ECLI:NL:RBMNE:2023:1137

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22/4376
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een chemisch analist na een verkeersongeval

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een chemisch analist, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres na een verkeersongeval op 6 februari 2019. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd en het Uwv had haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 61,14%. Eiseres was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat zij meer beperkt was dan het Uwv had aangenomen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 februari 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het Uwv.

De rechtbank heeft beoordeeld of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht op 61,14% heeft vastgesteld. Hierbij heeft de rechtbank gekeken naar de medische rapporten van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen. Eiseres voerde aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet voldoende rekening had gehouden met haar klachten en beperkingen. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en geen tegenstrijdigheden vertoonden. Eiseres had niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om aan te tonen dat de beoordeling van het Uwv onjuist was.

De rechtbank concludeerde dat de FML (functionele mogelijkhedenlijst) van 14 juni 2022, die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep was opgesteld, als uitgangspunt moest dienen voor de arbeidskundige beoordeling. De rechtbank oordeelde dat de drie voorbeeldfuncties die het Uwv had geselecteerd, passend waren en dat eiseres in staat was om circa 39% van haar oude inkomen te verdienen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekende dat zij geen recht had op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4376

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Overwater),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: M. van Mourik).

Inleiding

1. Eiseres werkte als chemisch analist bij [bedrijf] B.V. voor gemiddeld 31,72 uur per week. Op 6 februari 2019 is eiseres betrokken geweest bij een verkeersongeval en vanaf dat moment heeft zij zich ziek moeten melden. Op 3 februari 2021 heeft eiseres de wachttijd van 104 weken doorlopen en een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Om in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering moet iemand minimaal 35% arbeidsongeschikt zijn. Eiseres werd door het Uwv 80 tot 100% arbeidsongeschikt geacht en heeft aan haar vanaf 3 februari 2021 een WIA-uitkering toegekend.
1.1.
Het Uwv heeft een expertiserapport opgevraagd bij Wettstein & Peterse Expertise (WPEX). WPEX heeft een gecombineerd psychiatrisch verzekeringsgeneeskundig onderzoek en een neuropsychologisch onderzoek uitgevoerd. Met een rapport van
4 oktober 2021 heeft de verzekeringsarts van het Uwv de klachten en aandoeningen van eiseres vertaald naar arbeidsbeperkingen. Hij heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft op grond hiervan geconcludeerd dat eiseres haar oude vak van chemisch analist niet meer kan uitoefenen. Vervolgens heeft hij het maatmaninkomen van eiseres vastgesteld (het inkomen dat eiseres had voordat zij ziek werd), en drie voorbeeldfuncties geselecteerd die eiseres volgens hem wél kan doen. Op basis van die drie passende voorbeeldfuncties achtte het Uwv eiseres 61,36 % arbeidsongeschikt. Dit heeft het Uwv met het besluit van 19 oktober 2021 beslist.
1.2.
Eiseres is het niet eens met dit besluit en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidskundige bezwaar en beroep van het Uwv hebben heronderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft meer beperkingen aangenomen dan de eerste verzekeringsarts had gedaan. Op 14 juni 2022 heeft zij daarom een nieuwe FML vastgesteld. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is één van de drie voorbeeldfuncties die door de eerste arbeidsdeskundige was geselecteerd hierdoor niet meer geschikt. Zij heeft hiervoor een alternatieve voorbeeldfunctie geselecteerd. Door het middelste uurloon van de drie voorbeeldfuncties te vergelijken met het maatmaninkomen van eiseres, heeft zij vervolgens het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres opnieuw berekend. De uitkomst van deze berekening is dat eiseres 61,14% arbeidsongeschikt wordt geacht. In het besluit van 18 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en eiseres met ingang van
14 oktober 2021 61,14% arbeidsongeschikt geacht.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, omdat zij vindt dat zij meer beperkt is in haar mogelijkheden dan door het Uwv is aangenomen. Zij heeft bij haar beroep een advies van 20 september 2022 en een reactie op de FML van 14 juni 2022 van de arts-medisch adviseur M.G.M. Swinkels (Swinkels) overgelegd. Ook heeft zij een rapportage arbeidskundig onderzoek van de arbeidsdeskundige A. Smeets-Pauw (Smeets-Pauw) van 10 januari 2023 overgelegd. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een brief van 3 februari 2023 met als bijlage een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 2 februari 2023 en een brief van 14 februari 2023 met als bijlage een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 9 februari 2023.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 21 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

Het geschil
2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit, omdat zij vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet voldoende rekening heeft gehouden met alle klachten en beperkingen die zij heeft. Ook voert zij aan dat haar belastbaarheid met de drie voorbeeldfuncties wordt overschreden. Het Uwv vindt dat hij de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres juist heeft vastgesteld.
Het toetsingskader
3. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht heeft vastgesteld op 61,14%. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op
14 oktober 2021.
4. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
De rapporten en de besluiten die daarop zijn gebaseerd, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiseres zichzelf voelt zónder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Is de medische beoordeling onjuist?
5. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is, omdat de vertaalslag van haar klachten en aandoeningen naar de beperkingen in de FML van 14 juni 2022 niet juist is. Eiseres verwijst hierbij naar het advies van Swinkels.
6. De rechtbank stelt vast dat tussen de Swinkels en de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen verschil van mening bestaat over de klachten en aandoeningen van eiseres op
14 juni 2022. Beide artsen hebben hetzelfde dossier bestudeerd. Tussen de twee artsen bestaat wel verschil van mening over hoe deze klachten en aandoeningen vertaald moeten worden naar beperkingen.
6.1.
Swinkels schrijft in haar reactie op de FML van 14 juni 2022 dat eiseres ook beperkt is op de volgende dynamische handelingen: werken met een toetsenbord en/of muis, schroefbewegingen met hand en arm, frequent reiken, duwen en trekken, tillen tijdens het werk, dragen tijdens het werk en klimmen en de volgende statische houdingen: boven schouderhoogte actief zijn en het hoofd in een bepaalde stand houden. Ook acht zij eiseres beperkt in persoonlijk functioneren voor wat betreft het vasthouden van aandacht in het dagelijks functioneren, herinneren in het dagelijks functioneren en handelingstempo. De door de verzekeringsarts aangenomen specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren vindt zij van toepassing voor alle activiteiten en niet alleen voor cognitieve, complexere of denktaken. Verder acht zij eiseres beperkt voor lezen, omdat eiseres een prismabril draagt en na circa een half uur lezen wazig zicht krijgt. Ten slotte vindt zij dat een verdergaande urenbeperking aangenomen moet worden.
6.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft met een rapport van
2 februari 2023 op het beroep van eiseres gereageerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep schrijft in dit rapport dat om de geclaimde problematiek van eiseres zoveel mogelijk te objectiveren voorafgaand aan het besluit van 19 oktober 2021 door de verzekeringsarts een uitgebreide expertise is aangevraagd. In de bezwaarfase heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zelf bij eiseres een uitgebreid verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht, waarbij zij eiseres lichamelijk heeft onderzocht. Zij heeft bij haar onderzoek het ‘VG protocol Whiplash associated disorder I/II (WAD)’, waarnaar Swinkels verwijst, gevolgd. Bij het onderzoek werd door de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij eiseres alleen een hypertonie van de musculatuur geobjectiveerd en een abductie en anteflexie beperking. Bij spierproblematiek luidt het devies om te activeren en te blijven bewegen. Bij de afwezigheid van pathologie is er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om te stellen dat bewegen mogelijk schadelijk is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft nekbeperkingen aangenomen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is van andere beperkingen op het vlak van dynamische handelingen en statische houdingen bij eiseres geen sprake. Eiseres kon verder bij het onderzoek langdurig achtereen, chronologisch een logisch verhaal vertellen, waarbij ze geen dingen vergat en waarbij details overeen kwamen met de eerdere keren dat zij haar verhaal had verteld. Dit sluit volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep een beperking ten aanzien van concentreren van de aandacht en herinnering uit. Dit maakt ook dat er geen duidelijke grond is om te stellen dat eiseres zich cognitief maar een korte tijd kan inspannen. Ook werd door de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen grond gezien voor een beperking ten aanzien van handelingstempo. De verzekeringsarts bezwaar en beroep erkent dat eiseres ernstig vermoeid is. Daarom heeft zij conform de ‘standaard Duurbelasting in Arbeid’ een forse duurbeperking aangenomen. Op de zitting heeft het Uwv toegelicht dat van een beperking op het gebied van lezen alleen sprake is als iemand bijvoorbeeld door ernstig hersenletsel of een ernstige mate van dyslexie in het geheel niet in staat is om te lezen. Eiseres heeft op de zitting erkend dat hiervan in haar geval geen sprake is. Zij ondervindt weliswaar beperkingen bij het lezen, maar kan het een beperkte tijd achter elkaar en met inachtneming van bepaalde maatregelen wel.
7. De rechtbank kent aan de vertaalslag die de verzekeringsarts bezwaar en beroep van de klachten en aandoeningen van eiseres heeft gemaakt naar beperkingen meer waarde toe dan aan de beoordeling door Swinkels. Dit doet zij, omdat Swinkels weliswaar een arts is, maar niet is opgeleid tot verzekeringsarts. Het is de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om klachten en aandoeningen te vertalen naar beperkingen. Daarnaast heeft eiseres op de zitting toegelicht dat Swinkels haar, in tegenstelling tot de verzekeringsarts bezwaar en beroep, niet zelf heeft onderzocht. Swinkels heeft alleen het dossier van eiseres bestudeerd. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende overtuigend uitgelegd waarom de beperkingen die volgens Swinkels aangenomen moeten worden niet aan de orde zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres daarom met het rapport van Swinkels niet aannemelijk gemaakt dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is.
8. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat er van uit moet worden gegaan dat de beperkingen zoals deze zijn opgenomen in de FML van 14 juni 2022 juist zijn.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
9. Gelet op de conclusie hiervoor dat de medische boordeling en dus ook de FML van 14 juni 2022 juist is, vormt deze FML het uitgangspunt bij de arbeidskundige beoordeling. Volgens eiseres wordt haar belastbaarheid in de selecteerde functies ook overschreden als wordt uitgegaan van de juistheid van de FML. Zij verwijst daarvoor naar het rapport van Smeets-Pauw.
10. Over de functie assemblage elektrotechnische producten (SBC-code 267041) voert eiseres aan dat deze niet geschikt is, omdat zij bij deze functie mogelijk meer moet staan dan passend is gelet op haar beperkingen. Op de zitting heeft eiseres in aanvulling op het rapport van Smeets-Pauw toegelicht dat zij niet kleurenblind is en dat op dit punt dus geen sprake is van een overschrijding van haar beperkingen in deze functie.
10.1.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft met een rapport van
9 februari 2023 op het beroep van eiseres gereageerd. Er is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen beperking vastgesteld ten aanzien van staan tijdens het werk. Dit betekent volgens de arbeidskundige bezwaar en beroep dat eiseres gedurende het merendeel van de werkdag kan staan. Ook in de functie Assembly Worker A met functienummer 3532.0230.032 komt staan niet langer dan een half uur aaneen voor. Uit de functiebelasting bij deze functie blijkt dat ieder uur drie maal een minuut wordt gelopen en dat een werknemer naar eigen keuze de heftafel op de gewenste hoogte kan brengen om het werk staand of zittend uit te voeren. De rechtbank is met de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van oordeel dat bij deze functie geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid van eiseres.
11. De functie huishoudelijk medewerker (SBC-code 372060) is volgens eiseres niet geschikt omdat daarbij een beroep wordt gedaan op diverse denktaken. Zij moet gesprekken voeren met bewoners en daarbij bijzonderheden in gedrag signaleren en deze vervolgens bij de zorgmedewerkers melden. Dit leidt volgens eiseres ook tot storingen en onderbrekingen bij haar werk. Deze storingen en onderbrekingen zijn er ook doordat zij huishoudelijke en technische gebreken moet doorgeven aan het hoofd van de afdeling.
11.1.
De rechtbank stelt vast de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres alleen bij het uitvoeren van complexere of denktaken voor het persoonlijk functioneren beperkt heeft geacht. Bij die taken is eiseres aangewezen op een werkomgeving zonder substantiële auditieve- en visuele prikkels. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in haar reactie op het beroep van eiseres toegelicht dat daarvan bij deze functie geen sprake is. Bij schoonmaakwerk van tien bewonerskamers, een algemene ruimte en een kantoor op een vaste afdeling in een verzorgingshuis is geen sprake van complexe of denktaken. Het praatje dat de schoonmaakmedewerker met bewoners maakt beperkt zich tot alledaagse onderwerpen. Doordat na verloop van tijd routine en bekendheid ontstaat met het wel en wee van de bewoners is een verandering in gedrag snel opgemerkt. Het doorgeven van een melding kan volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep tussen het schoonmaken van de kamers door dan wel aan het einde van de werkdag en vereist geen bijzondere cognitieve inspanning. De rechtbank kan deze motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen.
12. Ten slotte vindt eiseres de functie van samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130) niet geschikt omdat ze hierbij frequent moet reiken en omdat bij deze functie achtergrondmuziek aan staat in de fabriekshal. Dit is een prikkel die eiseres als gevolg van haar beperkingen niet kan verdragen.
12.1.
Voor deze functie heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, voordat zij haar rapport van 27 juni 2022 heeft opgesteld, overleg gevoerd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiseres is voor frequent reiken beperkt tot ieder uur 1200 keer over 70 centimeter. Bij de functie productiesamensteller met functienummer 6262.0000.030 moet de werkplek bij de lopende band vaker per uur worden gereikt. Maar omdat dit zo goed als onbelast en maar 40 centimeter is, is deze belasting volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen belemmering. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit onderschreven. Desgewenst kan eiseres gebruik maken van een koptelefoon met noise cancelling, waardoor zij geen prikkels ervaart van de achtergrondmuziek in de fabriekshal. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat ook bij deze functie geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid van eiseres.
13. De conclusie van het voorgaande is dat het Uwv met het arbeidskundig rapport van 27 juni 2022 deugdelijk heeft gemotiveerd dat de drie geselecteerde voorbeeldfuncties de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden en dus passend zijn. Het Uwv heeft deze functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen.
Inschakelen van een deskundige
14. Op de zitting heeft de rechtbank met partijen gesproken over de mogelijkheid om over te gaan tot het inschakelen van een medisch onafhankelijk deskundige. Maar omdat de rechtbank op grond van wat eiseres aanvoert niet twijfelt aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv ziet zij hiertoe geen aanleiding.

Conclusie en gevolgen

15. Het Uwv heeft op grond van de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidskundige bezwaar en beroep terecht vastgesteld dat eiseres per
14 oktober 2021 61,14% arbeidsongeschikt is.
16. Daarbij wil de rechtbank opmerken dat het voor haar evident is dat eiseres klachten heeft en dat zij daaronder lijdt. Maar de rechtbank ziet ook dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep forse beperkingen, waaronder een urenbeperking, voor eiseres heeft aangenomen. Het Uwv onderkent dus ook dat er wat aan de hand is met eiseres. Zij heeft recht op een WIA-uitkering. Een indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 55-65% betekent dus niet dat eiseres niet ziek is. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van 61,14 % betekent dat eiseres, ondanks haar beperkingen, nog in staat is om circa 39 % te verdienen van wat zij verdiende voordat zij als gevolg van het verkeersongeval uitviel en niet
volledigarbeidsongeschikt is.
17. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
17 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.