ECLI:NL:RBMNE:2023:1030
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering na Eerstejaars Ziektewet-beoordeling en geschil over arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft eiser, die als uitzendkracht werkzaam was als subsidiemedewerker, zich op 5 oktober 2020 ziek gemeld. Na een Eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) heeft het Uwv op 30 augustus 2021 besloten de ZW-uitkering van eiser per 5 november 2021 te beëindigen, omdat hij op dat moment meer dan 65% van zijn eerdere loon kon verdienen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard bij besluit van 22 april 2022. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en aanvullende medische informatie overgelegd, waaronder rapporten van een chiropractor en fysiotherapeuten.
De rechtbank heeft op 17 november 2022 een zitting gehouden, waarbij eiser aanwezig was en het Uwv vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om het Uwv in de gelegenheid te stellen aanvullende medische rapporten over te leggen. Na het indienen van deze rapporten heeft de rechtbank besloten dat een tweede zitting niet nodig was en het onderzoek op 17 februari 2023 gesloten.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het Uwv de beëindiging van de ZW-uitkering terecht heeft gebaseerd op medische en arbeidskundige rapporten. Eiser heeft aangevoerd dat zijn medische beperkingen zijn onderschat en dat hij de geduide functies niet kan uitvoeren. De rechtbank oordeelt echter dat de rapporten zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiser heeft geen objectieve medische informatie overgelegd die de beoordeling van het Uwv in twijfel trekt. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiser meer kan verdienen dan 65% van zijn eerdere loon en verklaart het beroep ongegrond.