ECLI:NL:RBMNE:2023:1191
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-aanslag en vergoeding griffierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 10 december 2021. Eiser ontving voor het jaar 2021 een aanslag voor de onroerendezaakbelasting (OZB) voor zijn woning, waarvan de waarde door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 793.000,- per 1 januari 2020. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 756.000,-, maar eiser ging hiertegen in beroep, stellende dat de waarde te hoog was vastgesteld en bepleit een lagere waarde van € 655.000,-. De rechtbank heeft het beroep behandeld tijdens een online zitting, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De heffingsambtenaar had referentiewoningen gekozen die vergelijkbaar waren met de woning van eiser, ondanks dat deze wat verder weg lagen. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning in lijn lag met de waarde per vierkante meter van de referentiewoningen. Eiser's argumenten over de stijging van de WOZ-waarde en het gelijkheidsbeginsel werden door de rechtbank verworpen, omdat de vergelijking met andere woningen niet opging door de verschillen in type woningen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar droeg de heffingsambtenaar op om het griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden, omdat de waardevermindering in de uitspraak op bezwaar niet duidelijk was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. K. de Meulder, in aanwezigheid van griffier I. Zallali, en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.