ECLI:NL:RBMNE:2023:1005

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
10180423 UC EXPL 22-7261 JH/1050
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging arbeidsovereenkomst en goed werkgeverschap in het arbeidsrecht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en een gedaagde B.V. over de verlenging van een arbeidsovereenkomst. Eiseres, werkzaam als business development manager, was in dienst bij gedaagde en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die eindigde op 31 mei 2022. Eiseres vorderde nakoming van de arbeidsovereenkomst en betaling van het overeengekomen loon, terwijl gedaagde het aanbod voor verlenging van de arbeidsovereenkomst had ingetrokken. De procedure begon met een dagvaarding en mondelinge behandeling op 15 februari 2023, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten.

De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst na 31 mei 2022 was verlengd, omdat eiseres het aanbod tot verlenging had aanvaard. Dit aanbod was gedaan op 12 mei 2022, maar gedaagde had dit op 18 mei 2022 ongeldig gemaakt. De kantonrechter stelde vast dat gedaagde eiseres niet had geïnformeerd over de intrekking van het aanbod voordat zij op de hoogte was van haar zwangerschap, wat een schending van goed werkgeverschap inhield. De rechter oordeelde dat gedaagde niet vrij was om het aanbod in te trekken, en dat er een verlenging van de arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen.

De vordering van eiseres tot nakoming van de arbeidsovereenkomst werd toegewezen, evenals de betaling van het achterstallige loon en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de belangrijke rol van goed werkgeverschap en de noodzaak voor werkgevers om transparant te zijn in hun communicatie met werknemers, vooral in situaties die verband houden met zwangerschap.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10180423 UC EXPL 22-7261 JH/1050
Vonnis van 15 maart 2023
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. F.G. Vlaskamp,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.W.C. Bruins.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding met 16 producties, de conclusie van antwoord met 2 producties en de akte houdende wijziging van eis.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 februari 2023. [eiseres] was aanwezig, vergezeld door haar echtgenoot en bijgestaan door haar gemachtigde. Namens [gedaagde] waren aanwezig mevrouw [A] (bestuurder, hierna te noemen [A] ), de heer [B] (bestuurder) en mevrouw [C] (business unit manager [.] , hierna te noemen [C] ), eveneens bijgestaan door de gemachtigde.
Partijen hebben hun standpunten toegelicht. Mr. Vlaskamp heeft dat gedaan aan de hand van een pleitnota. Partijen hebben geantwoord op de door de kantonrechter gestelde vragen en zij hebben op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt.
1.3.
Hierna is uitspraak bepaald.
1.4.
[gedaagde] heeft de kantonrechter verzocht om de dagvaarding nietig te verklaren. Dit verzoek wordt afgewezen. [gedaagde] is door de wijze waarop [eiseres] haar vordering bij de kantonrechter heeft aangebracht niet in haar procesbelang geschaad.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is op 1 juni 2021 voor de duur van één jaar bij [gedaagde] in dienst getreden als business development manager. Haar brutoloon bedraagt € 3.857 per maand, exclusief 8,33% vakantietoeslag.
2.2.
Op 22 december 2021 en 4 mei 2022 heeft [gedaagde] met [eiseres] POP-beoordelingsgesprekken gevoerd. Het functioneren van [eiseres] werd voldoende beoordeeld, maar er kwamen wel verbeterpunten naar voren. In het gesprek van 4 mei 2022 heeft [gedaagde] [eiseres] meegedeeld dat zij het dienstverband na 31 mei 2021 wilde verlengen en dat [eiseres] aan de hand van een actieplan moest werken aan de verbeterpunten. Naar aanleiding van dit gesprek heeft [eiseres] een actieplan opgesteld met een deadline in juli 2022.
2.3.
Op 12 mei 2022 heeft [gedaagde] aan [eiseres] via DocuSign een (namens [gedaagde] ondertekend) aanbod toegestuurd voor de verlenging van de arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar.
2.4.
Op woensdag 18 mei 2022 hebben [A] en [C] een gesprek gevoerd met [eiseres] over de verlenging van de arbeidsovereenkomst. Op het verzoek van [eiseres] om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, heeft [gedaagde] afwijzend gereageerd. [A] heeft toegezegd dat bij het behalen van de doelen in het actieplan in september 2022 zal worden beoordeeld of de verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zou kunnen worden omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [eiseres] stelt dat zij na deze toezegging alsnog mondeling heeft ingestemd met de verlenging voor bepaalde tijd. [gedaagde] betwist dit uitdrukkelijk en stelt dat [eiseres] niet één keer heeft aangegeven dat zij blij was met het aanbod en dat zij het contract zou gaan tekenen. Diezelfde dag om 17.24 uur heeft [gedaagde] de aangeboden arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op DocuSign ongeldig gemaakt om de volgende reden: verlopen. [eiseres] heeft hiervan een melding van DocuSign ontvangen.
2.5.
Op donderdag 19 mei 2022 om 12.47 uur heeft [eiseres] , in reactie op voornoemde melding van DocuSign, aan een HR medewerker van [gedaagde] het volgende bericht gestuurd: “
Oh damn Jo! Ik ben te laat!!! Zou je het nog eens kunnen versturen?
2.6.
Op diezelfde donderdag 19 mei 2022 heeft [eiseres] in een gesprek op kantoor aan [A] en [C] verteld dat zij zwanger was. Op vrijdag 20 mei 2022 heeft [eiseres] thuis gewerkt.
2.7.
Op maandag 23 mei 2022 hebben [C] en [A] [eiseres] bij aankomst op kantoor meegedeeld dat het aanbod voor verlenging van de arbeidsovereenkomst was ingetrokken, dat de arbeidsovereenkomst zou eindigen op 31 mei 2022 en dat [eiseres] tot die tijd op non-actief was gesteld. Bij e-mail van 31 mei 2022 heeft [eiseres] [gedaagde] laten weten dat zij het niet eens was met de intrekking van de verlenging en heeft zij aanspraak gemaakt op de transitievergoeding en een aanzegvergoeding.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, na wijziging van eis, primair nakoming van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en veroordeling van [gedaagde] tot betaling van het overeengekomen loon vanaf 1 juni 2022 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, de wettelijke rente en € 2.501,05 aan buitengerechtelijke kosten. Subsidiair vordert [eiseres] een verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met de gelijke behandeling van mannen en vrouwen de arbeidsovereenkomst na 1 juni 2022 niet te verlengen, en veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 51.532,22 bruto aan materiële schadevergoeding en € 5.000 aan immateriële schadevergoeding.
3.2.
[gedaagde] voert uitdrukkelijk verweer tegen de vordering.
3.3.
Op hetgeen partijen aan hun verzoek en verweer ten grondslag hebben gelegd wordt hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de primaire vordering van [eiseres] tot nakoming dient beoordeeld te worden of de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 31 mei 2022 is doorgelopen.
4.2.
Uitgangspunt is dat een arbeidsovereenkomst tot stand komt door aanbod en aanvaarding. Dit kan mondeling of schriftelijk gebeuren. [eiseres] heeft gesteld dat zij het op 12 mei 2022 door [gedaagde] gedane aanbod mondeling tijdens het gesprek op 18 mei 2022 heeft aanvaard. [gedaagde] heeft dit echter uitdrukkelijk betwist. Uit de stellingen van partijen kan daarom niet worden vastgesteld dat zij op 18 mei 2022 al overeenstemming hadden bereikt over verlenging van de arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar.
4.3.
[gedaagde] heeft haar aanbod op woensdag 18 mei 2022 aan het einde van de dag ongeldig gemaakt. Zij wijst er op dat dit is gebeurd voordat zij kennis had genomen van de zwangerschap van [eiseres] op 19 mei 2022. De kantonrechter stelt echter vast dat [gedaagde] [eiseres] pas op 23 mei 2022 heeft meegedeeld dat zij haar aanbod had ingetrokken en [eiseres] ook pas op die dag op non-actief heeft gesteld. Indien [gedaagde] op 18 mei 2022 had besloten haar aanbod definitief in te trekken, had het in de rede gelegen dat zij [eiseres] hiervan in het gesprek op 19 mei 2022 op de hoogte had gebracht. Dat heeft zij niet gedaan. Door dit pas te doen nadat zij wist van de zwangerschap, bestaat het vermoeden dat [gedaagde] haar aanbod tot verlenging van de arbeidsovereenkomst met [eiseres] heeft ingetrokken vanwege haar zwangerschap. Maar ook als dit niet het geval zou zijn, heeft [gedaagde] gehandeld in strijd met goed werkgeverschap. De kantonrechter zal uitleggen waarom.
4.4.
[gedaagde] heeft [eiseres] in het gesprek op 18 mei 2022 niet gewaarschuwd dat zij het aanbod zou intrekken als [eiseres] die dag niet zou ondertekenen. Naar het oordeel van de kantonrechter hoefde [eiseres] daar ook niet op bedacht te zijn. De onderhandelingen gingen immers over verlenging voor bepaalde of onbepaalde tijd en partijen hadden daar op 18 mei juist een middenweg in gevonden. [A] had immers toegezegd dat bij het behalen van de doelen in het actieplan, al in september 2022 over een verlenging voor onbepaalde tijd zou worden beslist.
Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de handelwijze van [eiseres] voldoende dat zij het aanbod zo niet in, dan toch in ieder geval na het gesprek van 18 mei heeft aanvaard. Zo heeft zij de HR afdeling van [gedaagde] op 19 mei 2022 gevraagd om een nieuwe link (voor inzage en aanvaarding) van het aanbod in DocuSign. Niet betwist is bovendien dat zij diezelfde dag met [A] en [C] heeft afgesproken om haar zwangerschap op maandag 23 mei 2022 aan de collega’s bekend te maken tijdens een teamoverleg. Partijen hebben toen niet gesproken over aankondiging van vertrek. Kennelijk gingen zij daar toen dus niet van uit. Vast staat verder dat [eiseres] zich op vrijdag 20 mei 2022 heeft ingeschreven voor een beurs op 1 juli 2022 en dat zij de evaluatiemomenten uit het actieplan tot aan september 2022 in haar zakelijke agenda heeft gezet en in die van [C] .
[gedaagde] had zich dus moeten realiseren dat haar mededeling op 23 mei 2022 dat het aanbod was ingetrokken en dat [eiseres] direct kon vertrekken, [eiseres] volledig zou overvallen. Anders dan [gedaagde] stelt, had [eiseres] dit niet kunnen afleiden uit de automatisch gegenereerde melding op 18 mei 2022 van DocuSign dat het document ongeldig was verklaard omdat het was verlopen. [gedaagde] heeft [eiseres] op en na 18 mei 2022 in de veronderstelling gelaten dat de verlenging een feit was.
4.5.
Onder deze omstandigheden stond het [gedaagde] niet vrij haar aanbod in te trekken. Nu [eiseres] het aanbod heeft aanvaard, is er met ingang van 1 juni 2022 een verlenging van de arbeidsovereenkomst tot stand gekomen voor de duur van één jaar. Dit betekent dat de primaire vordering tot nakoming van de arbeidsovereenkomst wordt toegewezen. Aan het subsidiair door [eiseres] gevorderde komt de kantonrechter niet toe.
4.6.
De vordering tot doorbetaling van het loon vanaf 1 juni 2022 is toewijsbaar. In de omstandigheid dat [eiseres] zich aanvankelijk lijkt te hebben neergelegd bij het einde van haar dienstverband en zij zich pas bij brief van haar gemachtigde van 16 augustus 2022 beroept op nakoming van de arbeidsovereenkomst, ziet de kantonrechter aanleiding de wettelijke verhoging over het te laat betaalde loon te matigen tot 25%. De wettelijke rente is toewijsbaar als na te melden.
4.7.
[eiseres] maakt verder aanspraak op vergoeding van € 2.501.05 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is.
De kantonrechter zal de vergoeding toewijzen tot € 1.506,52 inclusief btw, zijnde het wettelijk tarief dat aansluit bij het over juni 2022 tot en met februari 2023 onbetaald gelaten loon inclusief vakantietoeslag en wettelijke verhoging. Nu niet gesteld of gebleken is dat [eiseres] de buitengerechtelijke kosten al daadwerkelijk heeft betaald, wordt de wettelijke rente over deze kosten afgewezen.
4.8.
[gedaagde] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden aan de kant van [eiseres] begroot op:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 693,00
- salaris gemachtigde €
1.588,00(2 punten x tarief € 794,00)
Totaal € 2.406,03
De nakosten zijn toewijsbaar.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot nakoming van de arbeidsovereenkomst voor de bepaalde tijd van 1 juni 2022 tot 1 juni 2023;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen:
€ 3.857 bruto per maand, te vermeerderen met 8,33% vakantietoeslag, vanaf 1 juni 2022 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
de wettelijke verhoging over het achterstallig loon tot een maximum van 25%;
de wettelijke rente over (het saldo van) de hiervoor onder a en b toegewezen bedragen vanaf de diverse data van opeisbaarheid tot de voldoening;
€ 1.506,52 aan buitengerechtelijke kosten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 2.406,03, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132 aan salaris gemachtigde
,vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis
,vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2023.