ECLI:NL:RBMNE:2023:1200
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de hoogte van de WOZ-waarde van een woning
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 14 maart 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de WOZ-waarde van haar woning beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente, waarin de WOZ-waarde van haar woning op € 563.000 is vastgesteld voor het kalenderjaar 2020, met als waardepeildatum 1 januari 2019. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard, waarop eiseres in beroep is gegaan.
Tijdens de digitale zitting op 30 november 2022 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelt dat de vastgestelde waarde te hoog is en niet hoger kan zijn dan € 527.000. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de waarde een taxatiematrix overgelegd, waarin de woning van eiseres wordt vergeleken met vier referentiewoningen. De rechtbank oordeelt echter dat de heffingsambtenaar niet voldoende heeft aangetoond dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank wijst op de lange tijdsverloop van de referentiewoningen ten opzichte van de waardepeildatum en de gebrekkige onderbouwing van de waardeontwikkeling.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de waarde schattenderwijs moet worden vastgesteld op € 550.000. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden uitspraak en bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 49,- aan eiseres moet vergoeden, evenals de proceskosten van € 2.266,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.