In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 14 maart 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. M.J. Smit, de behandelend rechter in een faillissementszaak. Het wrakingsverzoek werd ingediend door [verzoekster] B.V., vertegenwoordigd door mevrouw [A] en de heer [B]. De aanleiding voor het verzoek was een incident tijdens een digitale zitting op 21 februari 2023, waarbij de heer [B] opnames maakte van de zitting omdat het beeld van de rechter stilstond. De rechter had hierop aangegeven dat het maken van opnames niet was toegestaan en vroeg de vertegenwoordigers van verzoekster de ruimte te verlaten, wat leidde tot de wraking.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen sprake was van persoonlijke vooringenomenheid van de rechter en dat de opmerkingen van de rechter niet de schijn van vooringenomenheid wekten. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter handelde conform de huisregels van de rechtbank, die het maken van opnames verbieden, en dat zij de orde op de zitting mocht handhaven.
Uiteindelijk verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen te communiceren. De procedure in de faillissementszaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.