ECLI:NL:RBMNE:2023:121

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
UTR 22/3405
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de duidelijkheid van het parkeerregime

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. Eiseres had beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die op 25 juni 2022 het bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting ongegrond had verklaard. De naheffingsaanslag was opgelegd op 15 maart 2022, omdat eiseres haar auto had geparkeerd op een gefiscaliseerde parkeerplaats zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. Eiseres stelde dat zij niet op de hoogte was van het geldende parkeerregime en verwees naar informatie uit een nieuwsbericht uit 2020.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 2 maart 2022 om 10:56 uur haar auto had geparkeerd aan de [laan] in Utrecht, een plek die in het aanwijzingsbesluit van de gemeente Utrecht als betaald parkeerplek was aangewezen. Eiseres voerde aan dat zij niet wist dat op de [laan] betaald parkeren gold, maar de rechtbank oordeelde dat van een parkeerder verwacht mag worden dat hij of zij zich ter plaatse op de hoogte stelt van het geldende parkeerregime. Eiseres had in de tussentijd de website van de gemeente kunnen controleren, waar duidelijk was aangegeven dat de [laan] een betaald parkeerzone is.

De rechtbank concludeerde dat eiseres er niet zonder meer van uit had mogen gaan dat er geen betaald parkeren gold op de [laan], vooral gezien het feit dat er parkeerautomaten aanwezig waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3405
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 januari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht(de heffingsambtenaar )
(gemachtigde: B. Boersma).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 25 juni 2022.
De heffingsambtenaar heeft aan eiser op 15 maart 2022 een naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] opgelegd van € 69,72 wegens het parkeren met auto, merk Skoda kenteken [kenteken] , op een zogenaamde gefiscaliseerde parkeerplaats, zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2023 op zitting behandeld door middel van een Teams-beeldverbinding. Eiseres is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Aan de zitting hebben deelgenomen: gemachtigde van de heffingsambtenaar.
De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Feiten

1. De auto van eiseres stond op 2 maart 2022 om 10:56 uur geparkeerd aan de [laan] in Utrecht.
2. In geschil is of de heffingsambtenaar de door hem gestelde wijze het ter plaatse geldende parkeerregime voldoende duidelijk heeft aangegeven.

Beoordeling door de rechtbank

3. Tussen partijen staat niet ter discussie dat eiseres haar auto op 2 maart 2022 om 10:56 uur geparkeerd stond aan de [laan] in Utrecht. Het staat ook niet ter discussie dat deze plek in het aanwijzingsbesluit ‘parkeerapparatuurplaatsen’ van de gemeente Utrecht is aangewezen als een betaald parkeerplek.
4. Eiseres voert aan dat zij niet wist dat op de [laan] betaald parkeren gold.
Het is vaste rechtspraak dat van een parkeerder mag worden verwacht dat hij of zij zich ter plaatse op de hoogte stelt van het geldende parkeerregime. Eiseres heeft dat gedaan. Zij parkeert sinds april 2020 regelmatig in de [laan] als zij bij haar ouders is als mantelzorger en toen er plannen waren om in de wijk [wijk] betaald parkeren in te voeren heeft zij uitgezocht of de [laan] ook een betaald parkeerzone zou worden. Op basis van informatie van de gemeente Utrecht kwam zij tot de conclusie dat dit niet het geval was. Om dit te onderbouwen heeft eiseres een screenshot van de site van de gemeente Utrecht ingebracht. Hierop staat: ‘Gebied betaald parkeren [wijk] ’, met een opsomming van een aantal straten in die wijk en een kaartje van de wijk [wijk] . Eiseres heeft ook een kaart van de wijk [wijk] overgelegd waarop de straten die op de site van de gemeente Utrecht als betaald parkeren worden genoemd zijn omcirkeld. Te zien is dat een klein gebied in de wijk, waaronder de [laan] , niet omcirkeld is. Eiseres heeft hieruit afgeleid dat de [laan] geen betaald parkeerzone is.
5. De heffingsambtenaar heeft op de zitting toegelicht dat de informatie waar eiseres naar verwijst een nieuwsbericht is uit 2020, toen het betaald parkeren werd ingevoerd. Het was in eerste instantie de bedoeling dat een gedeelte van de wijk [wijk] , waaronder de [laan] , geen betaald parkeergebied zou worden. Uiteindelijk is toch besloten om dat gebied per 1 april 2020 een betaald parkeerzone te maken. Op de zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat op de site van de gemeente Utrecht een parkeerplattegrond staat, waarop te zien is dat voor de [laan] betaald parkeren geldt. Gelet hierop had eiseres er op 2 maart 2022 – twee jaar na invoering van het betaald parkeren – er niet zonder meer van uit mogen gaan dat op de [laan] geen betaald parkeerplekken zijn. Zij had in de tussentijd de site van de gemeente kunnen controleren en dan had zij kunnen zien dat ook de [laan] een betaald parkeerzone is. Dat geldt al helemaal nu op de plattegrond te zien is dat in het gebied dat eerder is aangewezen als niet betaald parkeren, parkeerautomaten staan. Dat had in ieder geval aanleiding moeten zijn om nog eens na te gaan hoe de parkeersituatie daar was.
6. Gelet op het bovenstaande is het beroep ongegrond. Voor een vergoeding van de proceskosten bestaat geen aanleiding.
7. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van I. Zallali, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.