Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 december 2022, met 12 producties;
- de brief van 3 januari 2023 van de zijde van [gedaagde] , waarmee 9 producties zijn ingediend;
- de brief van 4 januari 2023 van de zijde van [gedaagde] , waarmee productie 10 is ingediend;
- de brief van 4 januari 2023 van de zijde van [eiseres] , waarmee productie 13 t/m 17 zijn ingediend.
Op deze huurovereenkomst is tevens het Huurreglement Woonruimte 2009 van toepassing. Door ondertekening van deze huurovereenkomst verklaart huurder afschriften van dit Huurreglement en het beleid ten aanzien van Zelf Aangebrachte Voorzieningen (klusbeleid) te hebben ontvangen en kennis te hebben genomen van de inhoud van het Huurreglement en het Klusbeleid.”
5.4 Huurder dient zijn hoofdverblijf in het gehuurde te hebben en te houden en draagt hiervoor de bewijslast. Indien verhuurder eraan twijfelt dat huurder hoofdverblijf houdt in het gehuurde, dient huurder aan te tonen dat hij zij hoofdverblijf aldaar daadwerkelijk houdt. (…)
(…) Hier de beloofde mail over de onderverhuur van nummer [nummeraanduiding 2] op het [straat 2] .
Verbalisant
Bevindingen onderzoek
Hierbij bevestig ik u het navolgende. Ik woon al ongeveer 25 jaar op het [straat 2] [nummeraanduiding 4] . Mijn appartement is gelegen op de galerij bij nummer [nummeraanduiding 2] . Vorig jaar ben ik door de Sociale Recherche van de gemeente [gemeente 1] benaderd. Zij wilden inlichtingen over de bewoning van het appartement op nummer [nummeraanduiding 2] . Ik heb toen aangegeven dat ik daar alleen korte tijd een man samen met een andere man heb gezien en desgevraagd heb ik meegedeeld dat ik daar nog nooit een oudere vrouw van boven de 60 jaar heb gezien. Ik was daar zeer pertinent in.
Onderwerp: bewoning [straat 2] [nummeraanduiding 2] te [plaats 2]
Hierbij bevestig ik ons telefonisch contact op 4 januari 2023 te 13.30 uur. (…) Voor de rest van december 2022 viel u op dat er opeens een Kerstversiering aan de voordeur hing. Daarvoor was er totaal geen leven rondom of in het appartement. U kunt dat goed waarnemen, zo gaf u aan, omdat u vanuit uw appartement zo naar het appartement kan kijken. Het ligt aan dezelfde gang.
Hierbij verklaar ik [B] dochter van mevrouw [gedaagde] dat mijn moeder door de medische redenen afgelopen jaren diverse keren bij mij heeft gelogeerd. Ze had na ontslag van uit ziekenhuis zorg nodig, Daarom heeft ze diverse malen bij mij gelogeerd.
Hierbij verklaar ik [K] zoon van mevrouw [gedaagde] dat ik af en toe bij mijn moeder gelogeerd heb. (…) Tijdens mijn logee had ik twee keer conflict met de bewoonster van huisnummer [nummeraanduiding 8] . (…) Mijn mening is dat de bewoonster wraak van mijn moeder wil nemen en zo de buren opstookt om mijn moeder te laten ontruimen. (…)”
3.Het geschil
4.De beoordeling
NJ2003/78, r.o. 3.4). Daaraan komt echter op zichzelf geen doorslaggevende betekenis toe. De voorzieningenrechter is met [eiseres] van oordeel dat zij een voldoende spoedeisend belang heeft, omdat het een feit van algemene bekendheid is dat er momenteel een bijzonder groot tekort bestaat aan sociale huurwoningen. Voor dit oordeel is ook van belang dat het gehuurde behoort tot de weinige woningen in de flat die onderdeel zijn van het ‘verzorgd wonenconcept’ en specifiek zijn bestemd voor hulp- en zorgbehoeftigen. Het gehuurde is dus een bijzonder schaars goed. Mocht de voorzieningenrechter in dit kort geding voorlopig van oordeel zijn dat [gedaagde] geen hoofdverblijf heeft in het gehuurde, dan prevaleert het belang van [eiseres] om deze zeer schaarse woning aan een andere hulp- of zorgbehoeftige persoon te kunnen verhuren boven het woonbelang van [gedaagde] . Aan het spoedeisend belang doet in dit geval niet af dat [eiseres] zelf een lange periode onderzoek naar de situatie in het gehuurde heeft verricht. [eiseres] heeft ter zitting namelijk verklaard dat zij tijd nodig had om voldoende bewijs te verzamelen om haar vordering goed te onderbouwen. De voorzieningenrechter acht dit standpunt voorstelbaar en leidt hieruit ook af dat [eiseres] de waarde van het woonbelang van [gedaagde] erkent.
huurder dient zijn hoofdverblijf in het gehuurde te hebben en te houden en draagt hiervoor de bewijslast’, vgl. punt 2.5. In het arrest van 2 april 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam echter geoordeeld dat een bewijsbeding van een soortgelijke strekking in strijd is met de Consumentenrichtlijn (Richtlijn 93/13/EEG) en dus nietig is (vgl. ECLI:NL:GHAMS:2019:1109). Het gevolg is dat wordt teruggevallen op de wettelijke bewijslastverdeling van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Uit dit artikel volgt de hoofdregel dat het ontbreken van hoofdverblijf als tekortkoming door de verhuurder moet worden bewezen. In het arrest heeft het Gerechtshof wel onderkend dat het voor de verhuurder moeilijker zal zijn te bewijzen waar de huurder zijn hoofdverblijf heeft dan voor de huurder. Aan de eventuele bewijsnood van de verhuurder is door het Gerechtshof dan ook tegemoetgekomen langs de weg van de verzwaarde stel- of motiveringsplicht.