) betreffende verdachte van 8 februari 2023;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 3 augustus 2022;
- een psychologisch rapport, opgemaakt door GZ-psychologen M. Raven en L. van Peer van 14 juni 2022.
Uit het strafblad blijkt dat verdachte niet eerder vanwege geweldsdelicten is veroordeeld. De reclassering schat het risico op herhaling in als gemiddeld en wijst op de beschermende factor van het gezinsleven omdat verdachte kort geleden vader is geworden. De psycholoog heeft aangegeven dat er bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid, antisociale trekken en hiermee samenhangende tekortschietende vaardigheden.
De rechtbank is van oordeel dat er aanleiding is de strafbare feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat
een gevangenisstraf van 20 maandenpassend en geboden is. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal hierop in mindering worden gebracht.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. Daarbij heeft de rechtbank eveneens de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, betrokken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.485,-. Dit bedrag bestaat uit € 485,- materiële schade en € 8.000,-immateriële schade, ten gevolge van de het in de zaak met parketnummer 16.021485.22 onder 1 tenlastegelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van [slachtoffer] kan in zijn geheel worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente en met het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De vordering van [slachtoffer] vormt een onevenredige belasting van het strafgeding, omdat de vordering te laat is ingediend en niet eenvoudig van aard is. Verder is de vordering volgens de verdediging onvoldoende onderbouwd. Wat de immateriële schade betreft is niet onderbouwd dat de klachten van het slachtoffer causaal verband houden met het ten laste gelegde feit en moet rekening worden gehouden met ‘eigen schuld’ van het slachtoffer.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat er geen aanleiding is de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering omdat deze erg laat is ingediend, reeds omdat de raadsvrouw er blijk van heeft gegeven ook binnen deze korte termijn in staat te zijn tot het voeren van inhoudelijk verweer ten aanzien van de vordering. Bovendien is de vordering, die hoofdzakelijk bestaat uit een vordering van immateriële schadevergoeding, niet complex van aard.
De rechtbank is van oordeel dat de schade, voor zover die betrekking heeft op de materiële schadeposten ‘eigen bijdrage ziektekosten’ en ‘kleding’, ter hoogte van in totaal € 485,- in zijn geheel voor vergoeding in aanmerking komt. Dat het verplichte eigen risico voor (ziekenhuis)zorg in 2022 € 385,- bedroeg, is een feit van algemene bekendheid. Dat de kleding van de benadeelde partij als gevolg van het door verdachte gebruikte geweld onherstelbaar is beschadigd, behoeft evenmin onderbouwing. De rechtbank acht daarvoor een bedrag van tenminste € 100,- als redelijke schatting voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank ziet aanleiding de immateriële schade te schatten op € 5.000,-. Daarbij houdt de rechtbank onder meer rekening met de ernst van het feit: verdachte heeft het slachtoffer een diepe steekwond toegebracht en zijn leven kwam daardoor aan een zijden draadje te hangen. Ook houdt de rechtbank rekening met een geringe mate van eigen schuld aan de kant van het slachtoffer.
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 5.485,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 januari 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De vordering is voor wat betreft het meer gevorderde onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering nietontvankelijk verklaren
.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 5.485,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 januari 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 62 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van 22 september 2021 heeft de politierechter van deze rechtbank (parketnummer 16.068357.21) verdachte een taakstraf opgelegd van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, waarvan 15 uren, subsidiair 7 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, omdat tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf in het licht van de gevorderde gevangenisstraf niet opportuun is.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De vordering tot tenuitvoerlegging dient primair te worden afgewezen omdat het een andersoortig feit betreft. Subsidiair dient de proeftijd te worden verlengd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen, omdat tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf op dit moment niet opportuun is.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36f, 45, 47, 55, 57, 141, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 20 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 5.485,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde nietontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 5.485,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 62 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.068357.21
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Spee, voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. S. Ourahma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen – van der Hoek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 maart 2023.
Mr. P.C. Quak is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 16.021485.22
1
hij op of omstreeks 23 januari 2022 te [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] ,
opzettelijk
van het leven te beroven,
die [slachtoffer] (met kracht) met een (groot) mes, althans met een scherp
en/of puntig voorwerp, (diep) in de rug, althans in het bovenlichaam heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 januari 2022 te [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer] ,
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een geperforeerde long (waardoor een klaplong is
ontstaan) en/of een steekwond (van 13 centimeter) in de rug, althans het
bovenlichaam,
heeft toegebracht door
die [slachtoffer] (met kracht) met een (groot) mes, althans met een scherp
en/of puntig voorwerp, (diep) in de rug, althans het bovenlichaam, te steken/ te snijden;
(Artikel art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 januari 2022 te [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] ,
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [slachtoffer] (met kracht) met een (groot) mes, althans met een scherp
en/of puntig voorwerp, (diep) in zijn rug, althans in zijn bovenlichaam, heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 23 januari 2022 te [plaats] , althans in Nederland,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de [straat] ,
in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit
- meerdere malen, althans eenmaal, met (kracht) met een (groot) mes, althans met
een scherp en/of puntig voorwerp, (diep) in de rug, althans het (boven)lichaam,
steken en/of snijden en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het
(boven)lichaam stompen en/of slaan en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam
schoppen en/of trappen,
terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel ten
gevolge heeft gehad, te weten een geperforeerde long (waardoor een klaplong is
ontstaan) en/of een steekwond (van 13 centimeter) in de rug, althans het bovenlichaam;
(Artikel art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 26 januari 2022 te [plaats] , althans in Nederland,
[slachtoffer]
heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Het is nog niet afgelopen
vriend” en/of “hier is nog geen einde aan. Jij en de zwarte broer, allebei”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
in de zaak met parketnummer 16-176815-22
hij op of omstreeks 23 januari 2022 te [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 0,92 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne en/of ongeveer 8,53 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C
Opiumwet)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. De processen-verbaal van het onderzoek 31Loes22 zijn als bijlagen opgenomen bij de volgende in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, opgemaakt door politie MiddenNederland:
2.Een geschrift, te weten de letselrapportage forensische geneeskunde van GGD Utrecht van 28 januari 2022, pagina 470.
3.Een geschrift, te weten de letselrapportage forensische geneeskunde van GGD Utrecht van 28 januari 2022, pagina 471.
4.Een geschrift, te weten de letselrapportage forensische geneeskunde van GGD Utrecht van 28 januari 2022, pagina 472.
5.Een geschrift, te weten de letselrapportage forensische geneeskunde van GGD Utrecht van 28 januari 2022, pagina 475.
6.Een geschrift, te weten de letselrapportage forensische geneeskunde van GGD Utrecht van 28 januari 2022, pagina 476.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 23 januari 2022, pagina 25.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 25 januari 2022, pagina 39.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 25 januari 2022, pagina 40.
10.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 25 januari 2022, pagina 43.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 25 januari 2022, pagina 44.
12.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] op 18 augustus 2022 bij de rechtercommissaris, pagina 3.
13.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] op 18 augustus 2022 bij de rechtercommissaris, pagina 4.
14.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 20 september 2022, pagina 490.
15.De verklaring van verdachte ter zitting op 6 maart 2023.
16.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 20 september 2022, pagina 490.
17.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pagina 105.
18.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 26 januari 2022, pagina 49.
19.Het proces-verbaal van bevindingen, genummerd 220129.1036.09425, pagina 177 en 181.
20.De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 6 maart 2023.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, genummerd 220127.1800.114496. BEV, pagina 160 tot en met 162.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, genummerd PV 2022 0207 00211, pagina 167.
23.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, genummerd PLO900-2022022634-57, pagina 72.
24.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI, pagina 74.
25.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI, pagina 75.
26.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI, pagina 76.