ECLI:NL:RBMNE:2023:1029

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22/5117
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op het vertrouwensbeginsel in het bestuursrecht met betrekking tot WIA-uitkering en terugvordering van voorschot

In deze zaak heeft eiseres een beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin het voorschot op haar WIA-uitkering werd teruggevorderd. Eiseres had eerder een voorschot van € 1.507,93 bruto per maand ontvangen, maar na een herbeoordeling van haar aanvraag voor een WIA-uitkering, besloot het Uwv dat zij het voorschot moest terugbetalen. Eiseres beroept zich op het vertrouwensbeginsel, stellende dat het Uwv haar had toegezegd dat zij het voorschot niet terug hoefde te betalen. De rechtbank oordeelt dat er weliswaar sprake is van een gerechtvaardigde verwachting, maar dat het algemeen belang bij een juiste verdeling van uitkeringsgeld zwaarder weegt. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft besloten tot terugvordering van het voorschot, omdat eiseres ook een WIA-uitkering heeft ontvangen die haar recht gaf op de bedragen die zij eerder als voorschot had ontvangen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5117

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde mr. J.M. Stevers)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: A. Hoogeveen).

Inleiding

1. Eiseres heeft bij het Uwv een uitkering aangevraagd op grond van de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Omdat het lang kan duren voordat haar aanvraag in behandeling kan worden genomen, heeft zij een voorschot op haar WIAuitkering aangevraagd. Bij besluit van 10 september 2021 heeft het Uwv eiseres per 2 augustus 2021 een WIAvoorschot toegekend van € 1.507,93 bruto per maand, exclusief vakantiegeld. Het bedrag zal steeds rond de 23e van de maand aan eiseres worden uitbetaald.
2. In het besluit van 4 oktober 2021 heeft het Uwv beslist op de aanvraag van eiseres om een WIAuitkering. De aanvraag is afgewezen. In dit besluit is onder meer opgenomen:

“Beëindiging voorschot

U heeft van 2 augustus tot en met 30 september 2021 een voorschot op uw uitkering gekregen. Dat voorschot beëindigen wij op 2 augustus 2021. U hoeft het voorschot niet terug te betalen.”
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 4 oktober 2021. Dit bezwaar is door het Uwv op 24 mei 2022 gegrond verklaard, waarna eiseres per 2 augustus 2021 alsnog in aanmerking is gebracht voor een WIAuitkering. In het besluit van 30 mei 2022 heeft het Uwv bepaalt dat eiseres over de periode van 2 augustus 2021 tot en met 31 mei 2022 recht heeft op en nabetaling aan WIAuitkering van bruto € 4.797,00. Op 31 mei 2022 is het nettobedrag aan eiseres uitgekeerd.
4. Bij besluit van 24 juni 2022 (
het primaire besluit 1) is het Uwv teruggekomen op het besluit van 4 oktober 2022 voor zover daarin staat vermeld dat eiseres het voorschot op haar WIAuitkering niet terug hoeft te betalen. Bij besluit van 27 juni 2022 (
het primaire besluit 2) heeft het Uwv het voorschot op de WIAuitkering van € 3.015,86 van eiseres teruggevorderd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten. Bij besluit van 12 september 2022 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
5. Eiseres heeft beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is bij de rechtbank op 15 februari 2023 op een zitting behandeld. Eiseres is verschenen, vergezeld door D.M. Zaborek die op de zitting als tolk heeft gefungeerd voor eiseres, en bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv is op de zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Het geschil

6. Eiseres voert aan dat het Uwv het voorschot ten onrechte van haar heeft teruggevorderd en beroept zich op het vertrouwensbeginsel. In het besluit van 4 oktober 2021 heeft het Uwv schriftelijk toegezegd dat eiseres het voorschot niet terug hoefde te betalen. Dit is ook opgenomen in een interne notitie van het Uwv van dezelfde datum. Eiseres heeft weliswaar alsnog een WIAuitkering toegekend gekregen, maar de uitkering is niet genoeg om van rond te komen. Op de zitting heeft eiseres betoogd dat het Uwv haar ook na de toekenning van haar WIAuitkering, telefonisch heeft toegezegd dat zij het voorschot niet terug hoefde te betalen.
7. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat er weliswaar sprake is van een toezegging, maar dat het feit dat eiseres alsnog een WIAuitkering heeft gekregen vanaf 2 augustus 20221 maakt dat die toezegging niet hoeft te worden nagekomen. Eiseres zou anders in de maanden augustus en september 2021 dubbel geld ontvangen. Het algemeen belang bij een juiste verdeling van het uitkeringsgeld prevaleert.

Beoordeling van het geschil

8. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk in de zaak. Waarom dat zo is, legt de rechtbank hierna verder uit.
9. Het betoog van eiseres dat het Uwv haar ook na de toekenning van haar WIAuitkering telefonisch heeft toegezegd dat zij het voorschot niet terug hoefde te betalen, heeft eiseres pas op de zitting voor het eerst naar voren heeft gebracht. Hierdoor heeft het Uwv, maar ook de rechtbank, niet adequaat op deze beroepsgrond kunnen reageren. Geschilpunten moeten uiterlijk tien dagen voor de zitting aan de orde zijn gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank verzet de goede procesorde zich er dan ook tegen om dit betoog bij de beoordeling van de zaak te betrekken. De rechtbank laat dit daarom verder buiten beschouwing.
10. Het is vaste rechtspraak dat bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel drie stappen moeten worden doorlopen. [1] Er moet sprake zijn van een toezegging (stap 1) en die toezegging moet aan het bestuursorgaan, in dit geval het Uwv, kunnen worden toegerekend (stap 2). De rechtbank oordeelt dat in ieder geval aan de eerste twee stappen is voldaan. In het besluit van 4 oktober 2021 heeft het Uwv immers schriftelijk aan eiseres toegezegd dat zij het voorschot niet hoeft terug te betalen. Dat betekent dat eiseres er in beginsel op mocht vertrouwen dat zij het voorschot niet terug hoefde te betalen.
11. Dat er sprake is van een gerechtvaardigde verwachting betekent echter nog niet dat daar altijd aan moet worden voldaan. Zwaarder wegende belangen, zoals het algemeen belang of belangen van derden, kunnen daaraan in de weg staan. Bij deze belangenafweging kan ook een rol spelen of eiseres op basis van de gewekte verwachting handelingen heeft verricht of nagelaten als gevolg waarvan zij nu schade lijdt of nadeel ondervindt. Beantwoording van de vraag of het gewekte vertrouwen moet worden gehonoreerd, is stap 3 van de beoordeling.
12. De rechtbank vindt dat het Uwv het algemeen belang bij een juiste verdeling van het uitkeringsgeld in dit geval zwaarder heeft mogen laten wegen. Dat betekent dat het vertrouwen van eiseres dat zij het voorschot niet terug hoefde te betalen, niet hoefde te worden gehonoreerd. Met het besluit van 30 mei 2022 werd voor eiseres duidelijk dat zij vanaf 2 augustus 2021 een WIAuitkering kreeg: dus óók over de maanden augustus en september 2021 waarover zij al een voorschot had ontvangen. Op 24 juni 2022 heeft het Uwv eiseres laten weten dat zij het voorschot moest terugbetalen. De rechtbank is niet gebleken dat eiseres in de tussengelegen periode (van bijna vier weken) handelingen heeft verricht vanuit haar vertrouwen, waar zij door de terugvordering van het voorschot nu nadeel of schade van ondervindt. Dat de WIA-uitkering van eiseres laag is en zij daar naar eigen zeggen niet van rond kan komen, staat daar los van. Op 31 mei 2021 heeft eiseres in één keer een bedrag van bruto € 4.797,00 aan WIAuitkering ontvangen. De rechtbank ziet niet waarom eiseres dat geld (deels) niet heeft kunnen gebruiken om het teveel ontvangen voorschot terug te betalen, desnoods met een betaalregeling. Het beroep slaagt niet.

Conclusie

13. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer de Bruin, griffier. De beslissing is op 3 maart 2023 in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 31 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4351.