ECLI:NL:RBMNE:2023:1057

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22 / 5225
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke herbeoordeling kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 7 maart 2023, wordt het beroep van eiseres, een Belgische, behandeld. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag op 29 juni 2021. Verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen, heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat heeft geleid tot het indienen van een beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling door eiseres prematuur was, maar dat verweerder niet adequaat heeft gereageerd op de situatie. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling niet kan worden tegengeworpen aan eiseres, omdat verweerder al op de hoogte was van de vertraging in de besluitvorming. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en verplicht verweerder om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 418,50 en het betaalde griffierecht van € 50,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door rechter A.A.M. Elzakkers en griffier S. Westerhof.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5225

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , België, eiseres

(gemachtigde: mr. L.L. Ross),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [A] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 29 juni 2021 om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
Op 21 november 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft een reactie gegeven op het verweerschrift.

Overwegingen

1. Het beroep is ingediend bij de rechtbank Limburg, die het vervolgens heeft doorgestuurd naar de rechtbank Midden-Nederland. Deze laatste rechtbank is namelijk de bevoegde rechtbank om op het beroep van eiseres te beslissen.
2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]

Is de ingebrekestelling prematuur gedaan?

4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de ingebrekestelling prematuur is gedaan. De beslistermijn eindigde op 29 juni 2022 en de ingebrekestelling van eiseres van 10 juni 2022 is door verweerder ontvangen op 16 juni 2022, dus voor het einde van de beslistermijn.
5. De rechtbank volgt verweerder hierin niet om de volgende reden. Verweerder heeft eiseres bij brief van 25 mei 2022 bericht dat het hem niet gaat lukken om voor 29 juni 2022 op haar aanvraag te beslissen en dat zij hem in gebreke kan stellen. Eiseres heeft dit vervolgens ook gedaan. Verweerder was zich op dat moment al bewust van het feit dat hij te laat zou zijn met beslissen. In zijn brief van 25 mei 2022 heeft verweerder eiseres er ook niet op gewezen dat de ingebrekestelling pas gedaan kon worden na het verstrijken van de beslistermijn. Onder deze omstandigheden kan eiseres niet worden tegengeworpen dat zij de ingebrekestelling 13 dagen “te vroeg” heeft gedaan. Bovendien heeft gemachtigde namens eiseres op 29 juni 2022 nogmaals een ingebrekestelling verstuurd. Verweerder heeft deze rechtsgeldige ingebrekestelling ten onrechte buiten beschouwing gelaten. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
6. Het beroep is kennelijk gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
7. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [4] Verweerder heeft gemotiveerd verzocht om een langere termijn, namelijk dertien weken. [5] Verweerder heeft uiteengezet dat de procedure die hij volgt bij de herbeoordelingen deze termijn rechtvaardigt.
8. De rechtbank is van oordeel dat de beslistermijn van twee weken voor verweerder te kort is, gezien het grote aantal aanvragen en de complexiteit van de herbeoordelingen en verweerders uitleg over het besluitvormingsproces. Gelet op wat verweerder heeft aangevoerd is er volgens de rechtbank sprake van een bijzonder geval.
9. Omdat de rechtbank ziet dat verweerder om verschillende termijnen heeft verzocht in voorgaande soortgelijke zaken zonder dat de onderbouwing een voldoende verklaring geeft voor dit verschil, heeft de rechtbank besloten om zelf een vaste termijn te bepalen in reactie op verweerders verzoeken in dergelijke zaken. De rechtbank verleent verweerder in principe een termijn van twaalf weken vanaf de datum van het verweerschrift om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om daarvan af te wijken in voorliggende gevallen.
10. De rechtbank stelt vast dat de termijn van twaalf weken vanaf de datum van het verweerschrift in dit geval al is verstreken. Daarom bepaalt de rechtbank de termijn in dit geval op de standaard wettelijke termijn van twee weken na verzending van de uitspraak.
11. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. [6] Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. Dit is het uitgangspunt voor dit soort zaken en de rechtbank ziet geen reden om hier in dit geval van af te wijken.
Proceskosten en griffierecht
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken met dien verstande dat deze termijn wordt geacht verlengd te zijn met de periode die eiseres de zes weken voor het indienen van een zienswijze bij verweerder overschrijdt;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2023.
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
6.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.