10.1Eiser voert verder aan dat het weigeren van de naam van de feedbackgever in strijd is met de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege van 15 augustus 2022.In die uitspraak is namelijk geoordeeld dat de feedback van de BIG-geregistreerde vakgenoot van de rapporteur, meer is dan een instrument voor intern beraad en advies, dat van een BIG-geregistreerde hulpverlener verwacht mag worden dat hij zich toetsbaar opstelt, en dat daarom van het NIFP in beginsel verwacht mag worden dat deze de naam van de feedbackgever verstrekt aan degene op wie de rapportage betrekking heeft.
Bevoegdheid verweerder ten aanzien van het verzoek om de feedback en de naam van de feedbackgever
11. Op zitting is gesproken over wie de bevoegdheid heeft om te beslissen over het verzoek van eiser ten aanzien van de feedback en de naam van de feedbackgever: de Minister van Justitie en Veiligheid of de Minister voor Rechtsbescherming (de minister/verweerder). De minister heeft na de zitting een stuk ingediend waarin is uitgelegd dat er een nadere bevoegdheidsverdeling is tussen de twee ministers en wat de verdeling inhoudt. Hieruit blijkt dat de Dienst Justitiële Inrichtingen, en het NIFP dat daarvan onderdeel uitmaakt, vallen onder de Minister voor Rechtsbescherming. Omdat het NIFP de feedbackformulieren onder zich heeft, is de minister (verweerder) dus bevoegd om hierover te beslissen.
Welke wet is van toepassing?
12. De rechtbank is van oordeel dat in tegenstelling tot wat de minister stelt, niet de Wjsg maar de Avg in deze zaak van toepassing is. De rechtbank legt dat hieronder uit.
13. Uit de Avg volgt dat de verordening onder meer niet van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens:
‘door de bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid.’
14. De Wjsg ziet op verwerking van justitiële en strafvorderlijke gegevens, en gaat dus over de persoonsgegevens die op grond van bovenstaande uitzondering niet onder de Avg vallen. In artikel 1 van de Wjsg is gedefinieerd wanneer sprake is van zulke gegevens. Hoewel het feedbackformulier betrekking heeft op de Pro Justitia rapportage, waarvan niet in geschil is dat die valt onder de werkingssfeer van de Wjsg, is de rechtbank van oordeel dat dit niet geldt voor het feedbackformulier. Het feedbackformulier valt naar het oordeel van de rechtbank niet onder een van de definities in artikel 1 van de Wjsg ten aanzien van de gegevens waarop de Wjsg van toepassing is.
15. De rechtbank is allereerst van oordeel dat het feedbackformulier niet behoort tot het persoonsdossier aangezien het niet aan een rechterlijke autoriteit is uitgebracht (artikel 1, aanhef en onder c, van de Wjsg). Niet is gebleken dat het feedbackformulier aan de Pro Justitia rapportage wordt gehecht of naar het Openbaar Ministerie (OM) of de strafrechter wordt toegestuurd.
16. Het feedbackformulier is ook geen strafvorderlijk gegeven (artikel 1, aanhef en onder b, van de Wjsg). Het OM beschikt namelijk niet over het feedbackformulier.
17. Het feedbackformulier is ook geen justitieel gegeven als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wjsg. In het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Bjsg), meer in het bijzonder de artikelen 2, 6 en 7, staat welke gegevens als justitiële gegevens worden aangemerkt. Alleen de daarin specifiek omschreven gegevens zijn justitiële gegevens. Samengevat gaat het om NAW-gegevens (naam, adres en woonplaats) en dergelijke van een natuurlijk persoon (artikel 6) en gegevens over de strafrechtelijke afdoening en tenuitvoerlegging (artikel 7). Justitiële gegevens vormen tezamen het zogenaamde ‘strafblad’. Het feedbackformulier valt niet onder de in de artikelen 6 en 7 van het Bjsg genoemde gegevens.
18. Ook anderszins is de rechtbank niet gebleken dat het feedbackformulier onder de Wjsg valt. De feedback is bedoeld als kwaliteitsinstrument binnen het Pro Justitia onderzoek. Het moet worden gezien als een van de manieren waarop het NIFP de kwaliteit bewaakt en bevordert van de Pro Justitia rapportages. De rapporteur blijft zelf te allen tijden verantwoordelijk voor de inhoud van het rapport, en de feedback hoeft ook niet in het rapport te worden verwerkt.Zoals hiervoor reeds overwogen, wordt het feedbackformulier niet aan de rechter verstrekt die in het strafproces moet beslissen.
19. Gezien al het voorgaande is op eisers verzoek de Avg van toepassing en niet de Wjsg. Dit betekent dat de minister het besluit op een verkeerde grondslag heeft genomen (de Wjsg in plaats van de Avg). Het beroep is dus gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal in het hierna volgende bezien of de rechtsgevolgen van het besluit desalniettemin in stand kunnen blijven, of dat de minister een nieuw besluit moet nemen.
Had de minister (onderdelen) van het feedbackformulier aan eiser moeten verstrekken?
20. De minister heeft met een verzoek op geheimhouding in de zin van artikel 8:29 van de Awb het feedbackformulier ingediend. De rechtbank heeft, met toestemming van eiser, het feedbackformulier ingezien.
21. De rechtbank is van oordeel dat het feedbackformulier geen persoonsgegevens in de zin van de Avg bevat en dat de minister eiser daarom geen inzage in dit formulier heeft hoeven geven. Zij overweegt hiertoe als volgt.
22. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat geen sprake is van persoonsgegevens in de zin van de Avg bij een juridische analyse, in het bijzonder de juridische analyse die in een minuut van de Immigratie en Naturalisatiedienst staat.Hierbij gaat het namelijk om een analyse van de gegevens over een persoon met het oog op een door de staatssecretaris te nemen besluit. Anders dan de gegevens van de aanvrager die in de minuut staan, die de feitelijke basis kunnen vormen voor de juridische analyse, is het niet de bedoeling dat de aanvrager deze juridische analyse zelf controleert op de juistheid ervan noch dat deze hiervan rectificatie kan verzoeken. Maar als de feitelijke grondslag deel uitmaakt van hetzelfde document als de juridische analyse, kan die feitelijke grondslag volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie wel persoonsgegevens bevatten. Verder heeft de Afdeling overwogen dat de reden dat op grond van de Avg geen inzage in een juridische analyse hoeft te worden verstrekt is dat het geen gegevens betreft die door de betrokkene zelf op juistheid kunnen worden gecontroleerd. Gelet op een arrest van de Hoge Raadgeldt hetzelfde voor een medische analyse van dergelijke gegevens.
23. De rechtbank is van oordeel dat de feedback kan worden gezien als een analyse van het Pro Justitia rapport. Het feedbackformulier is er immers voor bedoeld om de kwaliteit van het Pro Justitia rapport te controleren. Zo wordt gekeken of de redenering uit het rapport klopt en of het rapport logisch is opgebouwd. Uit de voorgaande rechtspraak leidt de rechtbank af dat een analyse op basis van iemands persoonsgegevens, geen persoonsgegeven in de zin van de Avg is. Als de analyse ook de feitelijke grondslag bevat op basis waarvan de analyse is uitgevoerd, dan kan die feitelijke grondslag wel persoonsgegevens bevatten. Daar is hier echter geen sprake van. De feitelijke grondslag betreft in dit geval informatie in de Pro Justitia rapportage zelf. Die informatie is echter geen onderdeel van de feedback. Daarom komt de rechtbank tot de conclusie dat het feedbackformulier geen persoonsgegevens in de zin van de Avg bevat. De minister heeft eiser daarom geen inzage in dit formulier hoeven geven. De beroepsgrond slaagt niet.
Had de minister de naam van de feedbackgever aan eiser bekend moeten maken?
24. De minister heeft op zitting aangegeven dat de naam van de feedbackgever gezien deze uitspraak toch zal worden vrijgegeven. De naam zal via een brief aan eiser bekend worden gemaakt.
25. Gelet op het voorgaande slaagt deze beroepsgrond van eiser, en is het beroep ook op dit punt gegrond. De rechtbank zal nog wel op de overige punten van het beroep beslissen.
Ad (iii) De Pro Justitia rapportage
26. Eiser wil graag het Pro Justitia rapport hebben. Hij is het er niet mee eens dat hij dit bij Justid moet opvragen, omdat volgens hem het NIFP voor dit rapport verantwoordelijk is. Ook zit eiser dwars dat hij geen correctierecht voor dit rapport heeft gehad, en dat de correcties van zijn moeder niet goed zijn verwerkt.
27. De rechtbank overweegt allereerst dat de Pro Justitia rapportage in eerste instantie wel onder het verzoek van eiser viel, en dat het ook onderdeel was van het primaire besluit. In dit besluit heeft de minister verwezen naar Justid, omdat de rapportages daar verwerkt zouden worden. Uit het verslag van de hoorzitting blijkt echter dat het verzoek van eiser toen verder is gekaderd, en dat is afgesproken dat het verzoek om verkrijging van de Pro Justitia rapportage niet meer in bezwaar besproken hoefde te worden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de minister hier terecht niet meer over heeft beslist in bezwaar. Het valt daarom buiten de omvang van het geschil, waardoor de rechtbank hier niet over kan oordelen. Bovendien is op zitting gebleken dat eiser dit rapport inmiddels heeft ontvangen.
28. Eiser wil ook dat het trajectconsult dat in het kader van de strafprocedure is verricht wordt verstrekt, en de correspondentie die hieromheen is geweest. Volgens eiser zijn er bij dit trajectconsult verkeerde persoonsgegevens gebruikt. Er heeft een persoonsverwisseling tussen hem en zijn broer plaatsgevonden.
29. De rechtbank is van oordeel dat uit het verzoek van eiser onvoldoende is gebleken dat eiser ook het trajectconsult en de correspondentie hieromtrent wilde ontvangen. Eiser heeft verzocht om “
rapportage 30 aug 2020 [A] & Gz-psycholoog van de feedback op de rapportage. Gegevens opvragen administratie uitdraai omvang alles, recht op rectificatie gegevens onjuist…”.Uit deze formulering blijkt niet duidelijk dat eiser ook stukken over het trajectconsult wilde ontvangen. Dit blijkt ook niet uit de stukken die eiser na dit verzoek nog heeft ingediend in deze procedure. Eiser heeft het in deze stukken wel nog gehad over een persoonsverwisseling die tussen hem en zijn broer zou hebben plaatsgevonden. Op zitting heeft eiser toegelicht dat die persoonsverwisseling speelde bij het trajectconsult. Uit de stukken blijkt dit echter niet. Daarom had de minister ook geen stukken over het trajectconsult aan eiser hoeven overleggen. De beroepsgrond slaagt niet.