ECLI:NL:RBMNE:2023:1038

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
16/073094-22, 16/163121-22 (gev. ttz) en 21/001154-21 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader voor het onttrekken van zijn minderjarige kinderen aan Jeugdzorg, met bedreiging van medewerkers

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die zijn minderjarige kinderen twee keer heeft onttrokken aan het toezicht van Jeugdzorg. De vader, die verminderd toerekeningsvatbaar werd bevonden, heeft op 21 maart 2022 zijn dochter [minderjarige 1] onttrokken aan het gezag van Jeugdzorg, vergezeld van bedreigingen aan het adres van medewerkers van Jeugdzorg en de politie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk onttrekken van een minderjarige aan het opzicht van de autoriteiten, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 328 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een meldplicht. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf is afgewezen, omdat een gevangenisstraf de reeds ingezette hulpverlening zou doorkruisen. De rechtbank heeft de vader vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 subsidiair en feit 3 gehandhaafd. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychische toestand van de vader en de impact van zijn daden op zijn kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/073094-22, 16/163121-22 (gev. ttz) en 21/001154-21 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
(hierna te noemen: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen T. Clarke, reclasseringswerker bij het Leger des Heils Midden-Nederland, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/073094-22
feit 1
op 21 maart 2022 in Lelystad, samen met een ander, de minderjarige [minderjarige 1] heeft onttrokken aan het over haar wettig gesteld gezag en/of aan het over haar uitgeoefende opzicht;
feit 2 primair
op 21 maart 2022 in Lelystad heeft geprobeerd medewerkers van [afdeling] en/of de politie zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door bakstenen naar hen te gooien;
feit 2 subsidiair
op 21 maart 2022 in Lelystad medewerkers van [afdeling] en/of de politie heeft bedreigd.
Parketnummer 16/163121-22
op 30 juni 2022 in Lelystad de minderjarige [minderjarige 2] , heeft onttrokken aan het over haar wettig gesteld gezag en/of aan het over haar uitgeoefende opzicht.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/073094-22 en 16/163121-22 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 tot en met 3.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 primair en het onder 3 tenlastegelegde. Het onder 1 tenlastegelegde kan volgens de raadsman wel bewezen worden verklaard. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2 primair
Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken is onvoldoende vast te stellen met hoeveel kracht verdachte de bakstenen heeft gegooid en hoe dicht deze bij de medewerkers van [afdeling] en de politie in de buurt zijn neergekomen. Hierdoor is onvoldoende vast te stellen of er een aanmerkelijke kans bestond dat daardoor aan de medewerkers van [afdeling] en de politie zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen feit 1 en 2 subsidiair [1]
[aangever] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, op 21 maart 2022 namens [afdeling] aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Hierbij wil ik aangifte doen van het onttrekken van een minderjarig kind aan het
ouderlijk ontzag. Ik ben de gezinsvoogd van het kind en ik ben gerechtigd tot het
doen van aangifte namens de organisatie [instelling] , de afdeling ' [afdeling] ' jeugdbescherming. Op 18 maart 2022, is er door de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland te Lelystad, een uitspraak gedaan voor een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , geboren op [2020] te [geboorteplaats] . Op 21 maart 2022, had ik in de ochtend telefonisch contact met de ouders van [minderjarige 1] , [A] en [verdachte] . Tijdens dit telefoongesprek gaven beide ouders aan niet te willen meewerken aan de uithuisplaatsing. Zij gaven aan nog niks van een uitspraak te hebben vernomen. Ik heb deze toen bij beide kenbaar gemaakt. Hierop hoorde ik de vader zeggen: "Kom haar hier maar halen dan komt er oorlog". Hierna werd direct de verbinding verbroken. Middels Whatsapp heb ik getracht contact te zoeken om nog afspraken te kunnen maken omtrent de uithuisplaatsing. Hierop kwam geen reactie. Diezelfde dag ben ik richting de woning van [minderjarige 1] aan de [adres] te [woonplaats] gegaan. Ik heb toen bij de woning aangebeld. Hierop werd de deur niet geopend en communiceerden beide ouders via de brievenbus en keukenraam aan de voorzijde van de woning. Beide gaven aan niet mee te gaan werken. Op een gegeven moment zag ik vanuit de derde verdieping de vader uit het raam hangen. Hij liet diverse bakstenen zien waarna hij deze op de rand van het kozijn legde. Kort daarna vielen er een aantal naar beneden. Tevens schreeuwde hij dat hij een pan met kokend heet vet had en deze in onze richting zou gooien als wij dichterbij kwamen. Hij liet daarbij ook de pan zien. [2]
De
beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 18 maart 2022, waarbij (onder meer) een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] is verleend met ingang van 10 maart 2022 tot 2 januari 2023 [3] .
Verbalisant [verbalisant] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenhet volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik heb contact proberen te leggen met [verdachte] . Ik heb dat vanaf het moment van aankomst tot de aanhouding van beide ouders gedaan. Ik ben al die uren enigszins in gesprek geweest met [verdachte] . Ik heb [verdachte] meermaals luid en duidelijk en op niet mis te verstane wijze dingen horen roepen als:
- Ik heb twee hete pannen met olie in het raam staan. Ik doe net als in de
middeleeuwen. Ik gooi het naar beneden als jullie komen.
- Ik heb een pistool en jullie kunnen een kogel krijgen. [4]
Op een gegeven moment kwamen er onderhandelaars ter plaatse en ik zag dat die in gesprek probeerden te gaan met [verdachte] . Ik zag om 18:44 uur dat er een klinker door [verdachte] naar de onderhandelaars werd gegooid en de plek waar ik stond.
De
verklaring van verdachteter terechtzitting van 24 februari 2023:
Op 21 maart 2022 heb ik samen met [A] besloten dat wij [minderjarige 1] niet zouden meegeven aan [afdeling] . Toen de mensen van [afdeling] voor de deur stonden, heb ik gezegd dat zij weg moesten gaan en onze veiligheid moesten respecteren. Vervolgens heb ik met alle macht en middelen geprobeerd mijn huis en kinderen te beschermen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsmiddelen feit 3 [5]
[aangever] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, op 30 juni 2022 namens [minderjarige 2] aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik ben werkzaam als jeugdbeschermer bij [instelling] . Vanuit mijn functie doe ik aangifte van het onttrekken aan het wettelijk gezag van [minderjarige 2] , geboren op [2008] . Ik ben als gezinsvoogd betrokken bij [minderjarige 2] . [minderjarige 2] is uit huis geplaatst en verblijft bij het [naam] in [woonplaats] . Dit betreft een gezinshuis waar [minderjarige 2] woont. Er is op dit moment geen omgang tussen [minderjarige 2] en de vader van [minderjarige 2] . Vandaag, 30 juni 2022, omstreeks 09:15 uur werd ik gebeld door het [naam] . Die gaven aan dat ze niet op school was verschenen. Hier zou ze, normaal gesproken, rond 08:30 uur moeten zijn. [6]
[minderjarige 2] is op 4 juli 2022 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuige als getuigegehoord bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: Wat is er vorige week donderdag, 30 juni 2022, gebeurd?
A: lk zou naar school toe fietsen. Mijn vader fietste langs. Mijn vader zei: "Wil je een keertje met me mee?" Ik zei eerst dan krijgen we problemen want dan zie ik je nog minder. Hij zei dat krijgen we toch wel en ja, dat klopt wel. Dus ik ben met hem mee gegaan. Eerst zijn we wezen fietsen naar Bataviastad. Toen zijn we naar het Zuigerplasbos gefietst. Daar hadden we onze fietsen en spullen die we niet nodig hadden gedumpt. Toen zijn we gaan lopen, heel ver, ik weet allemaal niet. Wij
kregen pijn aan onze voeten. We vonden het toch niet zo slim dat we de fietsen hadden achter gelaten. Dus toen zijn we terug gegaan om de fietsen op te halen. Toen gingen we naar de benzinepomp, een ijsje wezen halen. Toen zijn we naar de Jumbo gegaan, daar zijn we water wezen halen en een salade. Daarna wilde we gaan vissen. We hadden ook visspullen bij ons. We zijn ook wezen pinnen zodat we niet steeds hoefde te pinnen, maar contant hadden. In de middag was het lekker chillen en in de avond hadden we een plekje gevonden waar we konden slapen. Toen we daar naar toe op weg waren was er politie op een scooter die bleef achter ons aan rijden
en toen zijn we gepakt.
V: Jij zag toen je vader op de brug, en die vroeg wil je weer eens mee.
A: Ja.
B: Je had wel een telefoon mee.
V: Waar was die telefoon toen?
A: Toen ik bij school wegging heb ik deze in het gras gegooid.
V: Waarom gooide je hem weg?
A: Er staat een app op waarop ik gevolgd kan worden. Ook kan ik niet zomaar apps op mijn telefoon zetten daar moet eerst toestemming op gegeven worden.
V: Wie kan jou dan volgen?
A: Het [naam] .
V: Je gooide je telefoon weg, want dan kon je gevolgd worden. Wie zijn idee was dat?
A: Van mijn vader.
V: Hoe zei hij dat tegen jou?
A: Hij zei gewoon van het is beter dat jij je telefoon weggooit, want je kunt nu gevolgd worden. Ik zei van oké.
V: Toen de politie jou aantrof had jij geen bloemetjesjurk aan. Leg eens uit.
A: Klopt, mijn vader had een T-shirt voor mij meegenomen. ik had onder het jurkje een broekje aan. Ik deed mijn jurk uit en dat T-shirt aan.
V: Waarom heb jij je kleding gewisseld?
A: Omdat het makkelijk was met fietsen. Ook was het handiger omdat mensen wisten wat ik aan had. Zo zou ik niet herkend worden.
V: Wie vond dat het handiger was?
A: Mijn vader, hij dwong mij niet natuurlijk maar hij vond het wel verstandig. [7]
De
verklaring van verdachteter terechtzitting van 24 februari 2023:
Op 30 juni 2022 heb ik [minderjarige 2] op de route naar school ontmoet. U, voorzitter vraagt mij hoe die dag voor mij was toen ik samen met [minderjarige 2] door Lelystad heb gelopen en gefietst. Het was een fijne dag. Ik had een vermoeden dat er naar [minderjarige 2] werd gezocht.
Bewijsoverweging
Anders dan door de verdediging is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat feit 3 op basis van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Verdachte heeft [minderjarige 2] op 30 juni 2022 gedurende een hele dag mee genomen. Hij heeft haar haar telefoon weg laten gooien, waardoor zij niet gevolgd kon worden en hij heeft haar andere kleding laten aantrekken waardoor zij lastiger te herkennen zou zijn. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte het de instantie die met het opzicht over [minderjarige 2] was belast welbewust onmogelijk gemaakt om dat opzicht uit te oefenen. Hij heeft haar daarmee dus aan dat opzicht onttrokken. Dat verdachte [minderjarige 2] tevens zou hebben onttrokken aan het gezag, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat verdachte daarvan partieel wordt vrijgesproken. Datzelfde geldt voor het ten laste gelegde medeplegen. Dat bij de onttrekking aan het opzicht door verdachte sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met een ander, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 21 maart 2022 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een minderjarige, [minderjarige 1] , geboren op [2020] , heeft onttrokken aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende;
feit 2 subsidiair
op 21 maart 2022 te Lelystad meerdere medewerkers van de politie en een medewerker van [afdeling] heeft bedreigd met zware mishandeling, door (bak) stenen naar, die medewerkers te gooien en te roepen: 'kom haar hier maar halen dan is het oorlog' en 'ik heb een pistool en jullie kunnen een kogel krijgen', en dat hij een pan met kokend heet vet had en dat hij deze zou gooien als de medewerkers van de politie dichterbij zouden komen;.
feit 3
op 30 juni 2022 te Lelystad, alleen, opzettelijk een minderjarige, [minderjarige 2]
, geboren op [2008] , heeft onttrokken aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van het opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent;
feit 2 subsidiair
bedreiging met zware mishandeling;
feit 3
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is betoogd dat aan verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde een beroep toekomt op psychische overmacht en dat hij om die reden dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte in een dergelijke emotionele staat verkeerde, dat hij niet in staat was om mee te werken aan de uithuisplaatsing van zijn dochter [minderjarige 1] . Verdachte had het gevoel dat hij op dat moment zijn dochter moest beschermen. Zijn plicht als vader woog op dat moment zwaarder dan de beschikking van de rechtbank tot uithuisplaatsing van 18 maart 2022.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat het beroep van verdachte op psychische overmacht dient te worden verworpen omdat niet aan de eisen voor het aannemen van psychische overmacht is voldaan.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Door verdachte is een beroep gedaan op psychische overmacht. Van psychische overmacht in zin van artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht is sprake indien het gaat om een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden.
De rechtbank is van oordeel dat het duidelijk is dat er sprake is geweest van frustratie en gevoelens van machteloosheid bij verdachte omdat er eerder kinderen van verdachte uit huis waren geplaatst en hij, zoals aangegeven ter terechtzitting, zelf een traumatische ervaring heeft gehad toen hij als minderjarige ook uit huis is geplaatst. Deze gemoedstoestand is misschien ook invoelbaar, maar de rechtbank is van oordeel dat geen sprake was van een zodanige druk dat een beroep op psychische overmacht kan slagen. In ieder geval was geen sprake van een situatie waarin verdachte aan die van buiten komende drang geen weerstand kon en behoefde te bieden. Van verdachte kon redelijkerwijs worden verwacht dat hij ondanks zijn emoties, gevolg zou geven aan de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 18 maart 2022. Daarbij is van belang dat die beschikking geacht moet worden te zijn gegeven in het belang van zijn dochter, zodat verdachte’s plicht als vader juist meebracht dat hij daaraan mee moest werken. Op grond van het voorgaande verwerpt de rechtbank het beroep op psychische overmacht. Er is ook overigens geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 328 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname en het meewerken aan middelencontrole.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de straf refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 21 maart 2022 samen met zijn partner schuldig gemaakt aan het onttrekken van zijn dochter [minderjarige 1] aan het opzicht van de jeugdbescherming. In strijd met de beslissing tot uithuisplaatsing heeft verdachte het de gezinsvoogd urenlang onmogelijk gemaakt om [minderjarige 1] mee te nemen. Door zo te handelen heeft verdachte een rechterlijke uitspraak naast zich neergelegd. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Daarnaast heeft verdachte zich diezelfde dag schuldig gemaakt aan het bedreigen van medewerkers van de politie en de gezinsvoogd. Hij heeft met stenen naar hen gegooid en gedreigd hen te beschieten en met kokend vet te overgieten. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij uit frustratie, de gezinsvoogd en medewerkers van de politie die hun werk als hulpverleners moeten kunnen doen, schrik heeft aangejaagd en met zijn handelen de situatie heeft doen escaleren. Op 30 juni 2022, toen verdachte nog in een schorsing liep in verband met voorgaande feiten, heeft verdachte zich wederom schuldig gemaakt aan het onttrekken van een minderjarige aan het opzicht van de jeugdbescherming. Het ging ditmaal om zijn andere dochter [minderjarige 2] , waar tevens landelijk een Amber-alert voor is uitgestuurd. Hij heeft zijn dochter bij de handeling van het onttrekken betrokken, door haar opdracht te geven haar telefoon weg te gooien en andere kleding aan te trekken. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zijn dochter daarmee in een lastige positie heeft gebracht.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • het op zijn naam gestelde uittreksel Justitiële documentatie van 30 november 2022;
  • een Pro Justitia psychologisch rapport van 20 oktober 2022, opgemaakt door drs. S.C. Beekman, klinisch psycholoog;
  • een reclasseringsadvies van 26 oktober 2022, opgemaakt door T. Clarke, reclasseringswerker;
  • een voortgangsverslag van 16 februari 2023, opgemaakt door T. Clarke, reclasseringswerker.
Uit het hiervoor genoemde uittreksel Justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder in aanraking is geweest met justitie voor onder andere het onttrekken van een minderjarige aan het opzicht.
Uit de hiervoor genoemde Pro Justitia rapportage volgt dat er bij verdachte sprake is van een anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken. Hieruit voortvloeiend is sprake van een afwijkende wijze van waarnemen en interpreteren van bepaalde situaties, gebrekkige emotieregulatievaardigheden, impulscontroleproblemen en beperkte copingvaardigheden. Tevens is er sprake van ernstige traumatisering in de voorgeschiedenis en zijn er aanwijzingen voor een posttraumatische stresstoornis. Volgens de psycholoog was dit tevens het geval ten tijde van het onder 3 bewezen geachte feit. De psycholoog adviseert om bij een bewezenverklaring verdachte het hem tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico wordt voor een soortgelijk delict als het onder 3 bewezen geachte feit zonder behandeling als vrij hoog ingeschat. Dit kan verminderd worden door verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf klinisch te behandelen binnen een forensische polikliniek zoals de Waag, waarbij aandacht dient te zijn voor trauma, emotie- en impulsregulatie en het systeem.
De rechtbank is met de psycholoog van oordeel dat verdachtes problematiek ook ten tijde van het onder 3 bewezen verklaarde aan de orde was en dat dit de gedragskeuze van verdachte op dat moment heeft beïnvloed. De rechtbank concludeert daarom dat de strafbare feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Uit het voortgangsverslag blijkt dat het verloop van het toezicht gedurende de schorsing van verdachte positief verloopt. Verdachte houdt zich altijd en op tijd op de meldplicht en toont zich meewerkend ten aanzien van de behandeling bij de Waag. De reclassering acht het voortzetten van de voorwaarden sterk geïndiceerd en adviseert tot het opleggen van een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname en meewerken aan middelencontrole.
T. Clarke (Reclassering Nederland) heeft ter terechtzitting aangegeven dat het advies van de reclassering met betrekking tot het opleggen van een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden nog steeds aan de orde is, maar dat er in de huidige situatie contra-indicaties zijn voor het opleggen van een werkstraf aan verdachte.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten vanuit een oogpunt van normbevestiging in beginsel een forse en geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank ziet echter aanleiding om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Een straf die mee zou brengen dat verdachte nu opnieuw gedetineerd zou raken, is – gelet op de inhoud van de Pro Justitia rapportage en de reeds ingezette hulpverlening – nu niet passend.
De rechtbank acht conform de eis van de officier van justitie een gevangenisstraf van 328 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Dit voorwaardelijke deel dient ervoor om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank tevens de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden om de noodzakelijke hulp en begeleiding mogelijk te maken.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de inhoud van het in dit vonnis besproken onderzoek en het reclasseringsadvies, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij arrest van 20 januari 2022 (parketnummer 21/001154-21) van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is aan verdachte onder meer een gevangenisstraf van acht maanden voorwaardelijk opgelegd.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging inzake parketnummer 21/001154-21 ten aanzien van acht maanden gevangenisstraf, af te wijzen omdat een gevangenisstraf de reeds ingezette hulpverlening en positieve verloop daarvan zal doorkruisen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het van belang is dat verdachte niet weer terug moet naar de gevangenis.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Dat betekent dat de vordering in beginsel zou kunnen worden toegewezen. De rechtbank ziet echter aanleiding om de vordering af te wijzen. Reden daarvoor is dat een gevangenisstraf de reeds ingezette hulpverlening aan verdachte zal doorkruisen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 279 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 subsidiair en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 subsidiair en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
328 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich op bij de reclassering zal blijven melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, indien de zorgverlener dit nodig acht;
* indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal,
na rechterlijke goedkeuring, de verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
* zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en/of drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21/001154-21
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mrs. N. van Esch en P.J. Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Tason Avila, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 maart 2023.
Mr. Blok is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/073094-22
1
hij op of omstreeks 21 maart 2022 te Lelystad,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
opzettelijk een minderjarige, [minderjarige 1] , geboren op [2020] ,
heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende;
2
hij op of omstreeks 21 maart 2022 te Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meerdere medewerkers van de politie en/of een of meerdere medewerkers van [afdeling] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meerdere, althans een, baksteen/bakstenen heeft gepakt en/of die baksteen/bakstenen (met kracht) naar, althans in de richting van die medewerkers van de politie en/of [afdeling] heeft gegooid terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 maart 2022 te Lelystad een of meerdere medewerkers van de politie en/of een of meerdere medewerkers van [afdeling] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een of meerdere malen (met kracht) (bak) stenen naar, althans in de richting van die medewerkers te gooien en/of te roepen:
'kom haar hier maar halen dan is het oorlog' en/of 'ik heb een pistool en jullie kunnen een kogel krijgen', en/of dat hij een pan met kokend heet vet had en dat hij deze zou gooien als de medewerkers van de politie dichterbij zouden komen en/of althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Parketnummer 16/163121-22
hij op of omstreeks 30 juni 2022 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk een minderjarige, [minderjarige 2]
, geboren op [2008] , heeft onttrokken aan het wettig over haar
gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar
uitoefende.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 maart 2022, genummerd 2022079499 opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 5, 100 tot en met 131, 500 tot en met 520. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 100 en 101.
3.Pagina’s 102 tot en met 108
4.Pagina 111.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 juni 2022, genummerd 2022188419 opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 9, 500 tot en met 504, 1000 tot en met 1085. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.Pagina 1001.
7.Pagina’s 1059, 1060 en 1064.