Uitspraak
1.De procedure
2.De beoordeling
160,00(2 punten x tarief € 80,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over een huurovereenkomst. [eiseres] heeft [gedaagde] gedagvaard, omdat zij van mening was dat de opzegtermijn van twee maanden in de huurovereenkomst nietig was, omdat dit een oneerlijk beding zou zijn. De huurovereenkomst was aangegaan voor onbepaalde tijd en [eiseres] had de overeenkomst opgezegd per 7 oktober 2022, maar [gedaagde] was het hier niet mee eens en stelde dat de overeenkomst pas per eind oktober 2022 was geëindigd.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de opzegtermijn van twee maanden nietig is op grond van artikel 7:271 lid 7 BW, omdat deze langer is dan de contractuele betaaltermijn van één maand. De rechter heeft vastgesteld dat het opzegtermijnbeding een oneerlijk beding is in de zin van Richtlijn 93/13, omdat het een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen partijen veroorzaakt. Hierdoor kon [eiseres] de huurovereenkomst per direct opzeggen.
Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat [gedaagde] de waarborgsom van € 1.098,08 aan [eiseres] moet terugbetalen, omdat hij dit bedrag ten onrechte had verrekend met de huur voor september 2022. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van [eiseres] toegewezen en de gevorderde buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat [gedaagde] nog niet in verzuim verkeerde op het moment van dagvaarden. De uitspraak benadrukt de bescherming van consumenten tegen oneerlijke contractuele bedingen in huurovereenkomsten.