In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, heeft eiseres, een bedrijf dat zich bezighoudt met [specifieke activiteiten], een vordering ingesteld tegen gedaagden, die samen een vennootschap onder firma vormen en handelen in auto’s. De vordering betreft een bedrag van € 1.130,50, vermeerderd met rente en kosten, als gevolg van een geschil over de kosten van vervanging van een boordcomputer taxi (BCT) die defect zou zijn geraakt na werkzaamheden aan een voorruit door gedaagde sub 1.
De procedure omvatte een dagvaarding, conclusies van antwoord, repliek en dupliek. Eiseres stelde dat gedaagde sub 1 de voorruit van een auto had vervangen en dat deze werkzaamheden leidden tot lekkage, waardoor de BCT beschadigd raakte. Eiseres claimde dat gedaagde sub 1 herhaaldelijk had toegezegd de kosten van vervanging van de BCT te vergoeden. Gedaagden betwistten echter de stellingen van eiseres en voerden aan dat er geen akkoord was over de kosten van de BCT.
De kantonrechter oordeelde dat eiseres haar vordering onvoldoende had onderbouwd en niet had voldaan aan haar stelplicht. De rechter concludeerde dat er geen bewijs was voor een overeenkomst tot betaling van de kosten van de BCT en dat eiseres niet had aangetoond dat de schade aan de BCT het gevolg was van de werkzaamheden van gedaagde sub 1. Daarom werd de vordering van eiseres afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden op nihil werden vastgesteld, aangezien zij niet door een gemachtigde waren bijgestaan.
Dit vonnis is uitgesproken op 22 februari 2023 door mr. D.M. Staal.