Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De overwegingen van de kantonrechter
2.De beslissing
“Uitvoerbaar bij voorraad?”in zijn geheel komen te vervallen;
Rechtbank Midden-Nederland
In de onderhavige zaak heeft de kantonrechter op 8 februari 2023 een beschikking gegeven in een civiele procedure tussen een verzoeker en een verwerende partij. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F.B. van Batenburg, had een verzoek ingediend bij de kantonrechter. Na de uitspraak op 8 februari 2023 heeft mr. Van Batenburg de kantonrechter erop gewezen dat in de beschikking ten onrechte was opgenomen dat de verzoeker om een uitvoerbaar bij voorraadverklaring had gevraagd. Dit leidde tot een verzoek om rectificatie, dat aanvankelijk werd ingediend maar later door de verzoeker werd ingetrokken.
De kantonrechter heeft vervolgens besloten om ambtshalve tot rectificatie over te gaan en heeft partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunt hierover kenbaar te maken. Beide partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde rectificatie. De kantonrechter heeft op basis van artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geoordeeld dat de beschikking diende te worden gerectificeerd.
In de rectificatie is vastgesteld dat de tekst in rechtsoverweging 3.1 van de beschikking van 8 februari 2023 moet worden aangepast. De oorspronkelijke tekst, waarin stond dat de verzoeker vroeg om een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, is gewijzigd naar een verzoek om een beschikking zonder de toevoeging van 'uitvoerbaar bij voorraad'. Daarnaast is bepaald dat bepaalde passages in de beschikking komen te vervallen. De verbeteringen en de datum van deze uitspraak worden vermeld op de minuut van de eerdere beschikking. De rectificatie is openbaar uitgesproken op 8 maart 2023 door de kantonrechter.