ECLI:NL:RBMNE:2023:1250

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
10376812
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in kort geding over loonvordering en reiskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 maart 2023 een verstekvonnis gewezen in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde] B.V. [Eiseres] vorderde betaling van haar loon en reiskostenvergoeding over de maand februari 2023, na niet-betaling door [gedaagde]. De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 17 maart 2023, waarbij [eiseres] aanwezig was, maar [gedaagde] niet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] op de hoogte was van de procedure, maar om medische en financiële redenen niet kon verschijnen. De kantonrechter verleende verstek aan [gedaagde] en beoordeelde de spoedeisendheid van de zaak als gegeven.

De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] recht had op haar loon en reiskostenvergoeding, aangezien [gedaagde] in verzuim was. De vordering van [eiseres] werd toegewezen, inclusief de wettelijke verhoging en rente. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die op € 747,42 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10376812 UV EXPL 23-60 SV/40160
Kort geding verstekvonnis van 24 maart 2023
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. N. Talhaoui,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
statutair gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
vertegenwoordigd door: [middelijk bestuurder] , middellijk bestuurder, niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met productie 1 en 2
  • de brief van 14 maart 2023 van [eiseres] met productie 3
  • de mondelinge behandeling op 17 maart 2023
  • de verstekverlening tegen de niet verschenen gedaagde.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 17 maart 2023 plaatsgevonden. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. Talhaoui. Namens [gedaagde] is niemand verschenen. Van wat op de zitting is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vordering

2.1.
[eiseres] vordert, na wijziging van eis, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis:
an [eiseres] te voldoen het verschuldigde salaris over de maand februari 2023 gelijk aan het netto-equivalent van € 1.280,80 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50 procent, dan wel een percentage door de kantonrechter in goede justitie te bepalen;
aan [eiseres] te voldoen de verschuldigde reiskostenvergoeding over de maand februari 2023, gelijk aan een bedrag van € 244,06 netto;
tot betaling aan [eiseres] van de wettelijke rente over de onder a en b genoemde kosten vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag van algehele voldoening;
in de proceskosten, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
2.2.
Ter onderbouwing van haar vordering heeft [eiseres] het volgende ten grondslag gelegd.
2.3.
[eiseres] is vanaf 1 oktober 2020 in dienst bij [gedaagde] in de functie van ‘Algemeen medewerkster’. De werkzaamheden werden verricht in [vestigingsplaats 2] . Het laatst verdiende loon bedraagt € 1.280,80 bruto per maand. Daarnaast ontvangt [eiseres] elke maand een reiskostenvergoeding van € 244,06 netto. [eiseres] heeft het loon en de reiskostenvergoeding over de maand februari 2023 tot op heden niet ontvangen. Ook na een sommatie op 1 maart 2023 is dit niet voldaan. [gedaagde] is daarom van rechtswege in verzuim. Volgens [eiseres] heeft zij een spoedeisend belang bij de door haar gevraagde voorlopige voorziening, omdat zij haar loon nodig heeft om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Daarnaast meent [eiseres] dat zij in een bodemprocedure een gerede kans heeft dat haar vorderingen worden toegewezen, zodat zij recht en belang heeft bij het instellen van de vordering.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] niet is verschenen. Uit de overgelegde dagvaarding blijkt dat deze is betekend aan het adres in [vestigingsplaats 1] waar [gedaagde] statutair is gevestigd. Eerdere correspondentie van de gemachtigde van [eiseres] was gericht aan de vestiging van [gedaagde] in [vestigingsplaats 2] . Voor het geval de betekening van de dagvaarding aan een kennelijk geheim adres niet juist mocht zijn en de oproeping [gedaagde] daardoor niet tijdig heeft bereikt, heeft de kantonrechter tijdens de zitting telefonisch contact opgenomen met mevrouw [middelijk bestuurder] van [gedaagde] . Zij heeft de kantonrechter tijdens dit telefoongesprek meegedeeld dat zij om medische redenen niet kan verschijnen en dat zij vanwege haar (financiële) situatie het loon niet meer kan betalen. [gedaagde] overweegt daarom om haar faillissement aan te vragen. Uit deze toelichting namens [gedaagde] blijkt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende dat [gedaagde] bekend was met de procedure en dat de reden van [gedaagde] om in deze procedure niet te verschijnen niet het gevolg is van de dagvaarding en de datum en tijd waarop de mondelinge behandeling zou plaatsvinden. Bij de dagvaarding zijn ook de overige bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat de kantonrechter aan [gedaagde] verstek verleent.
3.2.
De spoedeisendheid van de zaak is gegeven met de aard van de vordering.
3.3.
Voor toewijzing van de voorlopige voorziening zoals door [eiseres] wordt gevorderd, moet het in hoge mate waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
3.4.
Op basis van de door [eiseres] overgelegde stukken en omdat er geen verweer is gevoerd, wordt in rechte uitgegaan van de juistheid van de stellingen van [eiseres] . Dit betekent dat de kantonrechter ervan uitgaat dat [eiseres] haar loon en de reiskostenvergoeding over de maand februari 2023 niet uitbetaald heeft gekregen, terwijl ze daar wel recht op had. Nu [gedaagde] niet tijdig aan haar loonbetalingsverplichtingen heeft voldaan is zij bovendien de wettelijke verhoging en de wettelijke rente verschuldigd.
3.5.
Nu geen verweer wordt gevoerd en de vordering de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, wordt het gevorderde toegewezen.
3.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 132,42
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde €
529,00(tarief kanton kort geding verstek)
Totaal € 747,42
3.7.
De gevorderde nakosten en de wettelijke rente daarover worden toegewezen op de hierna te bepalen wijze.

4.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen het salaris over februari 2023, ter hoogte van het netto-equivalent van € 1.280,80 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% op grond van artikel 7:625 BW, en de wettelijke rente daarover vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen de reiskostenvergoeding over de maand februari 2023, een bedrag van € 244,06 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 747,42, waarin begrepen € 529,00 aan salaris gemachtigde;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2023.