In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde die in persoon procedeerde. De zorgverzekeraar vorderde betaling van openstaande posten, vermeerderd met rente en kosten, maar de kantonrechter heeft de vordering afgewezen. De zaak betreft een zorgverzekering die de gedaagde had bij de rechtsvoorganger van Zilveren Kruis, Avero Achmea, welke op 5 januari 2021 is beëindigd. Zilveren Kruis stelde dat de gedaagde niet alle premie en eigen bijdrage op tijd had betaald, maar de gedaagde voerde aan dat het om oude posten ging die hij niet kon controleren.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 februari 2023 heeft de kantonrechter de standpunten van beide partijen gehoord. Zilveren Kruis heeft een financieel overzicht overgelegd ter onderbouwing van haar vordering, maar de kantonrechter oordeelde dat de gevorderde posten zeer oud zijn en dat Zilveren Kruis onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de verjaring van deze vorderingen is gestuit. De kantonrechter wees erop dat het de verantwoordelijkheid van Zilveren Kruis was om de vordering voldoende te onderbouwen, vooral gezien de ouderdom van de posten.
Daarnaast heeft de kantonrechter ambtshalve kennisgenomen van eerdere verstekvonnissen die mogelijk betrekking hadden op dezelfde posten. Aangezien Zilveren Kruis niet kon uitsluiten dat deze posten al in eerdere procedures waren meegenomen, concludeerde de kantonrechter dat de vordering onvoldoende was onderbouwd. De kantonrechter heeft de vordering van Zilveren Kruis afgewezen en veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de gedaagde, die op nihil zijn begroot.