In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudenberg. Eiser had een omgevingsvergunning aangevraagd voor de legalisering van een carport en een veranda die zonder vergunning waren gebouwd. Het college weigerde deze vergunning op 6 december 2021, en na bezwaar van eiser werd dit besluit op 7 september 2022 gehandhaafd. Eiser stelde dat de weigering onterecht was en dat de bouwwerken niet in strijd waren met een goede ruimtelijke ordening.
De rechtbank oordeelde dat het college terecht had geweigerd de omgevingsvergunning te verlenen. De rechtbank stelde vast dat de bouwwerken in strijd waren met het bestemmingsplan, dat een maximale oppervlakte aan bijgebouwen van 150 m² toestond, terwijl er al 250 m² aan bijgebouwen aanwezig was. De rechtbank benadrukte dat het college beleidsruimte had om af te wijken van het bestemmingsplan, maar dat dit in dit geval niet in het belang van de ruimtelijke ordening was. Eiser had verschillende argumenten aangevoerd, maar de rechtbank vond dat het college voldoende had gemotiveerd waarom de aanvraag in strijd was met de goede ruimtelijke ordening.
De rechtbank concludeerde dat de belangen van eiser niet onevenredig werden geschaad door de weigering van de vergunning. Eiser had ook geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de weigering onterecht zouden maken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding en terugbetaling van griffierecht af. Deze uitspraak biedt inzicht in de afwegingen die een college moet maken bij het verlenen van omgevingsvergunningen en de rol van de rechter in het toetsen van deze besluiten.