ECLI:NL:RBMNE:2023:1130

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
UTR - 23 _ 855
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke sluiting van een pand na geweldsincident en explosief; bevoegdheid burgemeester

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 maart 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die een onderneming exploiteert in een pand in Utrecht. De burgemeester van de gemeente Laren had het pand op 20 februari 2023 gesloten na het aantreffen van een explosief en eerdere geweldsincidenten. De verzoekster was het niet eens met deze sluiting en had bezwaar gemaakt, alsook een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft de bevoegdheid van de burgemeester om het pand tijdelijk te sluiten beoordeeld aan de hand van artikel 174 van de Gemeentewet en de Algemene plaatselijke verordening Laren 2020. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid tot de sluiting had kunnen besluiten, gezien de ernst van de situatie en de risico's voor de veiligheid en gezondheid van omwonenden en passanten. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het bezwaar van verzoekster op dat moment geen redelijke kans van slagen had. De uitspraak benadrukt de belangenafweging tussen de persoonlijke en financiële gevolgen voor verzoekster en de noodzaak van de burgemeester om de veiligheid te waarborgen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/855
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 maart 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekster] ,uit [woonplaats] , handelende onder de naam ‘ [bedrijfsnaam] ’, verzoekster
(gemachtigde: mr. T. Meevis),
en

De burgemeester van de gemeente Laren, de burgemeester

(gemachtigden: mr. A. Arnolds en mr. A. Hogendoorn).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [bedrijf] B.V. uit [plaats] (derde-partij).

Inleiding

Verzoekster exploiteert een [onderneming] in het pand aan de [adres] in [vestigingsplaats 1] (het pand). Op 20 februari 2023 heeft de burgemeester naar aanleiding van informatie van de politie het pand per direct gesloten voor de duur van 3 weken (tot en met 10 maart 2023). De burgemeester is uit de bestuurlijke rapportages van 17 en 20 februari 2023 gebleken dat er op 17 februari 2023 voor het pand door een medewerker van verzoekster een verdacht pakket is aangetroffen. Het pakket was omwikkeld met tape en er waren kabels aan bevestigd. De politie werd hiervan in kennis gesteld en heeft ter plaatste onderzoek ingesteld. Het verdachte pakket bleek een explosief te zijn dat door de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EOD) op een veilige wijze onschadelijk is gemaakt. Verder is de burgemeester uit de bestuurlijke rapportages gebleken dat op 9/10 februari 2023 het pand van verzoekster in [vestigingsplaats 2] is beschoten. Verzoekster is het niet eens met de sluiting en heeft bezwaar gemaakt. Ook heeft zij een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft op 28 februari 2023 de stukken overgelegd die betrekking hebben op deze zaak en daarbij voor wat betreft de bestuurlijke rapportage d.d. 20 februari 2023 aan de rechtbank gevraagd om beperkte kennisneming op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft op 3 maart 2023 een beslissing genomen op dit verzoek en daarbij bepaald dat het verzoek om beperkte kennisneming gedeeltelijk wordt afgewezen. Vervolgens heeft de burgemeester op 6 maart 2023, na kennisneming van de beslissing van de rechtbank, de lakking in de bestuurlijke rapportage herzien en de rapportage opnieuw toegestuurd. Op 6 maart 2023 heeft de gemachtigde van verzoekster toestemming gegeven aan de voorzieningenrechter om de weggelakte passages in de bestuurlijke rapportage, waarvan de rechtbank heeft beslist dat geheimhouding gerechtvaardigd is, in te zien.
De burgemeester heeft op 3 maart 2023 een aanvullende bestuurlijke rapportage van 1 maart 2023 en een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van de burgemeester.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2. Deze procedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De voorzieningenrechter beoordeelt dan ook of het door verzoekster gemaakte bezwaar redelijke kans van slagen heeft. Vervolgens zal de voorzieningenrechter nog een belangenafweging maken. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
3. De voorzieningenrechter is in de eerste plaats van oordeel dat de burgemeester bevoegd was om op grond van artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet in samenhang met artikel 2.80 van de Algemene plaatselijke verordening Laren 2020 het pand tijdelijk te sluiten. Op grond van artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet is de burgemeester bevoegd om bevelen te geven die met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn. Het gaat dan om het geven van bevelen om direct in te grijpen in situaties die de veiligheid of de gezondheid bedreigen. Zo’n bevel kan een bevel tot (tijdelijke) sluiting van een pand inhouden. De burgemeester heeft bij de beoordeling of er zich een de veiligheid of gezondheid bedreigende situatie voordoet, beoordelingsvrijheid. Dat betekent dat de voorzieningenrechter de uitoefening van die vrijheid terughoudend toetst. Het gaat erom of de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat zo’n situatie zich voordeed, zodat een onverwijlde sluiting van het pand nodig was. [1] De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester zich inderdaad in redelijkheid op dat standpunt heeft kunnen stellen, gelet op de bestuurlijke rapportages waaruit blijkt dat er voor het pand een explosief is aangetroffen. Dit staat verder ook niet ter discussie tussen partijen.
4. Tussen partijen staat wel ter discussie of de burgemeester gebruik heeft mogen maken van zijn bevoegdheid om het pand tijdelijk te sluiten. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Voorop staat dat de sluiting van het pand voor verzoekster grote persoonlijke en financiële gevolgen heeft. Door de sluiting worden haar klanten benadeeld en kan zij haar bedrijfsactiviteiten niet voortzetten. Daartegenover staat het belang van de burgemeester om de veiligheid en gezondheid te beschermen. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester dit belang zwaarder heeft mogen laten wegen. Voor het pand van verzoekster is een explosief aangetroffen. Dit kan als een ernstig geweldsincident worden aangemerkt. Uit de bestuurlijke rapportages blijkt dat de EOD uren bezig is geweest om de aangetroffen explosieven veilig te stellen en elders tot ontploffing te brengen. Verder blijkt uit de bestuurlijke rapportages dat het aannemelijk is dat het explosief schade aan het pand had kunnen veroorzaken en/of letsel had kunnen veroorzaken aan medewerkers, omwonenden dan wel passanten. Zeker ook gelet op de ligging van het pand in het centrum van [vestigingsplaats 1] in een drukke (winkel)straat. Het standpunt van verzoekster op de zitting dat de burgemeester het incident zou hebben overdreven, deelt de voorzieningenrechter gelet op wat hierboven staat niet. Het is juist een heel ernstig incident en de gevolgen hadden heel groot kunnen zijn als het explosief voor het pand tot ontploffing was gekomen. Dat het explosief ’s nachts voor het pand is geplaatst en daarbij niemand aanwezig was, maakt evenmin dat het belang van de burgemeester om de veiligheid te beschermen minder zwaar weegt. Een medewerkster van verzoekster heeft het explosief immers ’s ochtends rond 9 uur gevonden en bovendien zou het explosief ook ’s nachts grote schade kunnen hebben aangericht.
5. Daarnaast blijkt uit de bestuurlijke rapportages dat het pand van verzoekster in [vestigingsplaats 2] is beschoten. Deze geweldsincidenten kunnen als gerichte acties aan het adres van verzoekster opgevat worden en dat heeft de burgemeester terecht mogen meenemen in zijn afweging. Ook heeft de burgemeester terecht gewicht toegekend aan de omstandigheid dat het onderzoek van de politie naar de toedracht nog loopt. Het is nog onduidelijk wie achter de plaatsing van het explosief zit. Dit maakt dat er een risico bestaat dat er zich opnieuw geweldsincidenten zullen voordoen. Het betoog van verzoekster dat de sluiting geen effectief middel is, wordt verder niet gevolgd. Gelet op de ernst van het geweldsincident heeft de burgemeester de sluiting noodzakelijk mogen vinden om de veiligheid te waarborgen. Er kan niet worden volstaan met een lichter middel. Dat verzoekster geen verwijt kan worden gemaakt, speelt in dit verband geen rol. [2] De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekster zich slachtoffer voelt van de sluiting omdat zij er niks aan kan doen, maar dat kan er niet toe leiden dat de burgemeester niet tot sluiting heeft mogen overgaan. Tot slot is er geen reden om aan te nemen dat de burgemeester de belangen en de positie van verzoekster niet serieus heeft genomen. De burgemeester heeft op de dag van de sluiting een gesprek met verzoekster gehad. Bovendien volgt uit het verweerschrift en uit wat de burgemeester op de zitting heeft gezegd, dat er wel rekening is gehouden met de belangen van verzoekster, maar dat die niet opwegen tegen het belang van waarborging van de veiligheid. Dat verzoekster zich in het recente gesprek met de burgemeester niet serieus genomen voelde, betekent ook niet dat de burgemeester onvoldoende aandacht heeft gehad voor haar belangen bij het nemen van het besluit. Alles samengenomen komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het belang van de burgemeester om de veiligheid te beschermen in dit geval zwaarder weegt dan de persoonlijke en financiële belangen van verzoekster.
6. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het bezwaar van verzoekster op dit moment geen redelijke kans van slagen heeft. Gelet op wat de voorzieningenrechter hiervoor heeft geoordeeld, weegt ook het belang van verzoekster bij toewijzing van de voorlopige voorziening in dit geval minder zwaar dan het belang van de burgemeester bij handhaving van de rechtsgevolgen van het besluit tot sluiting van het pand.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoekster geen gelijk krijgt en dat de burgemeester het pand tijdelijk heeft mogen sluiten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2023 door mr. A.A.M. Elzakkers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 26 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4281 en de uitspraak van deze rechtbank van 15 april 2020, ECLI:NL:RBMNE:202:1557.
2.Zie bijvoorbeeld de in voetnoot 1 genoemde uitspraak van de Afdeling.