ECLI:NL:RBMNE:2023:1122

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
16.084481.22 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na oplichting en witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die zich schuldig heeft gemaakt aan omvangrijke oplichting en pogingen tot oplichting. De veroordeelde deed zich valselijk voor als directeur van verschillende ondernemingen op Urk en bestelde goederen op rekening, die hij vervolgens niet betaalde. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan witwassen door bankrekeningen ter beschikking te stellen aan medeplichtigen van WhatsApp- en bankhelpdeskfraude. De rechtbank heeft in totaal drie vonnissen in drie strafzaken uitgesproken, waarbij de strafzaken niet zijn gevoegd omdat de verdachte niet verscheen en zijn raadsman slechts in één zaak gemachtigd was.

De rechtbank heeft de veroordeelde voor twee feiten van oplichting, twee feiten van poging tot oplichting en vijf feiten van (eenvoudig) witwassen veroordeeld. De bewijsverweren van de veroordeelde met betrekking tot het eenvoudig witwassen zijn verworpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het nadeelbedrag 100.000 euro bedraagt en heeft een gevangenisstraf van in totaal 360 dagen opgelegd, verdeeld over de drie strafzaken. Tevens zijn de vorderingen van twee benadeelde partijen toegewezen en is het wederrechtelijk verkregen voordeel van bijna 53.000 euro ontnomen.

De ontnemingsvordering is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en beoogt het ontnemen van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de strafbare feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde uit de gepleegde strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft genoten, dat is berekend op € 52.974,20. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de opbrengsten van de verkochte goederen, die de veroordeelde via Marktplaats heeft verhandeld. De rechtbank heeft geen kosten in mindering gebracht op de opbrengsten, omdat de veroordeelde bij het plegen van de strafbare feiten geen kosten heeft gemaakt. De rechtbank heeft de betalingsverplichting van de veroordeelde aan de staat vastgesteld op dit bedrag, en de duur van de gijzeling is bepaald op maximaal 295 dagen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad/Utrecht
Parketnummer: 16.084481.22 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 maart 2023 op de vordering van de officier van justitie tot ontneming (verstek)
in de zaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [1984] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering tot ontneming en de standpunten van officier van justitie mr. R.A. Craenen.
De volgende stukken maken deel uit van de ontnemingsprocedure:
  • de schriftelijke ontnemingsvordering van de officier van justitie van 31 januari 2023 als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) (hierna: de vordering);
  • de stukken behorende tot het dossier in de strafzaak met parketnummer 16-084481-22, waaronder het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict’ van 26 april 2022, opgemaakt door [verbalisant] , brigadier bij de politie-eenheid Midden-Nederland (hierna: het ontnemingsrapport);
  • het vonnis van deze rechtbank van 15 maart 2023 in de onderliggende strafzaak
met parketnummer 16-084481-22;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.

2.VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de ontnemingsvordering wordt toegewezen tot een bedrag van € 52.974,20. De officier van justitie baseert zich hierbij op de berekening en conclusie in het ontnemingsrapport.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

3.1
De grondslag van de vordering
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 15 maart 2023, voor zover van belang, veroordeeld voor de volgende strafbare feiten:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
De ontnemingsvordering is gebaseerd op artikel 36e Sr en beoogt het wederrechtelijk verkregen voordeel te ontnemen uit de feiten waarvoor veroordeelde in de onderliggende strafzaak is veroordeeld.
3.2
Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ontnemingsvordering uit van de in het vonnis in de onderliggende strafzaak bewezen verklaarde feiten. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de navolgende feiten en omstandigheden, die aan wettige bewijsmiddelen zijn ontleend, voldoende aannemelijk is geworden dat veroordeelde uit deze strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft genoten als bedoeld in artikel 36e Sr. [1]
Voor de berekening van de opbrengsten en kosten neemt de rechtbank – voor zover niet anders wordt vermeld – tot uitgangspunt wat is opgenomen in het ontnemingsrapport. [2] De inhoud van dit rapport is door veroordeelde niet betwist.
De aangifte van [bedrijf] en de onderzoeksperiode
Op 28 februari 2022 heeft de heer [aangever] namens [bedrijf] aangifte gedaan bij de politie van oplichting door middel van identiteitsfraude. Hij verklaarde dat er in de periode van 8 november 2021 tot en met 28 februari 2022 bestellingen zijn geplaatst bij [bedrijf] uit hoofde van een aantal bedrijven en dat deze bestellingen zijn onderschept voordat ze daadwerkelijk geleverd werden bij de betreffende bedrijven. Omdat er bij de bestellingen standaard werd gekozen voor de methode achteraf betalen ontstond er een openstaande factuur voor de gedupeerde bedrijven. Deze facturen zijn niet betaald. Het totale verlies voor [bedrijf] bedraagt € 72.576,40.
Naar aanleiding van de aangifte van [bedrijf] heeft het onderzoeksteam dat het ontnemingsrapport heeft opgesteld (hierna: het onderzoeksteam) onderzoek gedaan naar het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel in de periode van 8 november 2021 tot en met 28 februari 2022. Op 8 november 2021 is de eerste fraudemelding gedaan door het fraudeteam van [bedrijf] en op 28 februari 2022 zijn de medeverdachten bij een heterdaadactie aangehouden in een personenauto op naam van veroordeelde. In de tussengelegen periode zijn 120 goederen besteld bij [bedrijf] . Deze goederen zijn ook door [bedrijf] verzonden.
Opbrengsten
[bedrijf] heeft het onderzoeksteam een lijst ter beschikking gesteld met alle bestellingen die gedurende de onderzoeksperiode zijn gedaan waarbij [bedrijf] een vermoeden van fraude had. Op deze lijst staan ook bestellingen vermeld die [bedrijf] vanwege dit vermoeden niet heeft verstuurd. Inclusief de pogingen is [bedrijf] voor een totaalbedrag van € 226.155,50 opgelicht. Voor een bedrag van € 72.576,40 zijn daadwerkelijk goederen door [bedrijf] verzonden. [bedrijf] heeft voor deze goederen geen betalingen ontvangen.
Veroordeelde heeft verklaard alle ontvangen goederen via Marktplaats te hebben verkocht. Marktplaats heeft onderzoek gedaan naar gekoppelde accounts van veroordeelde aan het e-mailadres [e-mail adres] @live.nl, de IP-adressen [IP-adres] en [IP-adres] en het telefoonnummer [telefoonnummer] . Hieruit is gebleken dat veroordeelde meerdere advertenties op Marktplaats had staan voor goederen afkomstig van [bedrijf] . Uit het ontnemingsrapport volgt dat veroordeelde bij de verkoop van goederen op Marktplaats gemiddeld 75,42 % van de prijs van [bedrijf] rekende.
Uit onderzoek via het Digitaal Opkopersregister is het onderzoeksteam verder gebleken dat veroordeelde 49 goederen afkomstig van [bedrijf] heeft verkocht aan de [winkel] gevestigd aan de [adres] in [woonplaats] . [winkel] heeft in totaal voor een bedrag van € 22.800,- aan goederen ingekocht van veroordeelde. Uit het ontnemingsrapport blijkt dat veroordeelde bij de verkoop van goederen aan [winkel] gemiddeld 79.82 % van de prijs van [bedrijf] heeft gerekend.
Het gemiddelde van voornoemde percentages betreft 73.97 %. In het ontnemingsrapport wordt dit percentage in het voordeel van veroordeelde afgerond op 73%. Ervan uitgaande dat alle 120 goederen door veroordeelde zijn ontvangen en vervolgens zijn doorverkocht berekent het onderzoeksteam het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 52.974,20 (73 % van € 72.576,40).
De rechtbank neemt dit bedrag uit het ontnemingsrapport over.
Kosten
Uit het ontnemingsrapport volgt dat veroordeelde bij het plegen van de strafbare feiten geen kosten heeft gemaakt. Veroordeelde heeft bij het plaatsen van de bestellingen bij [bedrijf] namelijk gebruik gemaakt van de mogelijkheid om achteraf te betalen. Door de bestellingen te onderscheppen voordat deze daadwerkelijk werden geleverd bij de betreffende bedrijven kreeg verdachte de beschikking over de bestelde goederen terwijl de betreffende bedrijven de facturen van de bestelde goederen ontvingen.
Omdat het onderzoeksteam ook voor het overige niet is gebleken dat veroordeelde kosten heeft gemaakt, zoals bijvoorbeeld brandstof- of afschrijvingskosten, zal de rechtbank geen kosten op de opbrengst in mindering brengen.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 52.974,20.
3.3
Betalingsverplichting
De rechtbank stelt het bedrag dat door veroordeelde dient te worden betaald aan de staat, vast op € 52.974,20.

4.TOEGEPAST WETSARTIKEL

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.BESLISSING

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 52.974,20;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 52.974,20 (tweeënvijftigduizendnegenhonderdvierenzeventig euro en twintig cent) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 295 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Q.A.A. Sanders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 maart 2023.
mr. Q.A.A. Sanders is buiten staat het vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 mei 2022, genummerd 2022065440, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, genummerd 1 tot en met 457. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.P. 341 t/m. 352.