4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2 primair
Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken is onvoldoende vast te stellen met hoeveel kracht verdachte de bakstenen heeft gegooid en hoe dicht deze bij de medewerkers van [afdeling] en de politie in de buurt zijn neergekomen. Hierdoor is onvoldoende vast te stellen of er een aanmerkelijke kans bestond dat daardoor aan de medewerkers van [afdeling] en de politie zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen feit 1 en 2 subsidiair
[aangever] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, op 21 maart 2022 namens [afdeling] aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Hierbij wil ik aangifte doen van het onttrekken van een minderjarig kind aan het
ouderlijk ontzag. Ik ben de gezinsvoogd van het kind en ik ben gerechtigd tot het
doen van aangifte namens de organisatie [instelling] , de afdeling ' [afdeling] ' jeugdbescherming. Op 18 maart 2022, is er door de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland te Lelystad, een uitspraak gedaan voor een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , geboren op [2020] te [geboorteplaats] . Op 21 maart 2022, had ik in de ochtend telefonisch contact met de ouders van [minderjarige 1] , [A] en [verdachte] . Tijdens dit telefoongesprek gaven beide ouders aan niet te willen meewerken aan de uithuisplaatsing. Zij gaven aan nog niks van een uitspraak te hebben vernomen. Ik heb deze toen bij beide kenbaar gemaakt. Hierop hoorde ik de vader zeggen: "Kom haar hier maar halen dan komt er oorlog". Hierna werd direct de verbinding verbroken. Middels Whatsapp heb ik getracht contact te zoeken om nog afspraken te kunnen maken omtrent de uithuisplaatsing. Hierop kwam geen reactie. Diezelfde dag ben ik richting de woning van [minderjarige 1] aan de [adres] te [woonplaats] gegaan. Ik heb toen bij de woning aangebeld. Hierop werd de deur niet geopend en communiceerden beide ouders via de brievenbus en keukenraam aan de voorzijde van de woning. Beide gaven aan niet mee te gaan werken. Op een gegeven moment zag ik vanuit de derde verdieping de vader uit het raam hangen. Hij liet diverse bakstenen zien waarna hij deze op de rand van het kozijn legde. Kort daarna vielen er een aantal naar beneden. Tevens schreeuwde hij dat hij een pan met kokend heet vet had en deze in onze richting zou gooien als wij dichterbij kwamen. Hij liet daarbij ook de pan zien.
De
beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 18 maart 2022, waarbij (onder meer) een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] is verleend met ingang van 10 maart 2022 tot 2 januari 2023.
Verbalisant [verbalisant] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenhet volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik heb contact proberen te leggen met [verdachte] . Ik heb dat vanaf het moment van aankomst tot de aanhouding van beide ouders gedaan. Ik ben al die uren enigszins in gesprek geweest met [verdachte] . Ik heb [verdachte] meermaals luid en duidelijk en op niet mis te verstane wijze dingen horen roepen als:
- Ik heb twee hete pannen met olie in het raam staan. Ik doe net als in de
middeleeuwen. Ik gooi het naar beneden als jullie komen.
- Ik heb een pistool en jullie kunnen een kogel krijgen.
Op een gegeven moment kwamen er onderhandelaars ter plaatse en ik zag dat die in gesprek probeerden te gaan met [verdachte] . Ik zag om 18:44 uur dat er een klinker door [verdachte] naar de onderhandelaars werd gegooid en de plek waar ik stond.
De
verklaring van verdachteter terechtzitting van 24 februari 2023:
Op 21 maart 2022 heb ik samen met [A] besloten dat wij [minderjarige 1] niet zouden meegeven aan [afdeling] . Toen de mensen van [afdeling] voor de deur stonden, heb ik gezegd dat zij weg moesten gaan en onze veiligheid moesten respecteren. Vervolgens heb ik met alle macht en middelen geprobeerd mijn huis en kinderen te beschermen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsmiddelen feit 3
[aangever] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, op 30 juni 2022 namens [minderjarige 2] aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik ben werkzaam als jeugdbeschermer bij [instelling] . Vanuit mijn functie doe ik aangifte van het onttrekken aan het wettelijk gezag van [minderjarige 2] , geboren op [2008] . Ik ben als gezinsvoogd betrokken bij [minderjarige 2] . [minderjarige 2] is uit huis geplaatst en verblijft bij het [naam] in [woonplaats] . Dit betreft een gezinshuis waar [minderjarige 2] woont. Er is op dit moment geen omgang tussen [minderjarige 2] en de vader van [minderjarige 2] . Vandaag, 30 juni 2022, omstreeks 09:15 uur werd ik gebeld door het [naam] . Die gaven aan dat ze niet op school was verschenen. Hier zou ze, normaal gesproken, rond 08:30 uur moeten zijn.
[minderjarige 2] is op 4 juli 2022 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuige als getuigegehoord bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: Wat is er vorige week donderdag, 30 juni 2022, gebeurd?
A: lk zou naar school toe fietsen. Mijn vader fietste langs. Mijn vader zei: "Wil je een keertje met me mee?" Ik zei eerst dan krijgen we problemen want dan zie ik je nog minder. Hij zei dat krijgen we toch wel en ja, dat klopt wel. Dus ik ben met hem mee gegaan. Eerst zijn we wezen fietsen naar Bataviastad. Toen zijn we naar het Zuigerplasbos gefietst. Daar hadden we onze fietsen en spullen die we niet nodig hadden gedumpt. Toen zijn we gaan lopen, heel ver, ik weet allemaal niet. Wij
kregen pijn aan onze voeten. We vonden het toch niet zo slim dat we de fietsen hadden achter gelaten. Dus toen zijn we terug gegaan om de fietsen op te halen. Toen gingen we naar de benzinepomp, een ijsje wezen halen. Toen zijn we naar de Jumbo gegaan, daar zijn we water wezen halen en een salade. Daarna wilde we gaan vissen. We hadden ook visspullen bij ons. We zijn ook wezen pinnen zodat we niet steeds hoefde te pinnen, maar contant hadden. In de middag was het lekker chillen en in de avond hadden we een plekje gevonden waar we konden slapen. Toen we daar naar toe op weg waren was er politie op een scooter die bleef achter ons aan rijden
en toen zijn we gepakt.
V: Jij zag toen je vader op de brug, en die vroeg wil je weer eens mee.
A: Ja.
B: Je had wel een telefoon mee.
V: Waar was die telefoon toen?
A: Toen ik bij school wegging heb ik deze in het gras gegooid.
V: Waarom gooide je hem weg?
A: Er staat een app op waarop ik gevolgd kan worden. Ook kan ik niet zomaar apps op mijn telefoon zetten daar moet eerst toestemming op gegeven worden.
V: Wie kan jou dan volgen?
A: Het [naam] .
V: Je gooide je telefoon weg, want dan kon je gevolgd worden. Wie zijn idee was dat?
A: Van mijn vader.
V: Hoe zei hij dat tegen jou?
A: Hij zei gewoon van het is beter dat jij je telefoon weggooit, want je kunt nu gevolgd worden. Ik zei van oké.
V: Toen de politie jou aantrof had jij geen bloemetjesjurk aan. Leg eens uit.
A: Klopt, mijn vader had een T-shirt voor mij meegenomen. ik had onder het jurkje een broekje aan. Ik deed mijn jurk uit en dat T-shirt aan.
V: Waarom heb jij je kleding gewisseld?
A: Omdat het makkelijk was met fietsen. Ook was het handiger omdat mensen wisten wat ik aan had. Zo zou ik niet herkend worden.
V: Wie vond dat het handiger was?
A: Mijn vader, hij dwong mij niet natuurlijk maar hij vond het wel verstandig.
De
verklaring van verdachteter terechtzitting van 24 februari 2023:
Op 30 juni 2022 heb ik [minderjarige 2] op de route naar school ontmoet. U, voorzitter vraagt mij hoe die dag voor mij was toen ik samen met [minderjarige 2] door Lelystad heb gelopen en gefietst. Het was een fijne dag. Ik had een vermoeden dat er naar [minderjarige 2] werd gezocht.
Bewijsoverweging
Anders dan door de verdediging is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat feit 3 op basis van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Verdachte heeft [minderjarige 2] op 30 juni 2022 gedurende een hele dag mee genomen. Hij heeft haar haar telefoon weg laten gooien, waardoor zij niet gevolgd kon worden en hij heeft haar andere kleding laten aantrekken waardoor zij lastiger te herkennen zou zijn. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte het de instantie die met het opzicht over [minderjarige 2] was belast welbewust onmogelijk gemaakt om dat opzicht uit te oefenen. Hij heeft haar daarmee dus aan dat opzicht onttrokken. Dat verdachte [minderjarige 2] tevens zou hebben onttrokken aan het gezag, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat verdachte daarvan partieel wordt vrijgesproken. Datzelfde geldt voor het ten laste gelegde medeplegen. Dat bij de onttrekking aan het opzicht door verdachte sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met een ander, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen.