ECLI:NL:RBMNE:2023:1190

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22/3664
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van de heffingsambtenaar inzake proceskostenvergoeding en WOZ-waarde

Op 7 maart 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde J.P. Kasius, en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap, vertegenwoordigd door W. Vos. De zaak betreft een beroep tegen de beslissing van de heffingsambtenaar die op 28 februari 2022 de waarde van twee onroerende zaken voor het belastingjaar 2022 had vastgesteld en een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) had opgelegd. Eiser maakte bezwaar tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond in de uitspraak op bezwaar van 13 juni 2022. Na het indienen van beroep heeft de heffingsambtenaar de aanslag vernietigd en aangeboden het betaalde griffierecht te vergoeden.

Tijdens de zitting op 7 maart 2023, die online plaatsvond via MsTeams, werd het beroep behandeld. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar geen proceskostenvergoeding hoefde toe te kennen, omdat eiser het bezwaar en beroep zelf had ingediend. Eiser stelde dat er wel sprake was van rechtsbijstand door zijn gemachtigde, maar de rechtbank concludeerde dat niet was aangetoond dat de gemachtigde beroepsmatig rechtsbijstand verleende. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht geen proceskostenvergoeding had toegekend, maar dat hij wel het betaalde griffierecht aan eiser moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van griffier I. Zallali.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3664

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

7 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: J.P. Kasius)
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente], de heffingsambtenaar
(gemachtigde: W. Vos).

Inleiding

In de beschikking van 28 februari 2022 heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van twee onroerende zaken voor het belastingjaar 2022 vastgesteld en een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) opgelegd.
Eiser heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 13 juni 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Na het instellen van beroep heeft de heffingsambtenaar met de brief van 13 december 2022 vastgesteld dat er sprake is van een onjuiste afbakening. De heffingsambtenaar heeft de aanslag alsnog vernietigd en heeft toegezegd het betaalde griffierecht te zullen vergoeden.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2023 online op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, eiser en zijn echtgenote [echtgenote] en de gemachtigde van de heffingsambtenaar. Partijen hebben aan de zitting deelgenomen via MsTeams.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden.
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.

Het geschil

2. In geschil is slechts of de heffingsambtenaar in bezwaar en beroep de proceskostenvergoeding moet toekennen. De heffingsambtenaar ziet geen reden om proceskostenvergoeding toe te kennen, omdat eiser het bezwaar- en beroepschrift zelf heeft ingediend.

Beoordeling van de zaak

3. Eiser stelt dat er wel sprake is van een proceskostenvergoeding, omdat er sprake is van een door een derde verleende rechtsbijstand. Het beroep en bezwaar zijn weliswaar door eiser zelf ingediend, maar eiser heeft informatie ingewonnen van zijn gemachtigde en de gemachtigde heeft stukken opgesteld voor eiser om te versturen. Om deze redenen is er sprake van een door een derde verleende rechtsbijstand.
4. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van eiser voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. De rechtbank stelt vast dat eiser in het bezwaarschrift niet heeft verzocht om een vergoeding van de kosten.
5. Eiser heeft in het beroepschrift wel verzocht om de vergoeding van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank is van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat de gemachtigde van eiser een proceshandeling heeft verricht voor het indienen van het beroep. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat de gemachtigde in het algemeen rechtsbijstand verleent op een beroepsmatige basis. Op de zitting heeft hij toegelicht dat hij vanuit zijn achtergrond als belastingadviseur werkt en dat dit de eerste keer is dat hij mensen helpt met het controleren van hun WOZ-waarde.
6. De rechtbank oordeelt verder dat de aanslag voor de zitting is vernietigd en dat de heffingsambtenaar heeft toegezegd het betaalde griffierecht te vergoeden. Dat de gemachtigde van eiser aanwezig was tijdens de zitting, is voor de rechtbank geen aanleiding om voor die proceshandeling een vergoeding toe te kennen. Als de gemachtigde van eiser en eiser hadden ingestemd met het voorstel van de heffingsambtenaar was de proceshandeling van de zitting immers niet nodig geweest.
7. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de heffingsambtenaar terecht geen proceskostenvergoeding heeft toegekend. De rechtbank bepaalt wel dat de heffingsambtenaar aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt, in overeenstemming met het aanbod van de heffingsambtenaar.
8. Op de zitting is gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2023 door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van I. Zallali, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit proces-verbaal is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.