ECLI:NL:RBMNE:2023:1133

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
552812 HA RK / 23-36
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in faillissementszaak ongegrond verklaard

In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 14 maart 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. M.J. Smit, de behandelend rechter in een faillissementszaak. Het wrakingsverzoek werd ingediend door [verzoekster] B.V., vertegenwoordigd door mevrouw [A] en de heer [B]. De aanleiding voor het verzoek was een incident tijdens een digitale zitting op 21 februari 2023, waarbij de heer [B] opnames maakte van de zitting omdat het beeld van de rechter stilstond. De rechter had hierop aangegeven dat het maken van opnames niet was toegestaan en vroeg de vertegenwoordigers van verzoekster de ruimte te verlaten, wat leidde tot de wraking.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen sprake was van persoonlijke vooringenomenheid van de rechter en dat de opmerkingen van de rechter niet de schijn van vooringenomenheid wekten. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter handelde conform de huisregels van de rechtbank, die het maken van opnames verbieden, en dat zij de orde op de zitting mocht handhaven.

Uiteindelijk verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen te communiceren. De procedure in de faillissementszaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 552812 HA RK / 23-36
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 14 maart 2023
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: verzoekster,
vertegenwoordigd door mevrouw [A] en de heer [B] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de ondertekende zittingsaantekeningen van de digitale zitting van 21 februari 2023 met daarin opgenomen het wrakingsverzoek van verzoekster gericht tegen mr. M.J. Smit, rechter bij deze rechtbank;
  • de schriftelijke reactie van mr. M.J. Smit van 22 februari 2023;
  • de aanvulling op het wrakingsverzoek van 6 maart 2022 van verzoekster.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 7 maart 2023 met gesloten deuren behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen mevrouw [A] (hierna: [A] ) en de heer [B] (hierna: [B] ). Mr. Smit is met bericht van verhindering niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. M.J. Smit als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer C/16/551750 / FT RK 23/95. Dit betreft de behandeling van een aanvraag voor de faillietverklaring van verzoekster door een schuldeiser van verzoekster.
2.2.
Op 21 februari 2023 is de faillissementsaanvraag digitaal via Teams behandeld. Verzoekster werd vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.W.J. Soetekouw, [A] en [B] . Zij waren samen in één ruimte aanwezig. [B] heeft tijdens de behandeling opnames gemaakt omdat het beeld van de rechter in Teams stilstond. De rechter heeft toen laten weten dat het niet is toegestaan om opnames te maken en [B] gevraagd deze opnames te verwijderen. Vervolgens heeft de rechter gezegd:
“Ik denk dat ik de heer [B] en mevrouw [A] moet vragen de ruimte te verlaten. Ik kan u niet meer vertrouwen.”.
[B] heeft daarna namens verzoekster de rechter gewraakt met de volgende grondslag:
“Ik ga u wraken. Op basis om de goede procesorde. Ik zit naar een stilstaand beeld te kijken. We zijn professionele mensen. Ik wil een zitting hebben om het verhaal goed te kunnen doen.”.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat uit dit wrakingsverzoek niet blijkt dat zij vooringenomen jegens verzoekster was of die indruk maakte. Ook uit de daaraan voorafgaande behandeling is dat niet gebleken. Omdat het wrakingsverzoek is ingediend vanwege het stilstaande beeld heeft zij ook niet kunnen onderzoeken of er nog iets aan het beeld aangepast kon worden of dat alsnog de mogelijkheid bestond voor een fysieke zitting.
2.4.
Op de zitting van de wrakingskamer is namens verzoekster nog naar voren gebracht dat het wrakingsverzoek voornamelijk is ingediend omdat de rechter had gezegd dat zij de vertegenwoordigers van verzoekster niet kon vertrouwen en zij de kamer moesten verlaten.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Persoonlijke vooringenomenheid bij de rechter tegenover verzoekster is niet gesteld of gebleken. Onderzocht moet daarom worden of uit het optreden van de rechter blijkt dat zij vooringenomen is of dat zij die schijn heeft gewekt. Naar het oordeel van de wrakingskamer is dat niet het geval.
3.4.
Op grond van de huisregels van deze rechtbank [1] is het verboden om in de gebouwen van deze rechtbank beeld- en geluidsopnamen te maken. Hoewel de zitting in de hoofdzaak niet plaatsvond in een gebouw van deze rechtbank, maar digitaal via Teams, blijkt hieruit wel dat het uitgangspunt van de huisregels is dat zittingen niet mogen worden opgenomen. De mededeling van de rechter dat het niet is toegestaan om opnamen te maken is dus conform de huisregels van de rechtbank. Het behoort ook tot de bevoegdheid van de rechter om de orde op de zitting te bepalen. Uit de opmerking van de rechter dat zij er aan dacht om [B] en [A] te vragen de ruimte te verlaten omdat zij hen niet meer kon vertrouwen blijkt dat zij dit nog aan het overwegen was. [B] en [A] hebben hier ook niet meer inhoudelijk op gereageerd omdat [B] direct na deze opmerking van de rechter het wrakingsverzoek indiende. Uit deze gang van zaken en de uitlating van de rechter blijkt naar het oordeel van de wrakingskamer niet dat de rechter vooringenomen is of de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt. In het geval [B] en [A] de opmerking van de rechter zouden hebben opgevat als een direct bevel om de ruimte te verlaten, waarvan geen sprake was, dan duidt ook dat niet op vooringenomenheid. Het maken van opnamen van de zitting is, zoals overwogen, in strijd met de huisregels en dus niet toegestaan en de rechter mag daar consequenties aan verbinden.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoekster, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team Toezicht, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met zaaknummer C/16/551750 / FT RK 23/95 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E. Heinemann, voorzitter, en mr. N.M. Spelt en mr. D.J. van Maanen als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.