ECLI:NL:RBMNE:2023:1041

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
UTR 23/977
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening horecasluiting in verband met openbare orde en veiligheid

Op 10 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen [verzoekster] B.V. en de burgemeester van de gemeente Almere. De burgemeester had op 24 februari 2023 besloten om [verzoekster] voor vier weken te sluiten vanwege zorgen over de openbare orde, veiligheid en gezondheid, na een reeks incidenten in 2022, waaronder geweldsincidenten en de aanwezigheid van leden van outlaw motorcycle gangs. [verzoekster] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om het café weer open te stellen.

De voorzieningenrechter heeft op 8 maart 2023 de zaak behandeld en vastgesteld dat er in 2022 diverse incidenten hebben plaatsgevonden, maar dat de burgemeester in januari en februari niet tot sluiting is overgegaan. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen. Enerzijds het belang van de burgemeester om de openbare orde te waarborgen, anderzijds het belang van [verzoekster] om weer open te kunnen, gezien de financiële gevolgen van de sluiting.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het spoedeisende belang van [verzoekster] zwaarder weegt dan het belang van de burgemeester om de sluiting voort te zetten. De voorzieningenrechter heeft het besluit van de burgemeester geschorst, waardoor [verzoekster] vanaf 10 maart 2023 weer open kan. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan [verzoekster].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/977

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 maart 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., uit [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. E. Brouwer),
en

de burgemeester van de gemeente Almere

(gemachtigde: mr. E.M. Ziegerink en M. van het Klooster).

Procesverloop

Met het besluit van 24 februari 2023 heeft de burgemeester [verzoekster] met ingang van 18.00 uur diezelfde dag gesloten voor de duur van vier weken.
[verzoekster] heeft daartegen bezwaar gemaakt. Op 1 maart 2023 heeft [verzoekster] de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen waardoor het café weer open kan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de eigenaren van verzoekster [A] en [B] , de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van de burgemeester.

Inleiding

1. De burgemeester had begin dit jaar het voornemen om [verzoekster] voor drie maanden te sluiten naar aanleiding van wat de politie heeft geregistreerd over een reeks aan incidenten in de periode van 26 januari tot en met 18 december 2022. Uit die registraties komt het volgende naar voren:
- er zijn in 2022 frequent incidenten geweest bij [verzoekster] , waaronder geweldsincidenten;
- er zijn in 2022 regelmatig leden van outlaw motorcycle gangs (OMG’s) bij [verzoekster] aanwezig geweest die privileges bij portiers en personeel lijken te hebben;
- portiers en personeel handelen niet professioneel en passen disproportioneel geweld toe richting bezoekers, waarin een patroon lijkt te ontstaan;
- [verzoekster] neemt geen passende maatregelen tegen de aanwezigheid en negatieve invloed van OMG’ers en gericht op het voorkomen van (gewelds)incidenten.
2. Naar aanleiding van dit voornemen en de zienswijze daarop van [verzoekster] is er op 1 februari 2023 een gesprek geweest tussen [verzoekster] en de burgemeester. [verzoekster] herkent zich in veel punten, maar weerspreekt dat OMG’ers een voorkeursbehandeling krijgen. Het voornemen van de burgemeester tot sluiting was voor [verzoekster] een wake-upcall en er zijn maatregelen genomen om nieuwe incidenten te voorkomen. De burgemeester was hierdoor nog niet overtuigd, waarna [verzoekster] op 19 februari 2023 zoals afgesproken een veiligheidsplan heeft ingediend. Dat zou door de burgemeester en politie worden beoordeeld, waarna een definitief besluit over het wel of niet sluiten van [verzoekster] zou volgen.
3. Nog voor het zover kwam deed zich op 18 februari 2023 een nieuw incident voor, toen de politie op de [.] twee meisjes van 14 en 16 jaar aantrof die onder invloed van alcohol waren. Het meisje van 14 is met een alcoholvergiftiging in het ziekenhuis opgenomen. De politie heeft aan de burgemeester laten weten dat de meisjes hebben verklaard dat zij bij [verzoekster] waren geweest, dat het 16-jarige meisje daar vaker kwam en dat zij Instagram-promotor is voor [verzoekster] . Naar aanleiding hiervan hebben toezichthouders van de gemeente op 22 februari 2023 bij [verzoekster] een controle op grond van de Alcoholwet uitgevoerd. Hun conclusie was dat er op dat moment geen leidinggevende aanwezig was en dat de Alcoholwetvergunning niet kon worden getoond.
4. De burgemeester kwam door deze recente ontwikkelingen tot de conclusie dat het geopend blijven van [verzoekster] een gevaar vormt voor de openbare orde, veiligheid en gezondheid. Zij heeft vervolgens op 24 februari 2023 het besluit genomen om [verzoekster] per direct voor vier weken te sluiten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Juridische grondslag voor sluiting
5. De burgemeester heeft het besluit om [verzoekster] tijdelijk te sluiten genomen op grond van artikel 2:19, eerste lid, van de APV. Daarin is bepaald dat de burgemeester in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid een tijdelijke sluiting kan bevelen van een openbare inrichting zoals een restaurant, café of discotheek.
6. Deze bepaling uit de APV berust op algemene verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad, op grond van artikel 121 van de Gemeentewet. Voor het toepassen van de bevoegdheid tot sluiting is niet vereist dat een sprake is (geweest) van een overtreding van een (wettelijk) voorschrift, en de inzet van het middel van sluiting is daarom geen bestuurlijke sanctie in de zin van artikel 5:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. De voorzieningenrechter overweegt dat het criterium voor het gebruiken van de bevoegdheid tot sluiting van een inrichting is of de openbare orde zodanig dreigt te worden verstoord of dat er een zodanig gevaar voor de veiligheid of gezondheid is dat sluiting nodig is om de veiligheid of gezondheid te beschermen of om die openbare orde in en rond het pand weer te herstellen. Anders dan [verzoekster] in haar bezwaar aanvoert is dus niet bepalend of met de sluiting van het pand kan worden bereikt dat in de toekomst geen overtredingen meer plaatsvinden. Het gaat om de vraag of de bescherming en het herstel van de openbare orde de sluiting nodig maakt.

De incidenten in 2022

8. Over de (gewelds)incidenten in 2022 heeft [verzoekster] ook op de zitting bij de voorzieningenrechter erkend dat er verbeteringen mogelijk en nodig waren rondom haar veiligheidsbeleid. Zij betwist op detailniveau echter wel bepaalde incidenten en met name de relatie tussen de incidenten en [verzoekster] , en de mogelijkheid die [verzoekster] heeft om invloed op het voorkomen daarvan uit te oefenen.
9. De voorzieningenrechter overweegt dat deze spoedprocedure zich er niet voor leent om hierover een uitgebreid debat te voeren. Hij volstaat met de constatering dat de burgemeester in de aanzienlijke lijst van (gewelds)incidenten op zichzelf genomen nog geen aanleiding zag om in januari of februari van dit jaar direct tot sluiting van [verzoekster] over te gaan.
De recente incidenten
10. Over de recente incidenten overweegt de voorzieningenrechter dat de burgemeester en [verzoekster] het eens zijn over een aantal feiten. Op 22 januari is er een minderjarig meisje tot het pand toegelaten met het oog op promotie-werkzaamheden en op 22 februari was er tijdens de controle door de toezichthouders geen leidinggevende aanwezig en kon de horecavergunning niet getoond worden.
11. Maar de burgemeester en [verzoekster] zijn het op een aantal belangrijke aspecten juist niet met elkaar eens.
12. De burgemeester vindt het aannemelijk dat de minderjarige meisjes op (ook) op 18 februari in het café zijn geweest en dat zij daar alcohol hebben gekregen. [verzoekster] betwist dat en wijst op de verklaring die het meisje van 16 afgelopen week heeft afgelegd bij de gemachtigde van [verzoekster] . Daarin zegt zij dat zij niet zeker weet of zij die nacht bij [verzoekster] was, dat zij best wel dronken was en in verschillende clubs is geweest en dat zij aan het einde van de nacht Flugel heeft gedronken in een andere club dan [verzoekster] . [verzoekster] heeft ook een harde schijf met alle beelden van die nacht van haar beveiligingscamera’s aan de voorzieningenrechter gestuurd, en daarop zouden de meisjes niet te zien zijn.
13. Daarnaast is er inmiddels een verklaring van de dj van [verzoekster] , die bevestigt dat hij via Instagram en later via Snapchat contact heeft gehad met het 16-jarige meisje en dat hij haar op 22 januari tot het pand van [verzoekster] heeft toegelaten voor promotie via TikTok. Hij verklaart echter dat zij toen geen alcohol mocht drinken. Dezelfde dj – die ook de leidinggevende van [verzoekster] is – verklaart over de controle op 22 februari 2023 dat hij maar een paar minuten weg was, om besteld eten op te halen bij de snackbar om de hoek.
14. De voorzieningenrechter overweegt dat de recente verklaring van het meisje van 16 nu niet verder geverifieerd kan worden, maar dat de eerdere door de politie opgetekende verklaringen daardoor wel minder gewicht in de schaal leggen. Daar komt bij dat de conclusie van de burgemeester dat de minderjarige meisjes op 18 februari in [verzoekster] zijn geweest slechts is gebaseerd op wat zij zelf hebben verklaard. Die verklaringen zijn weliswaar door de politie in een proces-verbaal vastgelegd, maar de waarneming van degene die het proces-verbaal heeft opgesteld betreft niet meer dan dát de verklaring is afgelegd. Aan het proces-verbaal kan niet dat bewijswaarde worden gehecht dat de meisjes de waarheid hebben verklaard. De voorzieningenrechter heeft de beelden van de beveiligingscamera’s niet bekeken, omdat dat uren tijd zou vergen. Maar wat wel kan worden vastgesteld is dat er geen beelden zijn die bevestigen dat de meisjes op 18 februari binnen zijn geweest.
15. Ook over deze verschillen in de standpunten kan in deze spoedprocedure niet dieper worden ingegaan. Vanwege de aard van die procedure kunnen nu bijvoorbeeld geen getuigen worden gehoord en kan geen nadere informatie van de politie worden gevraagd over wat er precies is gebeurd.
De belangenafweging bij het voortduren van de sluiting
16. De voorzieningenrechter laat zich niet uit over de vraag of de burgemeester op 24 februari 2023 rechtmatig kon besluiten tot sluiting van [verzoekster] . Het debat over die vraag kunnen de burgemeester en [verzoekster] in de bezwaarprocedure verder voeren, waarna de rechtbank daar later zo nodig over kan oordelen.
17. De voorzieningenrechter beperkt zich tot een beoordeling van de spoedeisende belangen die partijen op dit moment hebben bij het al dan niet laten voortduren van de sluiting. Het belang van de burgemeester is dat de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid worden beschermd. Het belang van [verzoekster] is dat zij weer open kan, omdat zij nu grote (financiële) gevolgen ondervindt van de sluiting.
18. Wat kan worden vastgesteld is dat er in 2022 diverse (gewelds)incidenten zijn geweest, die de burgemeester op zichzelf beschouwd onvoldoende vond om [verzoekster] direct te sluiten. Daar bovenop is er in ieder geval op 22 januari 2023 een minderjarig meisje in het pand geweest om daar promotiewerk te verrichten.
19. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Zelfs als ervan zou worden uitgegaan dat het besluit om [verzoekster] te sluiten op 24 februari 2023 rechtmatig zou zijn genomen, dan weegt het spoedeisende belang van [verzoekster] bij de schorsing van dat besluit op dit moment, twee weken na de sluiting, zwaarder dan het belang van de burgemeester om die sluiting nog langer te laten voortduren. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter de hiervoor benoemde recente door [verzoekster] opgestuurde nadere informatie over het incident op 18 februari en over de controle op 22 februari, en hij weegt mee dat de sluiting van de afgelopen twee weken moet hebben bijgedragen aan het herstel van de openbare orde en het waarborgen van de veiligheid en gezondheid van het uitgaanspubliek.
20. De voorzieningenrechter benadrukt dat uit deze uitspraak niet kan worden afgeleid dat de burgemeester twee weken geleden niet tot sluiting van [verzoekster] had mogen overgaan. Er ligt immers een indrukwekkende lijst aan (gewelds)incidenten die aan het café gerelateerd worden. Dat de belangenafweging nu in voordeel van [verzoekster] uitpakt betekent ook niet dat de zaak daarmee is afgedaan. [verzoekster] zal ook na vandaag met de gemeente en met de politie in gesprek moeten blijven over hoe zij er samen voor kunnen zorgen dat de openbare orde, veiligheid en gezondheid blijvend kunnen worden gewaarborgd. Het opgestelde veiligheidsplan kan daarvoor een aanknopingspunt zijn.

Conclusie en gevolgen

21. Gelet op het voorgaande, wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 24 februari 2023 wordt geschorst. Dat betekent dat het café vanaf vandaag weer open kan. De voorzieningenrechter verbindt geen vervaldatum aan deze voorlopige voorziening, omdat de burgemeester in de komende twee weken geen beslissing op bezwaar gaat nemen en omdat het besluit tot sluiting na die tijd van rechtswege is uitgewerkt. De beslissing op bezwaar gaat nog over de (on)rechtmatigheid van het besluit en de schade die daaruit kan zijn ontstaan.
22. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet de burgemeester het griffierecht aan [verzoekster] vergoeden en krijgt zij een vergoeding van haar proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt [verzoekster] een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het besluit van 24 februari 2023;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 365,- aan [verzoekster] moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan [verzoekster] .
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
10 maart 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.