Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift van [verzoekster] , ter griffie ingekomen op 4 februari 2021;
- het verweer van [verweerder] , ter griffie ingekomen op 12 februari 2021;
- de brief met bijlagen van mr. De Groen, ter griffie ingekomen op 31 mei 2021;
- een mailbericht van [verzoekster] van 13 augustus 2021 met uitstelverzoek voor de geplande zitting van 17 augustus 2021;
- een mailbericht van mr. Six- van der Werf van 23 november 2021 met een verzoek tot verder uitstel en als bijlage een vonnis van de rechtbank Midden Nederland locatie Utrecht in incident d.d. 1 september 2021;
- de brief van [verzoekster] , ingekomen op 23 augustus 2022 met als bijlage het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 9 augustus 2022;
- de brief van mr. De Groen, ter griffie ingekomen op 18 januari 2023, met als bijlage een brief van 23 augustus 2022 van [verweerder] ;
- de brief van mr. De Groen, ingekomen op 19 januari 2023 met als bijlage een procesinleiding cassatieprocedure.
- [verzoekster] , bewindvoerder ten aanzien van het vruchtgebruik over de woning, verzoekster, hierna: [verzoekster] ,
- de heer [verweerder] , beschermingsbewindvoerder van [vruchtgebruikster] , vruchtgebruikster, verweerder, hierna: [verweerder] ,
- mr. H. de Groen, advocaat, gemachtigde van [verweerder] , hierna: De Groen,
- mevrouw [belanghebbende] , hoofdgerechtigde van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats 1] , belanghebbende, hierna: [belanghebbende] ,
- mr. J.H. Six- van der Werf, advocaat, gemachtigde van [belanghebbende] , hierna: Six- van der Werf,
- de heer [informant] , zoon van [vruchtgebruikster] , informant, hierna: [informant] .
2.De feiten
“in deze periode – naast (toezicht op) de zorg voor de woning – een beslissing te nemen over de woning. Als de bewindvoerder tot de conclusie komt dat maatregelen nodig zijn, moet de bewindvoerder dat in deze periode regelen. De bewindvoerder dient bij het uitvoeren van deze opdracht zich te baseren op de belangen van beide partijen. De stiefdochter heeft belang bij de waarde van de woning. Op het belang van de stiefmoeder is nog onvoldoende zicht. Aan het vruchtgebruik ligt een verzorgingsgedachte ten grondslag. Erflater heeft immers het levenslange recht van vruchtgebruik van zijn nalatenschap aan de stiefmoeder gelegateerd met de bedoeling haar verzorgd achter te laten. Ook nu zij de woning zelf niet meer bewoont, hoeft dat nog niet te betekenen dat zij geen belang meer heeft bij de woning. Zo heeft stiefmoeders advocaat geopperd dat het in haar belang is dat haar zoon in de buurt woont om haar vaak te bezoeken en haar praktisch te ondersteunen. Het is aan de bewindvoerder te beslissen of de stiefmoeder belang heeft bij de bewoning door de zoon en onder welke voorwaarden. Mocht de bewindvoerder concluderen tot verkoop van de woning en de verkoop in gang zetten, zal de opbrengst van de woning na verkoop onder het vruchtgebruik vallen. De rechtbank ziet nog geen aanleiding de bewindvoerder nu al een machtiging te verlenen tot verkoop van de woning.” [1]
dat [vruchtgebruikster] in ernstige mate tekortschiet in haar verplichtingen als vruchtgebruikster jegens [belanghebbende] door haar zoon de woning te laten bewonen, zodat de rechtbank terecht is overgegaan tot onderbewindstelling van het vruchtgebruik van de woning.“ [2]
3.Het verzoek en de onderbouwing
4.Het verweer van [verweerder]
5.Het standpunt van belanghebbende [belanghebbende] en informatie van [informant]
6.De beoordeling
“Ook nu zij (Ktr: lees [vruchtgebruikster] ) de woning zelf niet meer bewoont, hoeft dat nog niet te betekenen dat zij geen belang meer heeft bij de woning. Zo heeft stiefmoeders advocaat geopperd dat het in haar belang is dat haar zoon in de buurt woont om haar vaak te bezoeken en haar praktisch te ondersteunen.”De genoemde advocaat van [vruchtgebruikster] was De Groen, die nu [verweerder] bijstaat. [verweerder] heeft dit (bezoek en steun-) argument gekoppeld aan de woning omdat het volgens hem voor [informant] , die voordien woonde in Eindhoven, onmogelijk was om op korte termijn een woning in [woonplaats 1] te vinden gelet op de wachtlijsten. [verzoekster] heeft nu onweersproken gesteld dat er meerdere mogelijkheden zijn om een woning te huren in [woonplaats 1] . Bovendien heeft zij terecht gewezen op het feit dat inmiddels 4 jaar zijn verstreken sinds het moment dat [informant] de woning in gebruik heeft genomen. Door of namens [verweerder] zelf is nog opgemerkt dat [informant] geen financieel belang heeft bij de woning en een goed inkomen geniet. Met [verzoekster] is de kantonrechter van oordeel dat onder deze omstandigheden niet valt in te zien welk niet-financieel belang [vruchtgebruikster] heeft bij de woning. Zij heeft belang bij bezoek. [vruchtgebruikster] wordt volgens [informant] opgezocht door hem, haar zuster, door zijn broer en in mindere mate door haar nicht die in [plaats] woont. [informant] kan vanuit een andere woning in [woonplaats 1] (of nabije omgeving) [vruchtgebruikster] op dezelfde voet als nu bezoeken en ondersteunen. Hij heeft vier jaar tijd gehad om een andere woning te vinden. Nu de kantonrechter geen niet-financieel belang van [vruchtgebruikster] bij de woning ziet, kan zij hier verder in het midden laten of de verzorgingsgedachte van erflater niet verder reikt dan bewoning door vruchtgebruikster zelf, zoals [verzoekster] betoogt.