ECLI:NL:RBMNE:2023:1258

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
10307489 UV EXPL 23-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding ontruiming woning wegens betalingsachterstand en drugshandel

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vorderden de eisers, [eisers c.s.], de ontruiming van een woning die zij verhuurden aan [gedaagde]. De eisers stelden dat [gedaagde] in gebreke was gebleven met de huurbetalingen en dat er voorbereidingshandelingen voor drugshandel in het gehuurde plaatsvonden. De procedure begon met een dagvaarding op 3 februari 2023, waarna een mondelinge behandeling op 13 februari 2023 volgde, waarbij [gedaagde] niet verscheen. Na een verzoek van de vertegenwoordiger van [gedaagde] om een nieuwe behandeling, werd deze op 28 februari 2023 gepland. Echter, [gedaagde] verscheen ook toen niet, wat leidde tot een verstekvonnis.

De kantonrechter oordeelde dat de eisers voldoende bewijs hadden geleverd van de betalingsachterstand van € 22.500,00 en de onrechtmatige activiteiten in de gehuurde schuur. De kantonrechter concludeerde dat de huurovereenkomst waarschijnlijk ontbonden zou worden in een bodemprocedure, en dat de eisers recht hadden op ontruiming van het gehuurde. De rechter wees de vorderingen van de eisers toe, inclusief de betaling van achterstallige huur en de proceskosten. De gedaagde werd veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10307489 / UV EXPL 23-23 MB/40202
Vonnis in kort geding van 9 maart 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende in [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers c.s.] ,
gemachtigde: mr. C. van der Mark,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] , kantoorhoudende in [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
vertegenwoordigd door: [vertegenwoordiger BV]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende. De dagvaarding met producties 1 tot en met 6 is op 3 februari 2023 aan [gedaagde] betekend. In de dagvaarding is [gedaagde] opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 13 februari 2023 om 14.30 uur op de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. Op deze mondelinge behandeling is [eisers c.s.] verschenen met mr. Van der Mark. [gedaagde] is niet verschenen. De kantonrechter heeft (verstek)vonnis bepaald.
1.2.
Op 14 februari 2023 heeft de heer [vertegenwoordiger BV] (hierna: [vertegenwoordiger BV] ) het verstek namens [gedaagde] gezuiverd, door telefonisch en schriftelijk aan de kantonrechter te verzoeken om een nieuwe mondelinge behandeling te bepalen. [vertegenwoordiger BV] deelde daarbij mee dat hij op 13 februari 2023 terug is gekomen van een reis van ruim vier weken naar het buitenland en toen pas kennis heeft genomen van de dagvaarding. In reactie hierop heeft mr. Van der Mark aangegeven dit niet te kunnen volgen, omdat omwonenden hebben verklaard [vertegenwoordiger BV] in de bedoelde vier weken te hebben gezien rondom het gehuurde en omdat [vertegenwoordiger BV] zich op 16 januari 2023 ook bij de gemeente Utrechtse Heuvelrug (hierna: de gemeente) heeft gemeld. Mr. Van der Mark heeft een verklaring van de gemeente als productie 7 in het geding gebracht.
1.3.
Er is vervolgens een nieuwe mondelinge behandeling bepaald op 28 februari 2023 om 11.00 uur in Utrecht. [eisers c.s.] heeft [gedaagde] voor deze mondelinge behandeling opnieuw opgeroepen per exploot van 20 februari 2023.
1.4.
Per e-mail van 27 februari 2023 heeft [vertegenwoordiger BV] de kantonrechter bericht dat hij niet op de mondelinge behandeling van 28 februari 2023 aanwezig kan zijn vanwege het feit dat hij die middag positief is getest op Covid-19. Naar aanleiding van dit bericht heeft de kantonrechter dezelfde middag per e-mail aan [vertegenwoordiger BV] medegedeeld dat hij de mondelinge behandeling digitaal via Teams kan bijwonen. Dezelfde avond heeft [vertegenwoordiger BV] geantwoord dat hij per Teams aanwezig zal zijn. In de ochtend van 28 februari 2023 is door de griffier een Teamslink verzonden naar het op 27 februari 2023 door [vertegenwoordiger BV] gebruikte e-mailadres: [emailadres 1] .
1.5.
De mondelinge behandeling is gehouden op 28 februari 2023 om 11.00 uur. Namens [eisers c.s.] is mr. Van der Mark verschenen. Omdat [vertegenwoordiger BV] digitaal niet verscheen, is dezelfde link tijdens de mondelinge behandeling nogmaals verzonden naar [emailadres 2] , [emailadres 3] en [emailadres 1] met het verzoek om in te loggen. Ook hebben mr. Van der Mark en de griffier gebeld naar het telefoonnummer van [vertegenwoordiger BV] dat in de huurovereenkomst is vermeld. Dit nummer bleek niet meer in gebruik. Daarnaast werd vastgesteld dat [vertegenwoordiger BV] noch telefonisch, noch per e-mail contact heeft gezocht met de rechtbank.
1.6.
Vervolgens is door de griffier geconstateerd dat de aan [gedaagde] verstuurde Teamslink niet werkte. Er is nogmaals een werkende Teamslink verzonden naar de drie hierboven genoemde e-mailadressen met het verzoek om in te loggen. Er is circa twintig minuten gewacht, maar [vertegenwoordiger BV] is niet digitaal verschenen en heeft zich ook niet per telefoon of e-mail gemeld bij de rechtbank. Er is niets meer van [gedaagde] vernomen.
1.7.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Waar gaat het over?

2.1.
[eisers c.s.] verhuurt met ingang van 18 december 2021 aan [gedaagde] de woning inclusief oprit, tuin, tuinberging en schuur aan de [adres] te [plaats] (hierna: het gehuurde). De kale huurprijs voor het gehuurde bedraagt in totaal € 4.500,00 per maand. Op 14 september 2022 is door de politie een groot aantal goederen aangetroffen in de door [gedaagde] gehuurde schuur dat gewoonlijk wordt gebruikt voor een hennepplantage. Daarbij is geconstateerd dat in de schuur op onrechtmatige wijze stroom is afgetapt. Volgens [eisers c.s.] gedraagt [gedaagde] zich hierdoor niet als goed huurder en handelt zij in strijd met de huurovereenkomst, meer in het bijzonder in strijd met de bestemming van het gehuurde, en met de algemene bepalingen die op de huurovereenkomst van toepassing zijn. Omdat de schuur een rol vervult bij strafbare voorbereidingshandelingen om de bedrijfsmatige teelt van hennep mogelijk te maken, heeft de gemeente de schuur gesloten van 9 december 2022 tot 9 maart 2023. [eisers c.s.] heeft vervolgens in haar brief van 23 december 2022 aan [gedaagde] de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en [gedaagde] gesommeerd om het gehuurde uiterlijk op 4 januari 2023 leeg en ontruimd op te leveren. Omdat [gedaagde] geen gehoor aan deze sommatie heeft gegeven, vordert [eisers c.s.] in deze procedure veroordeling van [gedaagde] om binnen zeven dagen na het vonnis het gehuurde te ontruimen, met machtiging van [eisers c.s.] om zonnodig de ontruiming zelf uit te voeren op kosten van [gedaagde] met behulp van de sterke arm van politie en justitie.
2.2.
Daarnaast betaalt [gedaagde] vanaf oktober 2022 geen huur meer. Op het moment van dagvaarden is er een achterstand in de betaling van de huur van € 22.500,00 (vijf maanden). Ook deze tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst rechtvaardigt volgens [gedaagde] toewijzing van de gevorderde ontruiming van het gehuurde. [gedaagde] vordert tevens veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de achterstand van € 22.500,00 en (vooruit)betaling van € 4.500,00 per maand met ingang van 1 maart 2023 tot de datum van ontruiming. [eisers c.s.] maakt ook aanspraak op de wettelijke (handels)rente en de buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met wettelijke rente, omdat [gedaagde] in verzuim is geraakt en [eisers c.s.] de vordering ter incasso uit handen heeft moeten geven aan haar gemachtigde. Tot slot vordert [eisers c.s.] veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten te vermeerderen met wettelijke rente en de nakosten.
2.3.
[gedaagde] heeft inhoudelijk geen verweer gevoerd.
Wat vindt de kantonrechter ervan?
2.4.
Uit het verloop van de procedure zoals beschreven onder punt 1.1 tot en met punt 1.7 blijkt dat [gedaagde] door middel van [vertegenwoordiger BV] wel in de procedure is verschenen, maar geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de stellingen van [eisers c.s.] Op basis van die stellingen wordt de gevorderde ontruiming van het gehuurde, de doorbetaling van de huurtermijnen tot de ontruiming en de betaling van de achterstallige huurtermijnen toegewezen. Hierna wordt toegelicht waarom dat zo is.
Spoedeisendheid
2.5.
In deze kort geding procedure wordt aan de kantonrechter gevraagd om een spoedmaatregel (voorlopige voorziening) te nemen. De kantonrechter moet beoordelen of het waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat óf de buitengerechtelijke ontbinding in stand blijft óf de huurovereenkomst wordt ontbonden. Als dat voldoende waarschijnlijk is en [eisers c.s.] een voldoende spoedeisend belang bij de gevorderde maatregel heeft, kan de door hem gevorderde maatregel, die vooruitloopt op de beslissing in de bodemprocedure, worden toegewezen.
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de spoedeisendheid van de zaak volgt uit de aard van de vordering.
Betalingsachterstand
2.7.
Betaling van de huur is een essentiële verplichting van de huurder. Met genoemde betalingsachterstand van vijf maanden is de tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen op grond van de huurovereenkomst gegeven. Gelet op de hoogte van de betalingsachterstand is het in voldoende mate waarschijnlijk dat ontbinding van de huurovereenkomst in een nog te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
Voorbereidingshandelingen voor drugshandel in het gehuurde
2.8.
Daarnaast heeft [gedaagde] niet weersproken dat zij in het gehuurde voorbereidingshandelingen heeft getroffen om de bedrijfsmatige teelt van hennep mogelijk te maken. Het treffen van voorbereidingshandelingen voor drugshandel is strafbaar gesteld in artikel 11a van de Opiumwet. Indien deze strafbare voorbereidingshandelingen in een woning, lokaal of bijbehorend erf plaatsvinden, kan de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet overgaan tot gedwongen sluiting daarvan. Dit besluit is ook ten aanzien van het gehuurde genomen voor de periode van 9 december 2023 tot 9 maart 2023. Of op grond van dit wetsartikel de huurovereenkomst ook buitengerechtelijk door [eisers c.s.] kon worden ontbonden is echter de vraag, omdat artikel 11b Opiumwet niet in artikel 7:231 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) wordt genoemd. Wel is het goed denkbaar dat het handelen door [gedaagde] in het gehuurde in strijd met de Opiumwet een extra grond voor de ontbinding van de huurovereenkomst oplevert in een eventuele bodemprocedure.
Ontruiming
2.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het aannemelijk is dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de huurovereenkomst met [gedaagde] zal worden ontbonden. Gelet op de aard en de ernst van de tekortkomingen is het naar het oordeel van de kantonrechter gerechtvaardigd op de te verwachten uitkomst van een eventuele bodemprocedure vooruit te lopen door de gevorderde ontruiming van het gehuurde in deze procedure toe te wijzen, binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis. De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat dit gelet op artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv overbodig is.
Door [gedaagde] aan [eisers c.s.] te betalen bedragen
2.10.
[gedaagde] heeft de door [eisers c.s.] gestelde betalingsachterstand van € 22.500,00 berekend tot en met februari 2023 niet betwist, zodat deze naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter toewijsbaar is.
2.11.
De vordering tot betaling van de lopende huurtermijnen van € 4.500,00 vanaf de maand maart 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming heeft plaatsgevonden, wordt ook toegewezen.
2.12.
Ook de gevorderde wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de achterstallige huurtermijnen wordt als onweersproken toegewezen vanaf de vervaldatum van de betreffende maand tot de dag van betaling. De wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW is niet toewijsbaar, omdat niet is gesteld of gebleken dat er sprake is van twee professionele partijen.
2.13.
[eisers c.s.] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. [eisers c.s.] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eisers c.s.] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt het gevorderde bedrag van € 955,00 toegewezen. [eisers c.s.] vordert ook de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten. Niet gesteld of gebleken is echter dat [eisers c.s.] deze kosten al daadwerkelijk aan zijn gemachtigde heeft betaald of met de betaling daarvan in verzuim verkeert en als zodanig vermogensschade heeft geleden. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom niet toegewezen.
Proceskosten
2.14.
is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisers c.s.] als volgt vastgesteld (waarbij rekening is gehouden met het feit dat [eisers c.s.] op twee adressen en twee keer heeft moeten dagvaarden en haar advocaat twee keer ter zitting is verschenen):
  • kosten van de dagvaarding € 515,60
  • griffierecht € 693,00
  • salaris gemachtigde € 793,50
Totaal € 2.002,10
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
2.15.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis de woning inclusief oprit, tuin, tuinberging en schuur aan [adres] te [plaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eisers c.s.] zijn, en de sleutels af te geven aan [eisers c.s.] ;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers c.s.] te betalen:
  • een bedrag van € 22.500,00 aan betalingsachterstand tot en met februari 2023;
  • een bedrag van € 4.500,00 per maand, bij vooruitbetaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers c.s.] te voldoen, voor iedere maand, een gedeelte van de maand voor een hele maand te rekenen, die [gedaagde] vanaf 1 maart 2023 tot de datum van ontruiming in het gehuurde verblijft;
  • de wettelijk rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de achterstallige huurtermijnen vanaf de respectievelijke vervaldata tot aan de dag van volledige voldoening;
  • een bedrag van € 955,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers c.s.] tot dit vonnis vastgesteld op € 2.002,10, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen met € 68,00 als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2023.