Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiseres sub 1] ,
[A], hierna: [A (voornaam)] ,
[eiser sub 2],
[eiseres sub 3],
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1-11,
- de conclusie van antwoord met producties 1-10,
- de producties 12 en 13 van [eiseres sub 1] c.s.
- de e-mail van de rechtbank van 12 januari 2022, met daarin opgenomen de beslissing van de rechtbank om deze zaak op de rol te voegen met de zaak met zaaknummer / rolnummer C/16/521889 / HA ZA 21-349.
2.Waar gaat de zaak over?
- i) aan [eiseres sub 1] vanaf [2018] € 3.448,00, vanaf 1 januari 2019 € 3.516,96 en vanaf 1 januari 2020 € 3.604,88 bruto per maand aan partneralimentatie moet betalen;
- ii) aan [eiseres sub 1] voor zowel [eiseres sub 3 (voornaam)] als [A (voornaam)] (dus per kind) vanaf 23 februari 2017 € 1.484,00, vanaf 1 januari 2019 € 1.513,68 en vanaf 1 januari 2020 € 1.551,52 bruto per maand aan kinderalimentatie moet betalen; en
- iii) aan [eiser sub 2 (roepnaam)] (als destijds al meerderjarig kind) vanaf 23 februari 2017 € 1.564,00, vanaf 1 januari 2019 € 1.595,28 en vanaf 1 januari 2020 € 1.635,16 bruto per maand aan bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie moet betalen.
Tussen cliënte[ [gedaagde sub 1] , toev. rechtbank]
en de heer [gedaagde sub 2] bestaan meerdere rechtsverhoudingen.
.
3.De beoordeling
Samenvatting
“tot het moment dat het hof definitief heeft geoordeeld, waarbij aangenomen wordt dat het hof binnen een jaar na heden een definitief oordeelt velt over de verschuldigde kinder- en partneralimentatie.”Volgens [eiseres sub 1] c.s. betekent dit dat aan de opschorting door [eiseres sub 1] c.s. een termijn is verbonden van één jaar, omdat de regeling is aangegaan onder de aanname dat het hof binnen één jaar een definitief eindoordeel zou geven. Er is nadrukkelijk één jaar opgenomen, zodat het niet te lang zou duren. Volgens [gedaagde sub 1] c.s. is deze zinsnede niet bedoeld als tijdsbegrenzing. De regeling is getroffen voor het overbruggen van de periode tussen de verkoop van de beslagen goederen en de definitieve uitspraak van het hof over de alimentatie. De bedoeling was om de uitspraak van het hof af te wachten en aan de hand daarvan te becijferen hoeveel [gedaagde sub 2] te veel of te weinig had betaald. Vanwege wantrouwen bij [eiseres sub 1] , die vreesde dat [gedaagde sub 2] cassatie zou gaan instellen tegen de uitspraak van het hof waardoor het nog langer zou duren, is deze zinsnede opgenomen.
standstill” oftewel een tijdelijke regeling waarin staat wat partijen gedurende een afgebakende periode wel en niet moeten of mogen doen. Onder punt 5. van de regeling is ook opgenomen dat [gedaagde sub 2] en zijn bv’s zullen afzien van het leggen van beslagen ten laste van [eiseres sub 1] c.s.
“zolang het gerechtshof geen oordeel heeft gevormd ten aanzien van de verschuldigde kinder- en partneralimentatie, waarbij wordt aangenomen dat het hof binnen een jaar na heden een definitief oordeel zal vellen.”Het feit dat de periode van één jaar zowel bij punt 5. als bij punt 6. uitdrukkelijk is opgenomen door de advocaten na onderling overleg, duidt erop dat deze toevoeging niet zinledig is (zoals [gedaagde sub 1] c.s. in essentie betoogt). Daarbij komt dat mr. Van Coolwijk op zitting heeft aangegeven dat de periode van één jaar is opgenomen wegens wantrouwen bij [eiseres sub 1] , die vreesde dat [gedaagde sub 2] een ‘trucje’ zou uithalen waardoor het nog langer zou duren. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [eiseres sub 1] de opschorting heeft willen begrenzen tot één jaar en dat dit voor mr. Van Coolwijk - en daarmee [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] - ook duidelijk was. [eiseres sub 1] c.s. mocht er dan ook redelijkerwijs van uitgaan dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] instemden met een tijdsbegrenzing van één jaar door akkoord te gaan met het toevoegen van de betreffende zinsnede.
1.196,00(2,0 punten × tarief € 598,00)