Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
1.De procedure
2.De feiten
Onderhuur
3.Het geschil en de beoordeling daarvan
de vorderingen van [eisers] en de onderbouwing daarvan
793,--
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eisers, die de verhuurders zijn van een bedrijfsruimte, en gedaagde, de huurder. De eisers hebben gedaagde aangeklaagd wegens huurachterstand en het niet naleven van de huurovereenkomst. Gedaagde huurt sinds 1 maart 2013 een bedrijfsruimte voor € 1.875,-- per maand, maar heeft sinds mei 2021 een huurachterstand opgebouwd van € 17.865,-- tot en met februari 2023. Daarnaast heeft gedaagde zijn onderneming sinds mei 2022 gestaakt en het gehuurde niet als winkel gebruikt, wat in strijd is met de huurovereenkomst. Eisers hebben gedaagde bij brief van 7 december 2022 in gebreke gesteld, maar gedaagde heeft niet voldaan aan de sommatie om de huur te betalen en de exploitatie van zijn onderneming te hervatten.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eisers toewijsbaar zijn. Gedaagde is veroordeeld tot ontruiming van de bedrijfsruimte binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, en tot betaling van de achterstallige huur van € 19.740,--, contractuele boetes van € 27.800,-- en buitengerechtelijke incassokosten van € 1.153,92. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet kan opschorten met de huurbetalingen op basis van het verzoek om toestemming voor de overname van zijn bedrijf door een derde, aangezien eisers daar niet toe verplicht zijn. De vordering tot ontruiming is gerechtvaardigd gezien de huurachterstand van meer dan negen maanden, wat voldoende grond biedt voor ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft de gevorderde dwangsom afgewezen, omdat het niet aannemelijk is dat gedaagde deze kan betalen, en de machtiging voor zelfuitvoering van de ontruiming is ook afgewezen, omdat deze al voortvloeit uit de wet.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van huurders onder de huurovereenkomst en de gevolgen van het niet nakomen daarvan, evenals de mogelijkheden voor verhuurders om juridische stappen te ondernemen bij huurachterstand.