ECLI:NL:RBMNE:2023:1015

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
C/16/550802 / FV RK 23-105
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • P.A.M. Penders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 17 februari 2023, is een zorgmachtiging verleend aan betrokkene, geboren in 1976, die verblijft in een instelling. De rechtbank heeft deze beslissing genomen naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een chronische psychotische stoornis, wat leidt tot een aanzienlijk risico op maatschappelijke teloorgang. De advocaat van betrokkene heeft het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen, stellende dat betrokkene op een goede plek zit en dat de zorg op vrijwillige basis kan worden voortgezet. De psychiater daarentegen pleitte voor de zorgmachtiging, wijzend op de noodzaak van structuur en begeleiding voor betrokkene.

De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat, ondanks de vrijwilligheid van betrokkene, de zorgmachtiging noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend tot en met 17 augustus 2023, met de mogelijkheid om de instemming van een vertegenwoordiger te verkrijgen. De rechtbank heeft de verzoeken om verdere zorgmachtiging afgewezen, maar benadrukt dat de verplichte zorg evenredig en effectief is, en dat er op dit moment geen minder bezwarende alternatieven zijn. De beschikking is mondeling gegeven door rechter P.A.M. Penders en schriftelijk uitgewerkt op 6 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/550802 / FV RK 23-105
Externe referentie: ZM/IND/95753
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 17 februari 2023, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende te [Instelling] , [Locatie] ,
hierna: betrokkene,
advocaat: mr. A.W. Grijseels.

1.Procesverloop

1.1.
Voor het eerdere verloop van de procedure wordt verwezen naar de beschikking van 2 februari 2023 waarbij de rechtbank de zorgmachtiging – bij wijze van noodmaatregel ter overbrugging tot de volgende zitting – heeft verleend tot en met 18 februari 2023.
Iedere verdere beslissing heeft de rechtbank aangehouden.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 februari 2023 bij [Instelling] , [Locatie] te [plaats] .
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door mr. A.W. Grijseels;
- mevrouw [A] , psychiater;
- de heer [B] , stiefvader van betrokkene.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling niet direct uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft diezelfde middag de kennisgeving mondelinge uitspraak naar partijen gemaild.

2.Beoordeling

Het verzoek
2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie.
De standpunten
2.2.
De advocaat heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Betrokkene zit op een goede plek waar ook voor hem de juiste zorg wordt verleend. Het is evident dat er sprake is van een psychische stoornis waarvoor betrokkene zorg nodig heeft. Het verblijf en de behandeling kan echter op vrijwillige basis gecontinueerd worden. De afgelopen periode is er geen sprake geweest van incidenten die verwijzen naar het ernstig nadeel. Betrokkene werkt mee en heeft het naar zijn zin. Gelet op de vrijwilligheid van betrokkene, maar ook omdat redelijkerwijs niet te verwachten is dat het ernstig nadeel zich zal voordoen, dient het verzoek tot verlening van de zorgmachtiging te worden afgewezen.
2.3.
De psychiater pleit voor toewijzing van het verzoek. De psychiater verklaart dat sprake is van een goede samenwerking en dat betrokkene bereid is om afspraken te maken. Echter is bij betrokkene sprake van een chronisch psychotisch toestandsbeeld waarbij het continu nodig is om structuur en begeleiding te bieden. De psychiater benadrukt dat het evenwicht dat nu bereikt is binnen de behandeling, mede te danken is aan de zorgmachtiging. Betrokkene is niet in staat om zijn eigen wil te bepalen. Betrokkene is ook niet in staat om te vertellen hoe het met hem gaat. Daarvoor is observatie en bevraging van de verpleegkundigen en begeleiders op de afdeling nodig. Dit geldt ook als het gaat om de commitment ten aanzien van de behandeling, die de psychiater noodzakelijk acht. In het kader van deze behandeling worden aan betrokkene ook beperkingen opgelegd. De psychiater voelt zich alleen vrij deze beperkingen op te leggen onder de vlag van een machtiging. Om het evenwicht stabiel te houden en de continuïteit van zorg te kunnen waarborgen, blijft een zorgmachtiging noodzakelijk.
De inhoudelijke beoordeling
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Deze stoornis is chronisch van aard.
2.5.
De vraag is of deze stoornis nu nog steeds leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op: levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige materiële schade en maatschappelijke teloorgang. Betrokkene is van juli 2005 tot augustus 2022 opgenomen geweest op basis van een TBS maatregel. Zijn drugsgebruik is in remissie en er hebben zich in ieder geval sinds augustus 2022 geen (ernstige) incidenten voorgedaan. Dat er thans nog een aanzienlijk risico is op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel of ernstige materiële schade is niet aannemelijk geworden. Gelet op de beschreven toestand van wanen en hallucinaties bestaat echter in ieder geval wel het aanzienlijk risico op maatschappelijke teloorgang. De rechtbank volgt het standpunt van de advocaat met betrekking tot het ernstig nadeel daarmee niet.
2.6.
Om dit ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene zorg nodig.
2.7.
Ten aanzien van de vraag of sprake is van vrijwilligheid ten aanzien van de behandeling verschillen de advocaat van betrokkene en de psychiater van mening.
Betrokkene heeft verklaard dat hij in de instelling wil blijven en ook uit de verklaring van zijn stiefvader blijkt dat hij het daar naar zijn zin heeft.
De psychiater stelt dat ondanks de vele vrijheden die betrokkene heeft aan hem wel beperkingen worden opgelegd, die hem alleen opgelegd kunnen worden op basis van de zorgmachtiging. Met betrokkene kan niet overeengekomen worden dat in het kader van een vrijwillige behandeling deze beperkingen opgelegd kunnen worden, omdat betrokkene ten aanzien van deze beperkingen niet wilsbekwaam wordt geacht.
Ingevolge artikel 7:450 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is voor de uitvoering van een behandelovereenkomst de toestemming van de patiënt vereist. Als die toestemming wordt gegeven is sprake van vrijwilligheid als bedoeld in de Wvggz, Als betrokkene niet in staat moet worden geacht tot waardering van zijn belangen, vloeit uit de artikelen 7:465 en 7:466 BW voort dat deze toestemming kan worden gegeven door (voor zover hier van belang) een ouder (als deze hiertoe bereid is) of een mentor.
Pas als betrokkene zich, ondanks de toestemming van zijn ouder of mentor, verzet, ontstaat toepasselijkheid van de Wvggz.
Nu de psychiater van oordeel is dat betrokkene niet wilsbekwaam is ten aanzien van het maken van afspraken over zijn behandeling, waaronder afspraken over beperkingen, kan en moet zij deze afspraken maken met de ouder dan wel met de mentor van betrokkene. Mogelijk is de stiefvader van betrokkene geen ouder in de zin van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo), of is hij niet bereid in deze voor betrokkene op te treden, in welk geval het op de weg van de zorginstelling ligt om mentorschap voor betrokkene aan te vragen.
Overigens geldt op grond van artikel 1.3 lid 3 jo lid 4 Wvggz, dat als betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen in staat is ter zake van de uitoefening van zijn rechten en plichten op grond van de Wvggz en geen vertegenwoordiger voor hem optreedt, dat de zorgaanbieder een verzoek moet doen voor een mentorschap.
Als de ouder of mentor toestemming geeft voor de behandeling en de daaraan verbonden beperkingen, bestaat er geen noodzaak voor een rechterlijke machtiging, tenzij betrokkene zich verzet.
Voor nu geldt dat betrokkene chronisch psychotisch is waardoor bij het ontbreken van de hem thans onder de paraplu van de zorgmachtiging geboden zorg sprake is van een aanzienlijk risico op maatschappelijke teloorgang. Of betrokkene zich verzet is door de hospitalisering en de aard van zijn ziekte niet duidelijk. Nadat een vertegenwoordiger als hiervoor bedoeld is aangesteld, kan bezien worden of met betrokkenheid van deze vertegenwoordiger de zorg inderdaad volledig in vrijwilligheid gegeven kan worden.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank het afgeven van een machtiging wel nodig.
2.8.
Er zijn op dit moment geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.9.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.10.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Anders dan verzocht door de officier zal de rechtbank de zorgmachtiging verlenen tot en met 17 augustus 2023. De rechtbank ziet aanleiding om de zorgmachtiging in duur te beperken omdat het mogelijk lijkt binnen de termijn van de machtiging de instemming van een vertegenwoordiger en daarmee duidelijkheid over de vrijwilligheid te bereiken. De resterende verzochte duur wijst de rechtbank af.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 lid 2 Wvggz:
a. toedienen van vocht voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende
middelen en gevaarlijke voorwerpen
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het
gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt
tot en met 17 augustus 2023;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 17 februari 2023 mondeling gegeven door mr. P.A.M. Penders, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door N.L.J. Hitijahubessij als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 6 maart 2023.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.