ECLI:NL:RBMNE:2023:1107

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
551878
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van een hek tussen twee percelen

In deze zaak heeft [eiseres] B.V. een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] B.V. met als doel de verwijdering van een hek dat door [gedaagde] op het perceel van [eiseres] is geplaatst. De procedure begon met een dagvaarding en de mondelinge behandeling vond plaats op 24 februari 2023. De voorzieningenrechter heeft op 3 maart 2023 uitspraak gedaan.

[eiseres] is eigenaar van een perceel met opstallen en heeft in het verleden paaltjes geplaatst om de erfgrens aan te geven. [gedaagde] heeft toestemming gevraagd om een hek te plaatsen in plaats van de paaltjes, wat door [eiseres] is goedgekeurd. Echter, het hek is geplaatst over de erfgrens op het perceel van [eiseres]. [eiseres] vordert in het kort geding dat [gedaagde] het hek verwijdert en stelt dat er sprake is van een inbreuk op haar eigendomsrecht.

De voorzieningenrechter oordeelt dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de vordering, omdat het hek een voortdurende onrechtmatige toestand creëert. De rechter concludeert dat [eiseres] geen toestemming heeft gegeven voor het plaatsen van het hek op haar perceel en dat de vordering tot verwijdering van het hek moet worden toegewezen. De termijn voor verwijdering wordt vastgesteld op drie maanden, en er wordt een dwangsom van € 500 per dag opgelegd indien [gedaagde] niet aan de veroordeling voldoet, met een maximum van € 20.000. Tevens wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/551878 / KG ZA 23-38
Vonnis in kort geding van 3 maart 2023
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. J.K.A. van Loo in Amsterdam,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [achternaam 1] ,
advocaat: mr. J.K. den Haan in Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met als bijlagen producties 1 tot en met 17;
- de conclusie van antwoord;
- de namens [achternaam 1] ingebrachte producties 1 tot en met 3;
- de mondelinge behandeling op 24 februari 2023;
- de pleitnota van [eiseres] .
1.2.
Daarna volgt dit vonnis.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiseres] is eigenaar van het perceel met opstallen aan de [straat] [nummeraanduiding 1] tot en met [nummeraanduiding 1/letter] in [plaats] en verhuurt dit. [achternaam 1] is eigenaar van het naastgelegen perceel met opstallen aan de [straat] [nummeraanduiding 2] .
2.2.
Uit de kadastrale kaart (zie afbeelding hieronder) blijkt dat de erfgrens tussen de percelen volstrekt recht is. De erfgrens tussen het perceel van [eiseres] (perceelnummer [nummeraanduiding 3] ) en [achternaam 1] (perceelnummer [nummeraanduiding 4] ) loopt van noord naar zuid langs een transformatorhuisje (perceelnummer [nummeraanduiding 5] ).
2.3.
[eiseres] heeft in het verleden om de erfafscheiding aan te geven paaltjes geplaatst. [achternaam 1] heeft aan [eiseres] gevraagd in te stemmen om in plaats van paaltjes een hek op de erfscheiding te plaatsen. [eiseres] heeft hier toestemming voor gegeven. Verder hebben de (indirect) bestuurders van partijen hierover met elkaar mailcontact gehad.
2.4.
Op 2 februari 2021 heeft de heer [.] [achternaam 1] (hierna: de heer [achternaam 1] ) het volgende aan de heer [..] [achternaam 2] (hierna: de heer [achternaam 2] ) gemaild:
“(…)U gaf aan akkoord te gaan met het plaatsen van een hek tussen onze beide erven, zou u dat nog even willen bevestigen via deze weg ?
Voor de duidelijkheid, wij plaatsen het hekwerk op de door u geslagen paaltjes (zie foto)
(…)”
2.5.
Op 3 februari 2021 heeft de heer [achternaam 2] hierop gereageerd:
“(…) Bij deze ga ik akkoord met het door jou te plaatsen hekwerk op onze erfscheiding volgens de bijgevoegde foto. (…)”
2.6.
In april/mei 2021 heeft [achternaam 1] het hek laten plaatsen. Het hek staat niet op de erfgrens, maar ongeveer 20 tot 35 centimeter over de erfgrens, op het perceel van [eiseres] .
2.7.
[eiseres] wil dat het hek van haar terrein wordt verwijderd. [achternaam 1] wil daar niet aan meewerken. Daarom vordert [eiseres] in dit kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
[achternaam 1] te gebieden om het hek te verwijderen van de grond van [eiseres] , binnen vier weken na betekening van dit vonnis;
[achternaam 1] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 500,- per dag als zij het hek niet verwijdert;
[achternaam 1] te veroordelen in de proces- en nakosten.
2.8.
[achternaam 1] voert verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft. En voor het geval de vordering wel inhoudelijk wordt behandeld is zij van mening dat het hek weliswaar op het perceel van [eiseres] staat, maar dat zij van [achternaam 2] toestemming heeft gekregen om het hek daar te plaatsen, aangezien de paaltjes waar zij het hek op heeft geplaatst op dezelfde plek stonden. [achternaam 1] concludeert daarom tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de proces- en nakosten van deze procedure.
2.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.Wat oordeelt de voorzieningenrechter?

Spoedeisend belang
3.1.
[eiseres] heeft een spoedeisend belang. Zij legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [achternaam 1] onrechtmatig jegens haar handelt door inbreuk te maken op haar eigendomsrecht. Uit de aard van deze vordering, beëindiging van de voortdurende onrechtmatige toestand, volgt het spoedeisend belang van [eiseres] . Bovendien heeft [eiseres] voldoende aannemelijk gemaakt dat zij, gelet op de hoge leeftijd van haar bestuurder [achternaam 2] , het perceel wil verkopen. Daarvoor heeft zij al contact met een makelaar die onderschrijft dat onduidelijkheid over de erfgrens het proces van verkoop zal vertragen.
Inhoudelijke beoordeling
3.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het in een kort geding gaat om de vraag of – vooruitlopend op de uitkomst van een bodemprocedure – een voorlopige voorziening moet worden gegeven. Dat betekent – kort gezegd – dat, zonder verder onderzoek, al voldoende duidelijk moet zijn dat een bodemrechter de vorderingen zal toewijzen. In deze zaak is dat voldoende duidelijk geworden, zodat de vordering zal worden toegewezen. Hieronder wordt uitgelegd waarom.
3.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat het hek over de erfgrens op het perceel van [eiseres] staat. [eiseres] heeft daarom als eigenaar van het perceel recht op verwijdering, aangezien dit een inbreuk op het eigendomsrecht is. [achternaam 1] is echter van mening dat het hek mag blijven staan omdat zij toestemming van [eiseres] heeft gekregen het hek hier te plaatsen.
3.4.
Uit de correspondentie blijkt dat [eiseres] aan [achternaam 1] toestemming heeft gegeven om het hek te plaatsen op de plek waar eerst paaltjes stonden. In de e-mails wordt verwezen naar een foto waaruit blijkt waar die paaltjes staan. De heer [achternaam 2] wist op de zitting niet meer welke foto bij deze e-mail zat en [achternaam 1] heeft op de zitting gezegd dat er twee foto’s bij de e-mail zaten. In de e-mail wordt echter duidelijk verwezen naar
een foto, dus in enkelvoud. Het is niet duidelijk naar welke foto in de e-mailcorrespondentie wordt verwezen. Als het al de twee foto’s zijn waar [achternaam 1] naar verwijst (de laatste twee foto’s bij productie 4 bij dagvaarding) dan kan ook hieruit niet worden opgemaakt of de paaltjes in de lijn stonden waar uiteindelijk het hek is geplaatst. Op deze foto’s is niet goed te zien waar de paaltjes destijds precies stonden. Het betoog van [achternaam 1] dat zij het hek volgens afspraak op de plaats van de paaltjes heeft laten plaatsen kan daarom niet worden gevolgd. De voorzieningenrechter kan daarom ook niet vaststellen of deze afspraak is nagekomen. Dat betekent dat de voorzieningenrechter uitgaat van de situatie waarin sprake is van een eigendomsinbreuk waarvoor [eiseres] geen toestemming heeft gegeven.
3.5.
[achternaam 1] doet nog een beroep op redelijkheid en billijkheid. Maar daar komt de voorzieningenrechter niet aan toe aangezien sprake is van een inbreuk op het eigendomsrecht. Verder is ook gebleken dat zodra [eiseres] wist dat het hek op haar terrein stond zij direct in actie is gekomen. Zij heeft zowel in gesprek, telefonisch en later ook per brief aan [achternaam 1] gevraagd het hek te verwijderen. Er is dus ook niet een dusdanig tijdsverloop dat de vordering tot het verwijderen van het hek in strijd is met redelijkheid en billijkheid.
Conclusie
3.6.
Uit het voorgaande volgt dat [eiseres] geen toestemming heeft gegeven voor het hek op haar perceel. De vordering tot het verwijderen van het hek wordt daarom toegewezen. [eiseres] vraagt om een termijn van vier weken om het hek te verwijderen. De voorzieningenrechter zal deze termijn verlengen tot drie maanden. Dat geeft [achternaam 1] voldoende tijd om iemand te vinden die het hek kan verwijderen.
Dwangsom
3.7.
[achternaam 1] heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de gevorderde dwangsom. De dwangsom komt de voorzieningenrechter niet ongegrond voor en zal worden toegewezen zoals gevorderd. Wel ziet de voorzieningenrechter aanleiding de dwangsom te maximeren tot € 20.000,-.
Proces- en nakosten
3.8.
[achternaam 1] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
104,02
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal
1.859,02
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
gebiedt [achternaam 1] om het hek te verwijderen van de grond van [eiseres] , zoals aangegeven op de kadastrale kaart, binnen drie maanden na betekening van dit vonnis;
4.2.
veroordeelt [achternaam 1] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 20.000,00 is bereikt;
4.3.
veroordeelt [achternaam 1] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.859,02;
4.4.
veroordeelt [achternaam 1] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [achternaam 1] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2023.
5148